Wat is een engel?

Wie zijn zij? De heilige Augustinus zegt over hen: "'Engel' geeft de functie aan, niet de natuur. Vraagt gij naar de naam van deze natuur? Dat is geest. Vraagt gij naar de functie? Dat is engel (Ps 103,1,15). Naar wat hij is, is het een geest, naar wat hij doet, is het een engel". De engelen zijn met heel hun wezen dienaren en boodschappers van God. Aangezien zij "voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is" (Mt 18,10) aanschouwen, zijn zij "uitvoerders van zijn bevel" (Ps 103,20).

Henrique Queiroz da Silva

Aan zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven, dat zij U op de handen nemen, opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen (Mt 4,6).

1. Is het bestaan van engelen een geloofswaarheid? Wie zijn die engelen?

Het bestaan van de geestelijke, niet-lichamelijke wezens die de heilige Schrift gewoonlijk ‘engelen’ noemt, is een geloofswaarheid. Het getuigenis van de Schrift is even duidelijk als de eenstemmigheid in de Overlevering dit is.

De engelen zijn door God geschapen, door een vrije beslissing van zijn goddelijke Wil. Engelen hebben intelligentie en wil. Zij overtreffen in perfectie alle zichtbare schepselen. (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 328-330).

Overwegen van het mysterie

Door de gemeenschap van de heiligen ontvangen alle christenen de genadegaven van iedere heilige Mis, of die nu wordt opgedragen in aanwezigheid van duizenden mensen, of er maar één kind aanwezig is om de Mis te dienen, dat misschien nog verstrooid is ook. In beide gevallen verenigen de hemel en de aarde zich om met de engelen van de Heer aan te heffen: Sanctus, sanctus, sanctus, Heilig, heilig, heilig…Ik sluit me aan bij de lofzang van de engelen. Dat gaat vanzelf omdat ik weet dat ik bij het opdragen van de heilige Mis door hen omringd word. Zij aanbidden de Drie-eenheid. (Christus komt langs, nr. 89)

Laten we eens kijken naar de rol van de engelen in het leven van Jezus, wat ons kan helpen om hun zending in ieder mensenleven beter te begrijpen. De christelijke traditie stelt de engelbewaarders voor als grote vrienden die God aan ieder mens heeft gegeven om hem op zijn weg te begeleiden en moedigt de mens dan ook aan om met de engelbewaarder om te gaan en zijn toevlucht tot hem te nemen. (Christus komt langs, nr. 63)

2. Wat is de missie van de Engelen in de heilsgeschiedenis van de mensheid?

Engelen zijn sinds de schepping en gedurende de hele heilsgeschiedenis aanwezig geweest om deze redding van ver of dichtbij aan te kondigen en om de voltooiing van het goddelijke plan te dienen: ze sloten het aardse paradijs af; hielden Abrahams hand tegen; leidden het Volk van God; kondigden geboorten en roepingen aan; en stonden de profeten bij.

De engelen waren in het bijzonder aanwezig vanaf de tijd voor de menswording van de Zoon van God. Aan Zacharias kondigde de engel Gabriël de geboorte van de Voorloper aan, aan Maria kondigde Gabriël de conceptie van Jezus zelf door het werk van de heilige Geest aan, en zijn geboorte.

Vanaf de menswording tot de Hemelvaart is het leven van het mensgeworden Woord omgeven door de verering en de dienst van de engelen. Hun lofzang bij de geboorte van Christus klinkt nog steeds door in de lofprijzing van de kerk: "Eer aan God..." (Lc 2,14). Zij beschermen Jezus' kindertijd, dienen Hem in de woestijn, sterken Hem in zijn doodsangst. Het zijn ook de engelen die "evangeliseren", wanneer zij de Blijde Boodschap van de menswording en van de verrijzenis van Christus aankondigen. Zij zullen Christus bij zijn wederkomst vergezellen, hem aankondigend, in dienst van het oordeel van de Heer. "De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon" (Mt 13,41-43). (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 332-333)

Overwegen van het mysterie

Laten wij mensen van vrede zijn, mensen van gerechtigheid, weldoeners, dan zal de Heer voor ons geen rechter zijn, maar een vriend, een broer, de Liefde. Mogen de engelen van God ons op onze — blijde! — weg over de aarde vergezellen. Vóór de geboorte van onze Verlosser — schrijft de heilige Gregorius de Grote — hadden wij de vriendschap van de engelen verloren. De erfzonde en onze dagelijkse zonden hadden ons van hun stralende zuiverheid verwijderd (…) Maar vanaf het ogenblik dat wij onze Koning weer erkend hebben, hebben ook de engelen ons weer als metgezellen aangenomen. En daar de hemelse Koning mens heeft willen worden, houden de engelen zich niet langer afzijdig van de ellende van de mensen. De menselijke natuur – die zij in de persoon van de hemelse Koning aanbidden en boven zich verheven zien – durven zij niet meer te beschouwen als geringer dan de hunne. En zij hebben er geen bezwaar meer tegen in de mens een metgezel te zien. (Christus komt langs, nr.187)

DIT IS DE GROTE VRIJMOEDIGHEID VAN HET CHRISTELIJK GELOOF: OM DE WAARDE EN WAARDIGHEID TE VERKONDIGEN VAN DE MENSELIJKE NATUUR

Het christelijk geloof maakt ons niet kleingeestig, het beknot de edele drijfveren van de geest niet, integendeel, het maakt ze juist sterker doordat het geloof er de ware en authentieke zin van onthult: wij zijn niet bestemd voor een of ander willekeurig geluk; we zijn geroepen om in het leven van God binnen te treden, om God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest te kennen en lief te hebben en, in de Drie-eenheid van God, alle engelen en alle mensen.

Hier ligt de verbazingwekkende durf van het christelijk geloof: de verkondiging van de waarde en de waardigheid van de menselijke natuur en de bevestiging dat wij zijn geschapen om, door de genade die ons verheft tot de bovennatuurlijke orde, de waardigheid van kinderen van God te bereiken. Dit zou echt een ongelooflijk waagstuk zijn als het niet zou zijn gebaseerd op het heilsplan van God de Vader, bezegeld met het Bloed van Christus en bekrachtigd en mogelijk gemaakt door de voortdurende werking van de heilige Geest. (Christus komt langs, nr. 133)

Hij komt zonder vertoon, zonder dat iemand het weet. Op aarde delen alleen Maria en Jozef in het goddelijk avontuur. En verder de herders die de boodschap kregen van de engelen, en ten slotte de wijzen uit het oosten. Zo vindt de transcendente gebeurtenis plaats waardoor hemel en aarde, God en mens, met elkaar worden verenigd. (Christus komt langs, 18)

3. Zijn alle engelen goed?

Achter de keuze van onze stamouders voor ongehoorzaamheid gaat een verleidelijke, aan God tegengestelde stem schuil, die hen uit afgunst de dood doet ondergaan. De Schrift en de Traditie van de Kerk zien in dit wezen een gevallen engel, Satan of duivel geheten. De Kerk leert dat hij eerst een door God geschapen, goede engel is geweest. "De duivel en de andere demonen zijn immers door God als van nature goed geschapen, maar zij zijn uit zichzelf slecht geworden". (Lateraans Concilie IV, 1215: DS 800).

De Schrift spreekt over een zonde van de engelen. Deze "zondeval" bestaat in de vrije keuze van deze geschapen geesten, die God en zijn rijk radicaal en onherroepelijk hebben afgewezen. Wij vinden een afspiegeling van deze opstand in de woorden die de verleider tot onze stamouders spreekt: "Gij zult gelijk worden aan God" (Gn 3,5). De duivel "zondigt vanaf het begin" (1 Joh 3,8), "hij is een aartsleugenaar" (Joh 8,44). Het is niet de onvolkomenheid van de oneindige, goddelijke barmhartigheid, maar het onherroepelijke karakter van de keuze van de engelen, dat ervoor gezorgd heeft dat hun zonde niet vergeven kan worden. "Want na de zondeval is er voor hen geen berouw meer mogelijk, zoals dat ook voor de mensen na de dood onmogelijk is". (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 391-393)

Overwegen van het mysterie

De duivel haalde met een verwrongen bedoeling het Oude Testament aan: want aan zijn engelen heeft Hij last gegeven u op al uw wegen te beschermen (Ps 90, 11). Maar Jezus weigert zijn Vader op de proef te stellen en geeft aan deze Bijbelse passage zijn ware betekenis terug. En als de tijd daarvoor is gekomen, verschijnen de boden van God de Vader om Hem te dienen als beloning voor zijn trouw. Het is de moeite waard om te kijken naar de manier waarop de satan tegen Christus optreedt: hij argumenteert met teksten uit de heilige Schrift en verdraait en vervormt lasterlijk hun betekenis. Maar Jezus laat zich niet bedriegen: het Woord dat vlees geworden is kent het Woord van God heel goed. Het is geschreven voor het heil van de mensen en niet om hen te misleiden en tot verdoemenis te brengen. Wie door de liefde met Jezus verbonden is, zo is onze conclusie, zal zich nooit door bedrieglijke manipulaties van de heilige Schrift laten misleiden. Hij weet dat het eigen aan de duivel is om te proberen het christelijk geweten in de war te brengen, en dat hij daarvoor listig dezelfde uitdrukkingen gebruikt als de eeuwige Wijsheid, in een poging duisternis te brengen waar licht is. (Christus komt langs, nr. 63)

Valse apostel van de dubbelhartigheid, dit is jouw werk. Je belijdt Christus met de mond maar niet met je werken; je trekt mensen aan met een licht dat je niet hebt; je mist de warmte van de liefde; je doet alsof je geeft om vreemden, maar laat de jouwen in de steek. Je bent leugenachtig, en de leugen is de dochter van de duivel… Je werkt voor de duivel en brengt de volgelingen van de Meester in verwarring. Je triomfeert hier vaak, maar, wee jou, als de dag aanbreekt waarop onze vriend de Dood komt en je de toorn van de Rechter zult zien die zich niet laat bedriegen! Geen dubbelhartigheid, Heer; dubbelhartigheid, nooit. (De Smidse, nr. 1019)

4. Hoe groot is de macht van de duivel?

De macht van de Satan is echter niet oneindig. Hij is maar een schepsel, machtig op grond van het feit dat hij louter geest is, maar nog altijd een schepsel: hij kan de grondvesting van het rijk van God niet verhinderen. Hoewel Satan in de wereld werkzaam is uit haat jegens God en zijn rijk in Jezus Christus, en zijn handelen zware schade toebrengt - van geestelijke en zelfs indirect van fysieke aard - aan iedere mens afzonderlijk en aan de maatschappij in haar geheel, wordt dit handelen toegelaten door de goddelijke voorzienigheid, die met kracht en met zachte hand de geschiedenis van de mens en de wereld leidt. Het toelaten door God van het handelen van de duivel is een groot mysterie, maar "wij weten dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben" (Rom 8,28). " (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 395)

Overwegen van het mysterie

De duivel lijkt me niet erg snugger!, zei je me. Ik begrijp zijn domheid niet: altijd dezelfde trucs, dezelfde leugens. Je hebt helemaal gelijk. Maar wij mensen zijn nog minder snugger en we worden niet wijzer door wat een ander met schade en schande heeft moeten leren - En satan houdt daar rekening mee om ons te bekoren. (De Voor, nr. 150)

Ik zou beter kunnen leven, vastberadener kunnen zijn, meer enthousiasme om me heen kunnen verspreiden… Waarom doe ik het dan niet? Omdat - neem me mijn openhartigheid niet kwalijk - je een domoor bent: de duivel weet deksels goed dat een van de slechtst bewaakte toegangspoorten tot die van de menselijke domheid is: de ijdelheid. Daar gaat hij nu met alle macht tegen aan: door sentimentele herinneringen in je op te roepen; door je ik-ben-altijd-het-zwarte-schaap complex, met de daarbij horende hysterische visie op jezelf; door je het idee in te geven dat je zogenaamd een gebrek aan vrijheid hebt. Waarom wacht je er nog mee de uitspraak van de Meester tot je door te laten dringen: Waakt en bidt, want ge kent dag noch uur? (De Voor, nr. 164)

Hindernissen? - Die kunnen er soms zijn. - Maar soms verzin je ze zelf uit gemakzucht of lafheid. - De duivel is bijzonder handig in het formuleren van dergelijke schijnredenen om niet te hoeven werken! Hij weet namelijk goed dat luiheid de moeder is van alle ondeugden. (De Voor, nr. 505)

We moeten een besluit nemen. Je mag niet zo leven dat je, zoals ze zeggen, één kaarsje brandend houdt voor de heilige Michaël en een ander voor de duivel. De kaars voor de duivel moet worden gedoofd. We moeten ons leven helemaal opbranden in dienst van de Heer. Als we echt ons best doen om heilig te worden, als we volgzaam zijn en ons leven in de handen van God leggen, dan zal alles goed gaan. Hij staat altijd klaar om ons zijn genade te geven, vooral in deze tijd: de genade voor een nieuwe bekering, voor een stap vooruit in ons leven als christen. (Christus komt langs, nr. 59)

5. Hoe helpen de engelen in het leven van de Kerk, en hoe helpen ze ieder van ons?

Heel het leven van de Kerk geniet van de mysterieuze en machtige hulp van de engelen. In haar liturgie voegt de Kerk zich bij de engelen om de driewerf heilige God te aanbidden; in de begrafenisliturgie roept zij hun bijstand in (“Mogen de engelen u naar het paradijs leiden...), of in de "Hymne van de cherubijnen" van de Byzantijnse liturgie. Bovendien viert ze meer in het bijzonder de gedachtenis van bepaalde engelen, zoals de engelbewaarders, de heilige Michaël, de heilige Gabriël, de heilige Rafaël.

Vanaf het begin tot de dood is het menselijk leven omringd door hun bescherming en voorspraak. "Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een engel om hem als een behoeder en herder naar het leven te leiden" (St. Basilius, Adv. Eunomium III, I: PG 29.656B). Vanaf het aardse bestaan neemt het christelijk leven in het geloof deel aan de gelukzalige gemeenschap van engelen en mensen, verenigd in God. (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 334-336)

Overwegen van het mysterie

Drink uit de klare bron van de Handelingen der Apostelen. In hoofdstuk 12 begeeft Petrus zich, door tussenkomst van engelen uit de gevangenis bevrijd, naar het huis van de moeder van Marcus. De aanwezigen willen het dienstmeisje niet geloven, dat beweert dat Petrus voor de deur staat. Angelus eius est. Het is zeker zijn engel, zeggen ze. Merk op, hoe vanzelfsprekend de eerste christenen omgingen met hun engelbewaarders. En jij? (De Weg, nr. 570)

Onze Engelbewaarder vergezelt ons altijd als onze kroongetuige. Hij zal bij het bijzonder oordeel na je dood de attenties die je in de loop van je leven aan Onze Lieve Heer hebt bewezen, naar voren brengen. Meer nog: als je je verloren zult voelen door de vreselijke aanklachten van de vijand, zal je engel aankomen met die diepe uitingen van je gevoel die je ooit tot God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest hebt gericht - en die je zelf misschien al vergeten bent. Daarom moet je je Engelbewaarder nooit vergeten en dan zal deze Hemelvorst je niet in de steek laten, nu niet en niet op het beslissende ogenblik. (De Voor, nr. 693)

Wij kunnen niet de pretentie hebben dat de engelen ons gehoorzamen…, maar wij hebben wel de absolute zekerheid dat zij altijd naar ons luisteren. (De Smidse, nr. 339)

Roep je engelbewaarder aan bij grote of kleine moeilijkheden, of als je iets nodig hebt. Hij kan de moeilijkheden met Jezus oplossen, of je de gevraagde dienst verlenen. (De Smidse, nr. 931)

We moeten leren om vol vertrouwen met de engelen om te gaan. Richt je tot hen, zeg je engelbewaarder dat het genadebrengende water van de Veertigdagentijd niet langs jouw ziel is afgegleden maar dat het, door je berouwvol hart, tot op de bodem is doorgedrongen. Vraag hun of zij onze goede wil, die de genade in ons heeft laten ontkiemen, naar de Heer willen brengen, als een lelie die opgebloeid is op een mestvaalt. Heilige engelbewaarders, “verdedig ons in de strijd, opdat wij niet omkomen bij het laatste oordeel.” (Christus komt langs, nr. 63)

Vraag de Heer dat wij, zolang wij op deze aardkloot verblijven, ons nooit afscheiden van deze goddelijke reiziger. Laten wij daartoe ook onze vriendschap met de heilige Engelbewaarders doen groeien. Wij hebben allemaal veel gezelschap nodig: gezellen van de hemel en van de aarde. Wees verknocht aan de heilige engelen. Vriendschap is zeer menselijk, maar ook zeer goddelijk, net als ons leven dat goddelijk en menselijk is. Bent u het eens met wat de Heer zegt: Ik noem u geen dienaars meer, maar vrienden (Joh 15,15). Hij leert ons vertrouwen te hebben in de vrienden van God die al in de hemel vertoeven en met de schepselen met wie wij het leven hier delen, ook met hen die van de Heer afgescheiden lijken te zijn, om hen weer in het goede spoor te helpen. (Vrienden van God, nr. 315)