De Evangelies bevatten talloze gesprekken tussen Jezus en mensen van allerlei achtergronden, en we kunnen ons er nog veel meer voorstellen. Een van de meest aangrijpende is zijn persoonlijke ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de bron. Toen de apostelen terugkeerden uit de stad, waar ze voedsel waren gaan halen, zagen ze tot hun verbazing dat de Meester in gesprek was met een vrouw. Zij was op het heetst van de dag alleen water komen putten, in plaats van samen met de andere vrouwen uit de stad. Ook zij was verbaasd dat Hij haar aansprak, want, zoals de evangelist uitlegt: “Joden onderhouden geen betrekkingen met de Samaritanen.” (Joh 4, 9).
In dit tafereel laat Jezus ons zien hoe belangrijk het is om oprecht geïnteresseerd te zijn in anderen. Met oneindige tederheid leidt Hij haar stap voor stap naar de waarheid. Hij negeert haar verkeerde overtuigingen of zondige daden niet, maar veroordeelt of beschuldigt haar evenmin. In plaats van haar te dwingen tot een bepaald standpunt, luistert Hij naar haar geloofsopvattingen en erkent Hij het geloof dat ze delen. Zijn antwoord is eenvoudig: Hij getuigt van de waarheid van de openbaring en, bovenal, van de waardigheid en waarde van ieder mens.
Een persoonlijk, individueel gesprek
Misschien heb je weleens zo’n ervaring gehad: dat iemand echt naar je luisterde en je serieus nam, zelfs als jullie van mening verschilden. Dat je de ruimte kreeg om je gedachten te uiten en toe te lichten, terwijl de ander geduldig en zonder onderbreking naar je standpunt luisterde. Misschien stelde die persoon vragen die, hoewel provocerend en voortkomend uit een andere invalshoek, met respect en oprechte interesse werden gesteld—een teken van echt luisteren.
Misschien raakte het je hoe bereid die ander was om van mening te veranderen, om te leren van wat jij te zeggen had. Hoe iemand stevig in zijn eigen overtuigingen kon staan en die kon verdedigen met een nederige houding en een vleugje humor—waardoor er een sfeer ontstond van wederzijds respect. Het ging er niet om dat de ander geen mening had of zomaar jouw standpunt zou overnemen. Maar hij toonde achting voor jou, liet zien dat je belangrijk voor hem was—zelfs als hij je van niets anders had overtuigd.
Deze houding kan je geïnspireerd hebben, niet alleen om je eigen opvattingen scherper te formuleren, maar ook om ze te toetsen aan die van anderen. Door gehoord te worden, voelde je je misschien aangespoord om op jouw beurt aandachtig naar anderen te luisteren. Want echte dialoog werkt aanstekelijk.
Misschien ging het gesprek over iets onbeduidends, zoals de populariteit van een bepaalde tv-serie. Jij was een grote fan, maar de ander wist op een tactvolle manier duidelijk te maken dat hij het niet met je eens was—zonder dat je je beledigd voelde. Misschien was het onderwerp serieuzer, zoals politiek of economie. Er zijn talloze manieren om de samenleving te organiseren, en het ontwikkelen en bevorderen van wat we de 'wereldse' sfeer zouden kunnen noemen, is een teken van gezonde menselijke volwassenheid. Maar nog waardevoller is het vermogen om te luisteren en te leren van andermans standpunten.
Soms overstijgt een gesprek het tijdelijke en gaat het over diepere, fundamentele zaken—religieuze of ethische kwesties. In zulke gesprekken staat er een objectieve waarheid op het spel. En toch wist de persoon met wie je sprak vreedzaam van mening te verschillen, zonder jouw perspectief te negeren.
Wat het onderwerp ook was, deze persoon heeft je iets essentieels laten zien: jij bent belangrijk, jij bent waardevol, jij bent geliefd. “We zijn geen toevallig, betekenisloos product van de evolutie. Ieder van ons is de vrucht van een gedachte van God. Ieder van ons is gewild, ieder van ons is geliefd, ieder van ons is nodig.”[1]
Het besef dat ieder mens uit liefde geschapen is, is de eerste waarheid die we moeten delen. Over deze prachtige realiteit van menselijke waardigheid staat in de pastorale constitutie Gaudium et Spes het volgende: “Want (de mens) bestaat alleen, doordat hij door God uit liefde is geschapen en door Hem altijd uit liefde in stand wordt gehouden; en zijn leven is alleen dan volledig volgens de waarheid, wanneer hij die liefde in vrijheid erkent en zich aan zijn Schepper toevertrouwt.”[2]
Dialoog: samen op weg naar de waarheid
Echte dialoog ontstaat wanneer twee mensen met elkaar in gesprek gaan met een gezamenlijke zoektocht naar waarheid. Ieder brengt zijn eigen perspectief en ervaring mee, en zelfs als beide sterke overtuigingen hebben, bouwt dialoog geen muren—integendeel. Ware dialoog wordt gekenmerkt door openheid naar de ander en het verlangen om van hem of haar te leren. Dit komt voort uit het besef dat echte dialoog niet draait om het verdedigen van onze mening of het overtuigen van anderen, maar om samen dichter bij de waarheid te komen.
Zoals paus Franciscus zei op Wereldcommunicatiedag: “We moeten onze verschillen oplossen door dialoogvormen die ons in begrip en wederzijds respect doen groeien. Een cultuur van ontmoeting vereist dat we niet alleen bereid zijn te geven, maar ook om te ontvangen.”[3] Dit betekent dat we open moeten staan voor elk inzicht dat de ander biedt—of het nu onze kennis verrijkt of een blinde vlek in onze houding onthult. “En juist door te proberen anderen te begrijpen, hun standpunten te doorgronden, ontdekken we ware aspecten waar we geen rekening mee hadden gehouden, worden onze voorstellen verfijnd en worden we uiteindelijk beter begrepen door anderen. Als het communicatiewerk daarentegen de vragen of twijfels van anderen negeert, krijgt monoloog de overhand op dialoog.”[4]
Opmerkelijk genoeg begint het eerste gebod, zowel in de Joodse wet als in Jezus’ onderricht aan christenen, met een gebiedende oproep die voorafgaat aan het gebod zelf: «Luister, Israël» (Deut 6, 4; Marc 12, 29). Liefde voor God en liefde voor anderen vereisen allereerst dat we onze oren openen—dat we aandacht hebben voor het woord van God én voor de behoeften van de mensen om ons heen.
Als waarheid ons belangrijkste motief is om de dialoog aan te gaan, mogen we nooit een van de grootste waarheden uit het oog verliezen: Gods liefde voor de persoon met wie we spreken. Hoezeer we ook hopen iemand te overtuigen van een bepaalde waarheid, dat mag nooit ten koste gaan van de diepere waarheid over hun waardigheid als mens. Wat het gespreksonderwerp ook is, ons respect voor anderen mag niet afhangen van de mate waarin ze het met ons eens zijn.
De manier waarop we anderen behandelen zegt vaak meer dan welk argument dan ook. Ons handelen zou hun persoonlijke waardigheid als kinderen van God moeten onderstrepen. “Mensen moeten gerespecteerd worden met religieuze toewijding. We moeten elkaar behandelen met dat gevoel van eerbiedig ontzag dat we voelen wanneer we in de aanwezigheid zijn van het heilige, want dat is wat wij mensen zijn: wezens geschapen naar het beeld van God.”[5]
De verantwoordelijkheid om vrij te zijn
Deze fundamentele waarheid over menselijke waardigheid vormt de basis van vrijheid—vrijheid van mening en meningsuiting, maar ook godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid. Omdat ieder mens als een uniek wezen is geschapen, met een eigen wil en verantwoordelijkheid, kunnen we het met elkaar oneens zijn over wat we als waarheid beschouwen. De diversiteit aan opvattingen en perspectieven onderstreept juist de transcendente natuur van de mens—wij worden niet uitsluitend gedreven door instincten of basisimpulsen, maar door een diepere, vrije keuze.
“Als je echt de grote waarde van de vrijheid begrepen hebt en met heel je hart houdt van deze goddelijke gave voor de ziel, dan heb je ook het pluralisme lief dat de vrijheid met zich meebrengt.”[6] Diversiteit moet dan ook verwelkomd worden, voor zover ze een uitdrukking is van vrijheid—want vrijheid zelf is een goed dat bemind en beschermd moet worden.
Paradoxaal genoeg is deze vrijheid, die voortkomt uit onze menselijke waardigheid, niet vrijblijvend. Ze is bedoeld om bewust te worden gebruikt, want we zijn “begaafd met verstand en vrije wil en daarom dragers van persoonlijke verantwoordelijkheid.”[7] We hebben niet alleen het vermogen, maar ook de plicht om standpunten in te nemen over de vele kwesties die onze samenleving beïnvloeden. “Kwesties die God aan de vrije meningsvorming van de mensen heeft overgelaten […] Dit betreft dan beslissingen ten aanzien van de verschillende filosofische, economische en politieke opvattingen, ten aanzien van artistieke of culturele stromingen en verder met betrekking tot problemen binnen het beroeps- en sociale leven, enz.”[8] In dergelijke zaken moedigde de heilige Jozefmaria katholieken altijd aan om hun vrijheid te verdedigen: “De persoonlijke vrijheid die de leken hebben om in het licht van de door het leergezag verkondigde principes concrete beslissingen te nemen van theoretische of praktische aard, die het meest recht doen aan hun persoonlijke overtuigingen en mogelijkheden.”[9]
Deze vrijheid is een universeel recht, maar komt op een bijzondere manier toe aan leken, wier verschillende persoonlijke roepingen samenkomen in één missie: de wereld van binnenuit heiligen. Als gewone christenen spreekt God tot ons door de omstandigheden en relaties van het dagelijks leven. We delen deze waarheid met anderen—via onze gesprekken, vriendschappen en werk—waardoor Christus een centrale plaats krijgt in alle menselijke activiteiten.
Toch kunnen veel seculiere bezigheden op verschillende, even geldige manieren worden uitgevoerd, zolang ze verenigbaar zijn met de waarheid. “Christenen moeten de legitieme veelheid en verscheidenheid van wereldlijke meningen erkennen.”[10] Of, zoals de heilige Jozefmaria het treffend verwoordde: “Er is geen dogma in tijdelijke dingen.”[11]
Waar God ons ook heeft geplaatst, we kunnen er zeker van zijn dat er goede mensen zijn—katholiek of niet—die verschillende, maar even legitieme oplossingen en perspectieven aandragen om het algemeen welzijn te bevorderen. Dit betekent echter niet dat we de ideeën van anderen kritiekloos moeten overnemen, of erger nog, helemaal geen standpunt moeten innemen. Dat zou een verwaarlozing zijn van onze eigen vrijheid en een gemiste kans om bij te dragen aan de samenleving. Sterker nog, als wij niet deelnemen aan het debat met waarheidsgetrouwe standpunten, krijgen onjuiste ideeën vrij spel en zullen zij nog luider klinken. “Wij, kinderen van God, burgers zoals anderen, moeten onbevreesd deelnemen aan alle activiteiten en eerbare organisaties van mensen, zodat Christus daarin aanwezig kan zijn. Onze Heer zal ons ter verantwoording roepen als ieder van ons uit luiheid of gemakzucht niet vrijwillig de menselijke daden en beslissingen ter harte neemt waarvan het heden en de toekomst van de samenleving afhangen.”[12] Vrijheid brengt verantwoordelijkheid met zich mee. We zijn geroepen om actief deel te nemen aan de gesprekken en debatten in de wereld om ons heen, om onze standpunten in te nemen en uit te dragen—net als ieder ander.
Vrijheid en dwaling
Vrijheid speelt een fundamentele rol in elke dialoog tussen mensen, zelfs wanneer de waarheid op het spel staat. We hebben het voorrecht vrije en intelligente wezens te zijn, maar tegelijkertijd de beperking van een onvolmaakte intelligentie. Dit betekent dat wanneer we worden geconfronteerd met complexe of veranderlijke kwesties—onderhevig aan tijd, plaats of menselijke gevoeligheid—er onvermijdelijk een breed scala aan meningen ontstaat.
Vrijheid stelt ons in staat te geloven dat vanille-ijs lekkerder is dan chocolade-ijs, of dat een democratie te verkiezen is boven een monarchie. Maar dezelfde vrijheid kan er ook toe leiden dat iemand iets omarmt dat objectief onjuist is—zoals de overtuiging dat wraak gerechtvaardigd is, of zelfs dat God niet bestaat. Vrijheid kan dus zowel een instrument van waarheid als van dwaling zijn, omdat we dit kostbare geschenk ook verkeerd kunnen gebruiken.
Wanneer meningsverschillen ontstaan over wat waar is, zijn ze niet alleen een uitdrukking van vrijheid, maar vaak ook een weerspiegeling van menselijke beperkingen—en soms zelfs van zonde. Het is vrijheid die we liefhebben, niet verschil om het verschil. Maar moeten we vrijheid verdedigen, zelfs als we weten dat ze tot dwaling of zonde kan leiden? In feite heeft God zelf onze vrijheid zo hoog gewaardeerd dat Hij ons zelfs vrij laat wanneer we moedwillig in dwaling volharden.
Het is belangrijk te beseffen dat de essentie van vrijheid niet ligt in de mogelijkheid om fouten te maken. Soms voelen we de neiging om het tegenovergestelde te doen van wat we weten dat juist is, simpelweg om onze onafhankelijkheid te bevestigen. Maar ware vrijheid is juist de vrijheid die de waarheid vindt en ernaar handelt. Wanneer we die waarheid negeren, raken we verstrikt in gehechtheden die ons belemmeren om helder te zien, bewuste keuzes te maken en het goede na te streven.
Daarom betekent het liefhebben en verdedigen van ieders vrijheid—zelfs de vrijheid om in een dwaling te volharden—niet dat we de dwaling zelf goedkeuren of verdedigen. Moreel relativisme doet alsof waarheid niet bestaat, alsof onze overtuigingen er niet werkelijk toe doen en alle opvattingen gelijkwaardig zijn. Het zou verleidelijk kunnen zijn om te denken dat een liefdevolle houding tegenover verschillen betekent dat we onverschillig moeten zijn, dat we eenvoudigweg kunnen zeggen: ‘Jij hebt jouw waarheid, ik heb de mijne.’ Maar ware naastenliefde is nooit onverschillig. Barmhartigheid zoekt altijd het welzijn van de ander. Ze erkent dat respect de enige weg is naar de waarheid en dat het uiteindelijke doel is om samen te genieten van de vrijheid die voortkomt uit de kennis en liefde van God.
Omdat anderen belangrijk voor ons zijn, willen we zelf steeds dichter bij de waarheid komen en wensen we hetzelfde voor hen. We weten immers dat de waarheid hen nóg vrijer zal maken (vgl. Joh. 8,32). Daarom, zonder de vrijheid van anderen te ontkennen, zijn we bereid alles te doen wat in onze macht ligt om hen te helpen, terwijl we onszelf ook openstellen om van hen te leren. Zoals de Kerk leert: “Men moet echter de waarheid zoeken op de wijze, die eigen is aan de waardigheid van de menselijke persoon en aan haar sociale natuur, namelijk door een vrij onderzoek, door middel van onderricht of vorming, van uitwisseling van ideeën en dialoog, waardoor men aan elkaar de waarheid uiteenzet, die men heeft gevonden of meent te hebben gevonden, om zo elkaar te helpen bij het zoeken naar de waarheid. Is men eenmaal tot de kennis van de waarheid gekomen, dan moet men deze standvastig aanvaarden met een persoonlijke instemming.”[13] Onze zoektocht naar de waarheid is een diep persoonlijke keuze, geworteld in onze menselijke waardigheid en vrijheid. Maar we zijn hierin niet alleen: we hebben elkaar nodig—de dialoog, onze onderlinge verbondenheid en de vrije begeleiding van anderen helpen ons om de waarheid steeds helderder te zien en te omarmen.
Kinderen van God
Naar aanleiding van Jezus’ woorden: “De waarheid zal u vrij maken.” (Joh. 8,32) zei Jozefmaria: “Wat is deze waarheid die vanaf het begin en gedurende ons hele leven aanwezig is op de weg naar de vrijheid? Ik zal het voor jullie samenvatten [...] te weten dat we uit de hand van God komen, dat we het voorwerp zijn van de voorliefde van de Allerheiligste Drie-eenheid, dat we kinderen zijn van zo’n grote Vader. (...) Vergeet niet: wie niet weet dat hij een kind van God is, kent zijn meest intieme waarheid niet.” Dit is onze diepste identiteit—een waarheid die verder reikt dan welke overtuiging of mening dan ook. Onze meningsverschillen worden relatief in het licht van deze fundamentele zekerheid, die ook geldt voor de persoon met wie we in gesprek zijn. Wanneer we deze waarheid in ons leven laten doorklinken en doorgeven, doen we dat in de geest van Christus, zoals Hij ons heeft geleerd.
Door op deze manier in dialoog te treden, groeien we steeds meer in verbondenheid met Christus, die—omdat Hij God is—oneindig vrij was. Niet omdat Hij tussen goed en kwaad moest kiezen, maar omdat Hij het goede volmaakt kende en ernaar handelde. De engelen en heiligen gingen ons voor op deze weg van ware vrijheid, ieder met zijn eigen karakter, talenten en roeping, maar allen verenigd in hun liefde voor God en de naaste.
---------------------------------------
Het is mogelijk dat je iemand hebt ontmoet die weigerde naar je te luisteren. Of deze persoon deed alsof hij of zij luisterde, maar was in werkelijkheid ongeduldig, wachtend tot je eindelijk zou stoppen met praten, zich voorbereidend als een leeuw die op het punt staat elk van je argumenten stuk voor stuk te verscheuren. Misschien voelde je de spanning toenemen, je hart begon sneller te kloppen, en de druk in je borstkas groeide. Je voelde de drang om te schreeuwen en je standpunt te verdedigen. De persoon met wie je in gesprek was, was misschien agressief of maakte het onderwerp persoonlijk. Waarschijnlijk was het laatste wat je wilde doen begrip tonen. Maar ware naastenliefde vereist begrip, zelfs in de meest uitdagende omstandigheden, want dit begrip is een getuigenis van Gods liefde voor de ander.
Als je voelt dat dit buiten je bereik ligt, dan heb je gelijk. Zoals Jezus zegt: “Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook.” (Luc 6, 32-33). Het is vanzelfsprekend om in dialoog te gaan met degenen die denken zoals wij, en om te luisteren naar degenen die naar ons luisteren. Maar begrip hebben, vooral wanneer dat moeilijk is, is soms een bovennatuurlijke daad. Het is een teken dat God in ons werkt als zijn instrumenten en Zijn tederheid en genegenheid tot uitdrukking brengt. “Want Hij is immers ook goed voor de ondankbaren en slechten.” (Luc 6, 35). Door anderen te behandelen naar hun waardigheid als kinderen van God, worden wij zelf “zoon van de Allerhoogste” (Luc 6, 35).
[1] Benedictus XVI, homilie bij de mis ter gelegenheid van het begin van het Petrusambt, 24 april 2005.
[2] Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie Gaudium et spes, nr. 19.
[3] Boodschap paus Franciscus ter gelegenheid van de 48ste Wereldcommunicatiedag, 1 juni 2014.
[4] Fernando Ocáriz, Afsluitende toespraak op het XI congres voor Kerkelijke Communicatiebureaus, 19 april 2018.
[5] Conferentie van Katholieke Bisschoppen van de Verenigde Staten, Economische rechtvaardigheid voor iedereen, 1986, nr. 28.
[6] Heilige Jozefmaria, Gesprekken, nr.98.
[7] Tweede Vaticaans Concilie, verklaring over de godsdienstvrijheid Dignitatis Humanae, nr. 2.
[8] Heilige Jozefmaria, Gesprekken, nr.12.
[9] Ibid.
[10] Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie Gaudium et spes, nr. 75.
[11] Heilige Jozefmaria, "De rijkdom van het geloof", ABC, Madrid, 2 november 1969.
[12] Ibid.
[13] Tweede Vaticaans Concilie, verklaring over de godsdienstvrijheid Dignitatis Humanae, nr. 3.