Op initiatief van enkele leden van het Opus Dei, werd één klein exemplaar van De Weg aan de opgesloten 33 mijnwerkers van de San José-koper- en goudmijn in Noord-Chili geschonken. Ook werden 33 scapulieren, bidprentjes van Onze Lieve Vrouwe van de Karmel en bidprentjes van de heilige Jozefmaria gegeven.
Het grootste obstakel was de grootte van de normale uitgave van De Weg. Het boek paste niet in de 1,5 meter lange blauwe capsules, bijgenaamde ‘palomas’ (‘duiven’; verwijzend naar postduiven). Het neerlaten van de capsules duurde ongeveer een uur. Uiteindelijk werd een oplossing gevonden toen iemand een mini-exemplaar van De Weg schonk, die jaren geleden in Argentinië werd gepubliceerd, en in de ‘duif’ zou moeten passen.
De mijnwerkers werden op 13 oktober gered, nadat ze sinds 5 augustus ruim twee maanden op bijna 700 meter diepte onder de grond vast zaten.
Op 5 oktober kreeg paus Benedictus XVI een Chileense vlag cadeau die was gesigneerd door alle 33 mijnwerkers. De paus zei bij die gelegenheid de vlag in zijn appartement the hangen en elke dag voor de opgesloten mannen te bidden.
Nadat de mijnwerkers waren gered stelde pater Federico Lombardi, directeur van het Vaticaanse persbureau, zijn toehoorders voor de volgende uitdaging:
“Zou de fantastische toewijding, inventiviteit en passie, die voorafgingen aan de redding van 33 levens, niet voortgezet moeten worden om zo vele andere levens te redden?” zo vroeg hij. “Zouden de media niet moeten doorgaan om de wereld te stimuleren zich in te zetten voor het leven?”