Professionele vorming (III): Burgers die met anderen samenwerken

Met ons werk en de relaties die er door ontstaan kunnen we de samenleving in overeenstemming met de menselijke waardigheid opbouwen.

Het verlangen naar zinvol werk omvat normaal gesproken het verlangen om iets waardevols toe te voegen en bij te dragen aan de verbetering van de samenleving. Zoals het oude verhaal gaat, kan iemand bij het produceren van bakstenen dit werk zien als het maken van bakstenen, het bouwen van een muur of het oprichten van een kathedraal. Het is ons verlangen om met ons beroep kathedralen te bouwen: iets van menselijke waarde en een teken van Gods aanwezigheid in de wereld.

Paus Franciscus moedigt ons aan: "Men moet er altijd aan denken dat de mens tegelijkertijd ‘in staat is zelf de verantwoordelijke bewerker van zijn materiële verbetering, zijn morele vooruitgang en de volledige vervulling van zijn geestelijke bestemming te zijn’. Arbeid zou het domein moeten zijn voor deze veelvormige persoonlijke ontwikkeling, waar veel dimensies van het leven mee gaan spelen; creativiteit, planning van de toekomst, ontwikkeling van vermogens, beoefening van waarden, communicatie met anderen, een houding van verering."[1]

De situatie in veel landen heeft dit beeld echter vertroebeld. In sommige landen zijn de werkomstandigheden onmenselijk; in andere landen is het merendeel van de banen nauwelijks toereikend om te overleven; en in het Westen hebben snelle veranderingen en opeenvolgende crises geleid tot een onzekere situatie die tot een zekere neerslachtigheid heeft geleid. Het dominante verhaal of de persoonlijke ervaring kan werk reduceren tot een activiteit die we nodig hebben om te overleven, maar die ons vaak ongelukkig en gefrustreerd maakt. Dit treft vooral jonge mensen die goed gekwalificeerd en getalenteerd zijn, maar die alleen werk kunnen vinden waarmee ze zichzelf nauwelijks kunnen onderhouden en het moeilijk vinden om de toekomst hoopvol tegemoet te zien. Ze kunnen zelfs overwegen om naar een ander land te verhuizen op zoek naar betere mogelijkheden. En velen gaan uiteindelijk op zoek naar bevredigend werk buiten hun vakgebied.

In een dergelijke context, waarin velen zich in deze situaties bevinden, belicht de boodschap van de heilige Jozefmaria over het heiligen van werk deze crisis met de hoop van het evangelie. Zoals Paus Franciscus zei: "Wie een crisis niet bekijkt in het licht van het evangelie, doet gewoon een autopsie op een kadaver. Zij zien de crisis, maar niet de hoop en het licht die het evangelie brengt. We hebben last van crises, niet alleen omdat we vergeten zijn hoe we ze moeten zien zoals het evangelie ons zegt, maar omdat we vergeten zijn dat het evangelie de eerste is die ons in een crisis brengt. Als we de moed en nederigheid kunnen hervinden om toe te geven dat crisistijd een tijd van de Geest is, zullen we ons niet langer overweldigd voelen als we geconfronteerd worden met duisternis, zwakheid, kwetsbaarheid, tegenstrijdigheid en verlies. In plaats daarvan zullen we erop blijven vertrouwen dat de dingen op het punt staan een nieuwe vorm aan te nemen, wat uitsluitend voortkomt uit de ervaring van een genade die verborgen ligt in de duisternis."[2]

Het licht dat het geloof werpt op onze arbeid benadrukt de oorspronkelijke waarheid dat de mens in de Tuin van Eden werd geplaatst ut operaretur,[3] om samen met God te werken aan het bouwen van de wereld, bij het creëren van de menselijke samenleving en cultuur. Kortom, werk is iets positiefs en iets goeds, een kans op persoonlijke en sociale vervulling, het scharnier van onze heiligheid en "een band van vereniging met onze medemensen en een middel om bij te dragen aan de vooruitgang van de hele mensheid, als een bron van middelen voor het onderhoud van het eigen gezin, als een mogelijkheid voor persoonlijke groei."[4]

Hier zullen we ons richten op de sociale repercussie van werk, dat zich uitbreidt in concentrische cirkels vanuit iemands directe omgeving om de effectieve transformatie van de wereld te helpen realiseren.

Liefde voor de wereld

Liefde voor de wereld en het verlangen om haar te verbeteren en tot God te brengen is een centraal aspect van de roeping tot het Werk en vormt de kern van haar boodschap. Deze geest brengt ons ertoe een goddelijke roeping te vinden in alle omstandigheden van het gewone leven, zoals de heilige Jozefmaria benadrukt: "Alleen als we God liefhebben kunnen we zijn wil liefhebben en ernaar verlangen aan de oproep te beantwoorden die Hij in het dagelijks leven tot ons richt: in ons beroep, werk, gezin, in de sociale contacten, bij ons lijden en dat van anderen, in de vriendschap en in onze inzet om te doen wat goed en rechtvaardig is."[5]

We zouden met een blik op de tragedies, onrechtvaardigheden en het lijden in de wereld van vandaag, en de oppervlakkigheid waarmee zoveel mensen leven, kunnen denken dat onze huidige wereld niet "beminnelijk" is, tenminste zolang ze niet verbetert. En het gevoel niet in staat te zijn veel bij te dragen aan die verandering kan ertoe leiden dat we ons opsluiten in onze eigen kleine wereld en bijbehorende relaties, problemen, interesses en projecten. Daar hebben we tenminste het gevoel dat we iets positiefs kunnen doen.

Toch haalt het besef dat God onze Vader is ons uit onze comfortzone als we denken aan de belofte van Psalm 2: Ik geef u de volken als erfdeel.[6] Een zoon ontvangt dit erfdeel met het verlangen om het vrucht te laten dragen, vergezeld van een hoopvol optimisme vanwege het schouwen van zijn Vaders vertrouwen en met een levendig verantwoordelijkheidsgevoel voor deze wereld die God in onze handen legt. Niets staat ‘buiten’ het hart van een kind van God, want het is de wereld zelf – alles en iedereen – waar deze erfdeel uit bestaat.

De liefde voor de wereld als geschenk dat God de Vader ons toevertrouwt, doet ons beseffen dat "we een grondige kennis nodig hebben van de tijd waarin we leven, van haar dynamiek en mogelijkheden, en ook van de beperkingen en onrechtvaardigheden, soms ernstige, die haar treffen."[7] Het gaat niet om een louter intellectueel begrip, maar om een ontmoeting met specifieke mensen, met hun dromen en hoop, hun gevoeligheden, behoeften en kritiek. Zo wordt kennis omgezet in empathie, in luisteren, in moeite doen om verantwoordelijkheid te nemen voor anderen en zich in te zetten om hun welzijn te zoeken, in liefde dat zich laat kennen door daden. Zoals Benedictus XVI zei in zijn encycliek Caritas in veritate: "Van iemand houden betekent zijn welzijn voor ogen hebben en zich daar effectief voor inzetten. Naast het individuele welzijn is er het welzijn dat verbonden is met de mensen in de samenleving: het algemeen welzijn. Dat is het welzijn van “wij allemaal”, opgebouwd uit individuen, gezinnen en kleinere groepen, die zich verenigen tot een sociale gemeenschap. Het is geen welzijn dat voor zichzelf wordt gezocht, maar voor de mensen die behoren tot de sociale gemeenschap en alleen daarin werkelijk en effectief hun welzijn kunnen vinden. Het algemeen welzijn wensen en zich daarvoor inzetten is een vereiste van gerechtigheid en liefde."[8]

Het is uit liefde – voor God, andere mannen en vrouwen en de wereld – dat de verheffende en transformerende kracht van de arbeid voortkomt, die ons in staat stelt om samen met anderen bij te dragen aan de opbouw van het "welzijn van ons allen" door de specifieke bijdrage van ons eigen beroep. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan staat model voor compassie met onze medeburgers. Paus Franciscus zei: "De parabel van Jezus roept ons op om onze roeping als burgers van ons land en van de hele wereld opnieuw te ontdekken: bouwen aan een nieuwe sociale band."[9] Maar, zoals hij verder opmerkt: "Zelfs de barmhartige Samaritaan had een herberg nodig voor de ondersteuning die hij niet persoonlijk kon bieden."[10] Het is de arbeid, van onszelf en van anderen, die ons in staat stelt bij te dragen aan de oplossing van menselijke noden.

Een manier van in de wereld staan

Een lekenmentaliteit is gebaseerd op het feit dat werk, sociale en politieke relaties, vrije tijd, enz. een ontmoetingsplaats met God zijn en een taak die toebehoort aan elke christen. Bovendien is arbeid de specifieke manier die ieder mens heeft om "zorg te dragen voor de erfenis" en mee te werken aan de opbouw van de maatschappij. Ons leven zou er heel anders uitzien zonder boeren, leraren, vrachtwagenchauffeurs en ingenieurs. Zoals de heilige Jozefmaria zei: "Arbeid is het voertuig waardoor de mens zich integreert in de samenleving, het middel waardoor hij deel gaat uitmaken van het geheel van menselijke relaties, het instrument waardoor hij een plaats, een omgeving krijgt in het menselijk samenleven. Arbeid en het bestaan in de wereld zijn twee zijden van dezelfde medaille; het zijn twee realiteiten die elkaar opeisen, zodat het onmogelijk is om het ene los van het andere te begrijpen."[11]

Die persoonlijke plek waar God op ieder van ons wacht, is een bevoorrechte omgeving om onze vrijheid in te zetten als het vermogen om met en voor anderen goede dingen tot stand te brengen, die ook goed voor onszelf zijn. "Laten we terugkeren naar het bevorderen van het goede, voor onszelf en voor de hele menselijke familie. Op die manier zullen we samen op weg gaan naar een echte en integrale ontwikkeling."[12] In de kapsalon, het kantoor, de klas, de boomgaard of de fabriek, is het in het "hier en nu" van onze arbeid waar de beslissende vraag rijst: Heer, wat is het goede dat U van mij verwacht? En juist deze inspanning om christelijke volmaaktheid na te streven in je beroep, om "het goede voorbeeld te geven, ieder op zijn eigen plaats, is reeds het zoeken naar het welzijn van de hele mensheid."[13]

Tegelijkertijd is het gemakkelijk te beseffen dat het tot stand brengen van het goede een taak is die het vermogen van een persoon te boven gaat. Het is eerder een gemeenschappelijke taak, een "gedeelde strijd", zoals de pandemie ons heeft doen beseffen. Paus Franciscus zei: "Niemand kan het leven aan in zijn eentje. We hebben nood aan een gemeenschap die ons ondersteunt en helpt, waarin we elkaar kunnen helpen om vooruit te blijven kijken. Hoe belangrijk is het om samen te dromen! In ons eentje riskeren we luchtspiegelingen te zien, dingen die er niet zijn. Dromen daarentegen, die bouwen wij samen. Laten wij dus dromen, als één enkele menselijke familie, als medereizigers uit hetzelfde vlees en bloed, als kinderen van dezelfde aarde die ons gemeenschappelijke huis is, ieder van ons met de rijkdom van zijn of haar geloof en overtuiging, ieder van ons met zijn of haar eigen stem, allemaal broeders en zusters!"[14] En de ervaring bevestigt dat samen goed doen de barrière van ideologische verschillen, verschillende levensstijlen of het gebrek aan geloof doorbreekt.

Er zullen altijd instellingen in de Kerk zijn die zich richten op sociale bijstand, en wij allen als christenen zijn geroepen om de barmhartige Samaritaan te zijn die stopt wanneer we onze gewonde broeder tegenkomen. Maar als leken hebben we de onvervreemdbare opdracht om aanwezig te zijn op de plaatsen waar de samenleving is gevormd, vooral die plaatsen die met ons beroep te maken hebben. Een architect kan bijvoorbeeld demonstreren tegen vervuiling, stemmen voor een gezinsvriendelijke partij en als vrijwilliger de daklozen in zijn stad helpen. Maar als hij of zij werkt op het gebied van stedenbouw, is hij of zij onvervangbaar in het creëren, samen met collega's, van groenere, intergenerationele, veiligere omgevingen, met basisdiensten, gemeenschappelijke ruimten, enz. op een manier die een directe invloed heeft op de luchtkwaliteit, familierelaties en toegang tot huisvesting.

Met naastenliefde en rechtvaardigheid

De grootste potentie om de samenleving te veranderen zit in deze christelijke manier van leven en zijn in de wereld, in het samenwerken en werken voor anderen. "Het geloof in de gestorven en verrezen Christus dat op ieder moment van ons leven aanwezig is, geeft licht aan ons geweten en spoort ons aan om bij de vraagstukken en problemen van de mensheid betrokken te zijn. De christen is in deze geschiedenis – die begon met de schepping van de wereld en zal eindigen met de voleinding van de tijd – niet iemand zonder vaderland, maar een burger van de aardse stad, met een ziel vol verlangen naar God."[15]

Als we ons concentreren op de arbeid, kunnen we ons afvragen welke kenmerken van de christelijke levenswijze het meest effectief zijn voor deze transformatie. Het antwoord zou een breed scala aan kwaliteiten zijn, maar twee deugden springen eruit vanwege hun speciale waarde: naastenliefde en rechtvaardigheid, gezien in hun sociale dimensie. Beide leiden tot een reeks houdingen die mensen vandaag erkennen als essentiële waarden voor het uitvoeren van een gemeenschappelijke onderneming, en die de sociale leer van de Kerk aanmoedigt. Deze leer biedt richtlijnen die met het licht van de waarheid van het evangelie de mogelijke manieren van handelen verlichten in de meest uiteenlopende sociale, culturele enz. situaties.

Vriendschap, solidariteit en sociale participatie leiden bijvoorbeeld tot "het opbouwen van relaties die verder gaan dan louter arbeid en die heilzame relaties versterken."[16] De heilige Jozefmaria benadrukte in een brief uit 1939 over de zending van de christen in het sociale leven het volgende: "Een christen kan niet individualistisch zijn. Hij of zij kan anderen niet negeren, egoïstisch leven, de wereld de rug toekeren. Een christen is wezenlijk sociaal: een verantwoordelijk lid van het Mystieke Lichaam van Christus."[17]

Het bevorderen van de integrale menselijke ontwikkeling – van alle mannen en vrouwen en van de hele persoon – veronderstelt de verantwoordelijke vrijheid van de persoon en van de volkeren, aangezien geen enkele structuur de ontwikkeling kan garanderen van buiten en boven de menselijke verantwoordelijkheid.[18] Samenwerking komt voort uit de overtuiging dat het niet mogelijk is om de oplossing voor problemen te vinden vanuit één enkel perspectief, dat leidt tot proactieve openheid, tot teamwerk (ook met hen die niet denken zoals wij), en tot een oprechte dialoog.

Rechtvaardigheid is de ander geven wat hem toekomt, wat overeenkomt met zijn wezen en handelen. Het is de eerste weg van naastenliefde en onlosmakelijk daarmee verbonden.[19] Tegelijkertijd vraagt het om een hoger perspectief, omdat de samenleving niet alleen vooruitgeholpen kan worden door eerlijke relaties van rechten en plichten, maar in de eerste plaats door belangeloze relaties van barmhartigheid en gemeenschap.[20]

De sociale waarden van transparantie, eerlijkheid en verantwoordelijkheid,[21] hoewel ze op korte termijn nadelen met zich mee kunnen brengen (de nadelen die gepaard gaan met het nemen van het risico om anderen te vertrouwen), vormen een solide basis voor het creëren van een omgeving en een manier van arbeid die vraagt om gedeelde wederzijdse plichten, waardoor mensen veel effectiever worden gemobiliseerd dan door het louter claimen van rechten.[22]

De mogelijkheden zijn eindeloos, afhankelijk van de omstandigheden van elke persoon. Deelname aan beroepsverenigingen, mentorschap van jongeren, collaboratieve "open source" projecten of alfabetiseringsprogramma's voor volwassenen, bijvoorbeeld, kunnen initiatieven zijn die met de hulp van collega's gepromoot worden. Prioriteit geven aan het onderzoeken van verwaarloosde ziekten, pro bono diensten verlenen voor relevante doelen, zich inzetten voor een schoner industrieel proces, het afwijzen van steekpenningen, het verbeteren van de arbeidsomstandigheden... Dit zijn allemaal initiatieven die kunnen worden gepromoot binnen het bedrijf of de instelling waar men werkt.

De werkomgeving transformeren

Liefde voor de wereld, samen met het besef van de eigen vrijheid en verantwoordelijkheid, leiden tot inzet in en vanuit de eigen arbeidsplaats bij het streven naar verbetering van de samenleving. Arbeid is niet simpelweg een plaats voor individuele "zelfverwerkelijking", maar een platform van waaruit menselijke en christelijke zorg voor anderen en voor de sociale omstandigheden die echte menselijke ontwikkeling mogelijk maken, in de volle breedte kan worden getoond.[23]

Arbeid zien als een middel om bij te dragen aan de vooruitgang van de mensheid vereist in de eerste plaats dat we de werkomgeving zelf menselijker helpen maken. Wanneer we bijvoorbeeld geconfronteerd worden met conflictsituaties die zich op het werk kunnen voordoen, zoals in elke menselijke relatie, is het van cruciaal belang dat we ons er niet door laten domineren of dat we terechtkomen in wat paus Franciscus de "logica van het conflict" noemt [24], die altijd op zoek gaat naar "schuldigen" om te stigmatiseren en probeert "de rechtvaardigen te rechtvaardigen.”[25]

Een menselijkere werkomgeving vereist ook een voortdurende en vastberaden inspanning om lief te hebben, proberen echt belangstelling te hebben voor elke persoon, voor hun echte behoeften, omdat we allemaal arm zijn en gebrek hebben, "niet alleen in materiële termen, maar ook in spirituele, emotionele en morele termen."[26] De persoonlijke ervaring van Gods liefde, van familie, van vrienden, maakt dit gemakkelijker voor ons.

Al het bovenstaande kan op talloze concrete manieren worden gerealiseerd: speciale hulp bieden aan een vrouwelijke collega die een kind verwacht of aan iemand die voor een oudere of afhankelijke persoon zorgt; iemand een plezier doen zonder er iets voor terug te verlangen; iemands verjaardag vieren; kleine meningsverschillen negeren; loyaal zijn en geen kritiek leveren.

De werkomgeving menselijker maken betekent ook problemen identificeren, ze persoonlijk aanpakken, proberen "het kwade te verdrinken in een overvloed aan goed", de tekortkomingen van anderen verdoezelen, initiatieven versterken die de energie opwekken of ombuigen die nodig is om een situatie te verbeteren.[27] Op die manier helpen we de individualistische en utilitaire kijk op arbeid, waar werk door kan worden aangetast, te overwinnen en ontdekken we, met een door naastenliefde gezuiverde blik, "unieke overeenkomsten en concrete mogelijkheden tot oplossing".[28]

De inspanning die nodig is om deze visie werkelijkheid te laten worden kan ontmoedigend lijken, maar onze hoop wordt gesterkt door de slotwoorden van de encycliek Caritas in veritate: "De ontwikkeling heeft behoefte aan Christenen die de armen opheffen naar God in het gebaar van gebed, Christenen die gedragen worden door het bewustzijn dat de van waarheid vervulde liefde, caritas in veritate, waarvan de echte ontwikkeling uitgaat, niet ons werk is maar ons geschonken wordt. Daarom moeten wij ook in de moeilijkste en meeste complexe gevallen niet slechts bewust reageren, maar ons voor alles beroepen op Zijn liefde. De ontwikkeling omvat zorg voor het geestelijk leven, ernstige aandacht voor ervaringen van Godsvertrouwen, van geestelijke broederlijkheid in Christus, van het zich toevertrouwen aan de goddelijke Voorzienigheid en barmhartigheid, van liefde en vergeving, van zelfverloochening, van de aanvaarding van de naaste, van gerechtigheid en vrede. Dat alles is essentieel om het “hart van steen” in een “hart van vlees” te veranderen (Ez. 36, 26), om zo het leven op aarde “goddelijk” en daarmee menswaardiger te maken."[29]


[1] Franciscus, Laudato si', nr. 127. Intern citaat komt uit de encycliek Populorum Progressio van Paulus VI, nr. 274.

[2] Franciscus, Kerstgroet van de Heilige Vader aan de Romeinse Curie, 21 december 2020, nr. 6.

[3] Gn 2,15.

[4] De heilige Jozefmaria, Brief nr. 14, 15 oktober 1948, nr. 4.

[5] De heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 17.

[6] Vgl. Ps 2,8: Vraag het Mij slechts en Ik geef volkeren u tot een erfdeel, u tot een eigen bezit, de aarde tot aan haar randen.

[7] Fernando Ocáriz, Bericht, 7 juli 2017.

[8] Benedictus XVI, Caritas in veritate, nr. 7.

[9] Franciscus, Fratelli tutti, nr. 66.

[10] Ibid., nr. 165.

[11] De heilige Jozefmaria, Brief nr. 11, 6 mei 1945, nr. 13.

[12] Franciscus, Fratelli tutti, nr. 113.

[13] De heilige Jozefmara, Brief nr. 3, 9 januari 1932, nr. 4

[14] Franciscus, Fratelli tutti, nr. 8.

[15] De heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 99.

[16] Franciscus, Kerstgroet van de Heilige Vader aan de Romeinse Curie, 23 december 2021.

[17] De heilige Jozefmaria, Brief nr. 5, 2 oktober 1939, nr. 37.

[18] Cf. Benedictus XVI, Caritas in veritate, nr. 17.

[19] Cf. Benedictus XVI, Caritas in veritate, nr. 6.

[20] Ibid.

[21] Cf. Benedictus XVI, Caritas in veritate, nr. 36.

[22] Ibid., no. 43.

[23] Vgl. de heilige Jozefmaria, Gesprekken, nr. 10: "Wij zien in de arbeid, die edele en scheppende inspanning van de mens, niet alleen een van de hoogste menselijke waarden, een onvervangbaar middel voor de vooruitgang van de maatschappij en voor een rechtvaardiger ordening van de intermenselijke verhoudingen. Ook is ze voor ons een teken van Gods liefde tot zijn schepselen en tevens een teken van onze liefde tot God en de naaste. Zo is de arbeid een middel tot persoonlijke volmaaktheid, een weg naar heiligheid."

[24] Franciscus, Kerstgroet van de Heilige Vader aan de Romeinse Curie, 23 december 2021.

[25] Vgl. Franciscus, Apost. Exhort. Evangelii gaudium, nr. 226.

[26] Franciscus, Kerstgroet van de Heilige Vader aan de Romeinse Curie, 23 december 2021.

[27] Vgl. Ana Marta González, "World and the Human Condition in Saint Josemaría Escrivá. Christian keys for a philosophy of the social sciences," in Romana nr. 65, juli-december 2017.

[28] Benedictus XVI, Caritas in veritate, nr. 32.

[29] Ibid.,no. 79.