Plaats in de katholieke Kerk

De spirituele vorming door het Opus Dei is een aanvulling op wat in de plaatselijke Kerk gebeurt. Degenen die zich bij het Opus Dei aansluiten blijven tot hun bisdom behoren.

Mensen uit alle delen van de wereld waren bij de zaligverklaring van de heilige Jozefmaria.

Het Opus Dei is gesticht in 1928. In 1941 kreeg het de goedkeuring van de bisschop van Madrid en in 1947 van de Heilige Stoel. Sinds 1982 is het een personele prelatuur van de katholieke Kerk.

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de rechtsvorm van personele prelatuur in het leven geroepen met het oog op speciale pastorale taken. Het is een onderdeel van de hiërarchische structuur van de Kerk, bestaande uit leken en priesters die onder het gezag van een prelaat nauw met elkaar samenwerken om de zending die eigen is aan de prelatuur uit te voeren.

In het kort komt het werk van het Opus Dei neer op de vorming van de leden, zodat dezen op hun eigen plaats in Kerk en wereld een veelvormig apostolaat kunnen ontplooien en in hun omgeving het ideaal van de universele roeping tot heiligheid kunnen bevorderen.

De apostolische taak van de leden van de prelatuur –zoals die van vele andere katholieken– is te werken aan een opleving van het christendom en dat zal met Gods hulp ten goede komen aan de locale Kerk: de vruchten zijn bekeringen, een grotere deelname aan de Eucharistie, het regelmatiger ontvangen van de andere sacramenten, verbreiding van het evangelie in kringen die soms ver van het geloof af staan, initiatieven ten behoeve van de meest behoeftigen, samenwerking met parochies in catechese en andere activiteiten, met diocesane instellingen e.d.

Dit apostolaat van de leden van het Opus Dei geschiedt in het kader van het specifieke charisma van deze prelatuur: heiliging door het werk en in het gewone dagelijks leven.

De gezagsdragers van het Opus Dei streven naar de eenheid van alle leden met de priesters van hun bisdom en verzoeken hen zich te verdiepen in de richtlijnen van de diocesane bisschoppen en van de bisschoppen-conferentie, zodat ieder ze naargelang zijn persoonlijke, gezins- en beroepsomstandigheden in praktijk kan brengen.

Omdat de zending van de prelatuur louter van geestelijke aard is, mengt zij zich niet in de tijdelijke aangelegenheden van de leden. Daarin zijn deze volkomen vrij en hebben zij hun persoonlijke verantwoordelijkheid.

Wat betreft de wijze van handelen in het beroep, de visie op de maatschappij, op de politiek, enz. bepalen de statuten dat iedere gelovige van de prelatuur dezelfde volledige vrijheid heeft als andere katholieke burgers, binnen de grenzen van de katholieke leer inzake geloof en zeden. De gezagsdragers van de prelatuur dienen zich volledig te onthouden van het geven van adviezen in deze dingen.