Katholieken hebben gemeenschappelijke vader op aarde nodig

Een interview met de prelaat van het Opus Dei, bisschop Javier Echevarria, in de Spaanse krant ‘La Razón’ over de verkiezing van paus Franciscus.

Kent u de huidige paus?

“Ik heb hem bij verschillende gelegenheden ontmoet, hier in Rome (bijvoorbeeld tijdens diverse vergaderingen van bisschoppensynodes) en in Buenos Aires. Het is een hartelijk iemand, een sobere maar ook glimlachende priester. Hij staat dicht bij de zieken en de noodlijdenden, zowel materieel als geestelijk. Hij heeft een sterke persoonlijkheid. Hij weet met de helderheid van een kind van God wat hij wil en niet wil. Hij staat bij iedereen bekend als iemand die altijd vraagt om gebeden voor hemzelf, en die veel voor de anderen bidt”, bevestigt de prelaat van het Opus Dei, die een anekdote vertelt: “Hij kwam jaren geleden eens in dit huis om het graf te bezoeken van de heilige Jozefmaría, in de prelaatskerk van Onze Lieve Vrouw van de Vrede. Kardinaal Bergoglio bleef zo’n 45 minuten in gebed geknield. Zijn vermogen om – zonder haast – te bidden is voor iedereen een voorbeeld, want een christen vindt in het gebed zowel het licht als de troost van de Heer.”

Hoe ontving u het bericht dat we een nieuwe Paus hadden? Welke gevoelens gingen op dat moment door u heen?

Het was een grote vreugde. Wij hebben, als katholieken, een gemeenschappelijke vader op aarde nodig, de vicaris van Christus in de universele Kerk. Toen ik de witte rook zag, ging ik op mijn knieën om voor hem te bidden, hoewel ik nog niet wist wie het was. Ik hernieuwde innerlijk mijn verlangen om een goede zoon van de Heilige Vader te zijn.

Toen de nieuwe Paus voor het eerst sprak vanaf het balkon van de St. Pieter, richtte hij zich tot alle personen van goede wil. En ik dacht dat de Paus niet alleen het gewicht, de vreugde en de noden droeg van de katholieken, maar ook die van de hele mensheid. Daarom voelde ik naast de vreugde ook het intense verlangen dat we allen zouden bidden voor de opvolger van Petrus, en ik ervaarde een kinderlijk verlangen om de mensen uit te nodigen om van de Heilige Vader te houden.

Wat is u bijgebleven van deze eerste dagen van zijn Pontificaat? Wat heeft uw aandacht getrokken? Wat vroeg u zich af?

“Christus is het centrum” zei hij aan de journalisten tijdens de audiëntie van 16 maart. Ik herinnerde me wat Jozefmaría ons herhaalde: “We moeten over Christus spreken, en niet over onszelf”. Dit brengt ons werkelijk tot het essentiële. Paus Franciscus sprak ons ook over de werking van de Heilige Geest. Daarom moeten we het laatste conclaaf en de hele Kerkgeschiedenis met deze sleutel ontcijferen: uitgaande van het geloof.

We staan voor de eerste Zuid-Amerikaanse Paus in de geschiedenis. Uitgaande van uw ervaring als Prelaat van het Opus Dei, wat is de bijdrage van de christenen uit Zuid-Amerika aan het oude Europa?

In Latijns-Amerika proef je de goede geest om de naastenliefde met genegenheid te uiten, een tastbare genegenheid. Deze menselijke warmte helpt zo vaak om vooroordelen over anderen te vermijden, om een zekere intellectuele ingewikkeldheid te vermijden die de verhoudingen tussen mensen verzieken, om diep menselijke, interpersoonlijke relaties op te bouwen. Dit vermogen om lief te hebben uit zich in de volksvroomheid die zeer levendig blijft in zoveel landen van Amerika, in een devotie tot de Moeder van God die tegelijk vriendelijk is en sterk, en zeer verrijkend voor de hele mensheid. Dit alles is een gave voor de Kerk.

We leren langzamerhand bepaalde eigenschappen van de Heilige Vader kennen: hij reist per bus, hij woonde in een klein appartement in Buenos Aires… Denkt u dat deze kleine alledaagse gebaren mensen kunnen aanspreken die vasthouden aan een stereotiep beeld van de priesters, de kardinalen, de Kerk in het algemeen?

Deze soberheid is een gemeenschappelijke eigenschap van de laatste pausen – op een aantal verschillende manieren in praktijk gebracht – en ook van een grote meerderheid van priesters die slechts het noodzakelijke hebben om te leven, en velen hebben zelfs dít niet. Zoals u zegt, gaat het om een stereotiep. Ik zal u iets vertellen over een kardinaal die eens naar de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis kwam: tussen twee activiteiten in, om vijf uur ’s middags, nam hij een “coffee break”. Terwijl hij iets nam, gaf hij als commentaar: “Weet u, vanavond eet ik niet, ik heb niemand die mij helpt om eten klaar te maken”. Dit is niet bij iedereen het geval, maar we zouden meer voorbeelden kunnen noemen.

Zoals de Heilige Bernardus zei, is het gebrek aan materiële goederen op zich geen deugd, maar deze deugd houdt in dat men van de armoede houdt, die men ook herkent in deze gebaren van ontzegging. Deze gesteldheid wordt concreter wanneer de persoon afstand kan doen van overbodige dingen, en onthecht is van wat ze bezit.

Zoals de heilige Jozefmaria zei, brengt de armoede schatten mee voor de mens op aarde, en hiervoor gaf hij als voorbeeld die ouders van grote gezinnen die, in hun inspanning om hun gezin met liefde vooruit te brengen, met plezier afstand doen van zoveel persoonlijke zaken. Hij stelde ons dit daarom voor als een deugd om van te houden – zo heeft Jezus het ons geleerd –, en het is een onderdeel van de naastenliefde. Dit neemt niet weg dat we ook al het mogelijke in het werk moeten stellen om het lijden te verzachten dat voortvloeit uit de persoonlijke en sociale onrechtvaardigheden, en ik zie het als iets natuurlijks dat we soms zelfs overmand worden door ongeduld tegenover zoveel onrechtvaardigheden die we zouden willen oplossen.

De hervorming van de Curie, de nieuwe evangelisatie…de aangelegenheden zijn talrijk die de kardinalen hebben besproken tijdens de algemene congregaties. Welke van al die zaken die ter sprake kwamen, beschouwt u als de meest dringende voor de Kerk?

Het is zeker zo dat de curie zich – vanuit een bovennatuurlijke en ook menselijke logica – afhankelijk van de tijd aanpast aan elke Paus en aan de noden van de Kerk. Maar ik ben niet bevoegd om aan te geven wat prioriteit heeft, dat ligt in de handen van de Heilige Vader, die geen ander streven heeft dan iedereen te dienen. Wanneer men spreekt over een hervorming, die nodig kan zijn, weten we dat in Rome veel mensen werken met zelfverloochening, met een grote geest van dienstbaarheid, soms ver van hun vaderland en hun familie en tegen een bescheiden beloning.

Ik was natuurlijk niet bij de algemene congregaties waar de kardinalen onder elkaar van gedachten wisselden, maar het is buiten twijfel dat de nieuwe evangelisatie een prioriteit blijft in de Kerk. Het lijkt mij dat de eenvoudige en directe stijl van de Paus in die zin van grote waarde is.

In het persbericht dat U enkele dagen geleden stuurde, lag het accent op de oproep van Paus Franciscus tot evangelisatie. Hoe vertaalt deze uitnodiging van de Heilige Vader zich in het concrete charisma van het Opus Dei? Welke zijn de uitdagingen in deze zin?

De wapenspreuk van kardinaal Bergoglio was “miserando atque eligendo” [vert.: omdat Hij vol erbarmen [naar hem keek] en hem uitverkoos [zei Hij: ‘Volg Mij’]]. Dit is een zinsnede uit een homilie van de Heilige Beda de Eerbiedwaardige, die we ieder jaar lezen in het Getijdengebed. Het gaat om een commentaar over de roeping van Matteüs. Jezus was vol erbarmen, barmhartigheid, terwijl Hij zijn leerlingen riep om Hem te volgen. In de roeping ligt een bewijs van liefde: ze komt voort uit het goddelijke hart vol barmhartigheid. De Heilige Bedus schrijft in zijn commentaar dat Jezus “meer zag met het innerlijke oog van zijn hart dan met zijn lichamelijke ogen”.

Uit de boodschap die hij van God had ontvangen, leidde de heilige Jozefmaria af dat we allemaal geroepen zijn tot de heiligheid en hij gaf gewoonlijk als commentaar: “Dat ik met jouw ogen mag zien, Mijn Christus, mijn hele lieve Jezus”. Ik denk dat de urgentie om te evangeliseren steeds actueel is in de Kerk en zich vertaalt in een uitnodiging om naar de mensen, alle mensen, te kijken met een apostolische blik, met barmhartigheid en tederheid, met het verlangen om ze te helpen om de grote gave van de kennis van Christus en van zijn liefde te ontvangen.

De geest van het Opus Dei roept de gelovigen van de Prelatuur – priesters en leken – op om bewust te zijn dat we ons in het dagelijkse leven, het beroepsleven, het gezin, de sociale relaties, moeten inspannen om te ontdekken dat de anderen ons nodig hebben, niet omdat we beter zouden zijn, maar omdat we broeders zijn. De heilige Jozefmaria zei het, precies tijdens een catechese in Buenos Aires, als volgt: “wanneer jullie werken en jullie vriend, jullie collega, jullie buur op zo’n manier helpen dat hij het niet merkt, dan zijn jullie genezing aan het brengen, jullie zijn dan Christus die geneest, jullie zijn Christus die zonder afkeer meeleeft met degenen die de gezondheid nodig hebben, zoals dat ook voor ons eens het geval kan zijn”.

Dit alles betekent ook het kruis dragen en liefhebben, waarover ook Paus Franciscus sprak in zijn eerste homilie. En, zoals kardinaal Bergoglio in de homilie van zijn laatste Chrismamis verkondigde, moet men “geduld hebben met de mensen” wanneer men onderricht, uitlegt, luistert, telkens steunend op de genade van de Heilige Geest.

In hoeverre kan het Paus Franciscus helpen te weten dat emeritus paus Benedictus XVI in zijn nabijheid is?

Ik denk dat de Paus vooral de kracht en het geestelijk gezelschap van zijn voorganger zal ervaren. En dat hij vaak zal mogen steunen op het rijke en aanwezige leergezag van Benedictus XVI. De genegenheid die we allen in de Kerk voor hem hebben, groeit, omdat we weten dat hij voor ons bidt in zijn Misoffer en zijn gebed, en onze onvoorwaardelijke vereniging met Paus Franciscus ondersteunt. In die zin, beschouw ik het als belangrijk om de wil van Benedictus XVI te eerbiedigen om uit het zicht van de wereld te verdwijnen, opdat het duidelijk zou blijven dat er maar één paus is, en dat mensen die misschien weinig christelijke vorming hebben of weinig theologische cultuur, niet in verwarring gebracht worden. Op het ogenblik is de Heilige Vader Paus Franciscus, aan wie de vorige Paus blije en volledige eerbied en gehoorzaamheid beloofd heeft.

LA RAZÓN. Zondag 24 maart 2013.

José Beltrán // La Razón