“De basis van de leiding van het Opus Dei is collegialiteit”

Marlies Kücking, hoofd van de Centrale Assessorie van het Opus Dei, zet in een interview met het nieuwsagentschap Zenit uiteen wat de leiding over de personele prelatuur inhoudt.

Als invloedrijkste vrouw van de prelatuur van het Opus Dei heeft zij de leiding over 45.000 vrouwen. Zij werkte samen met de heilige Jozefmaria Escrivá vanaf 1964 tot aan diens dood, nu juist dertig jaar geleden. Marlies Kücking is Duitse van geboorte en afgestudeerd in Duitse en Engelse taal- en letterkunde in Bonn en Keulen.

U bent ongetwijfeld de vrouw met de belangrijkste functie binnen het Opus Dei, maar dat is in de buitenwereld nauwelijks bekend. Is dat een bewust beleid, zoals dat van de heilige Jozefmaria: op de achtergrond blijven en verdwijnen, om geen persoonsverheerlijking aan te moedigen?

De leiding van het Opus Dei en met name in het centrale bestuur, waarvan ik deel uitmaak, is gebaseerd op collegialiteit. Ieder van de deelnemers heeft een paar eigen taken die als zodanig niet als meer of minder belangrijk beschouwd kunnen worden. Deze taken worden in samenhang met elkaar uitgeoefend na een grondige bestudering van de kwesties die, in volgorde van belangrijkheid aan de orde komen. Elke zaak wordt steeds door meerdere personen, minstens drie, aangepakt.

Deze aanpak – naar mijn stellige overtuiging een speciale genade van God die de heilige Jozefmaria bij de aanvang van het Opus Dei ontving – maakt zowel een despotisme door een eenpersoonsleiding als een zich verschuilen in de anonimiteit onmogelijk.

Misschien is het goed er op te wijzen, dat wanneer er binnen het Opus Dei gesproken wordt over leidinggevende functies, het altijd gaat om een taak met een bij uitstek geestelijk doel: het verschaffen van christelijke vorming. Het Opus Dei, zo zei de stichter, is “een grote catechese”.

Het gaat erom de gelovigen en medewerkers van de prelatuur en de duizenden andere mensen in de omgeving van het Opus Dei de middelen te verschaffen om hun geloof consistent te beleven midden in de wereld. Oftewel hun ontmoeting met Christus in hun beroepswerk, hun maatschappelijke activiteiten en hun bezigheden binnen het gezin te vergemakkelijken. Dat vergt, zoals men zich kan voorstellen, een minimum aan overleg en organisatie. Dat zijn de leidinggevende taken waar we het over hadden.

Hoe moet ik me de leiding van het Opus Dei voorstellen? Wat is de rol van de leidinggevenden op centraal niveau?

Samen met andere centrale bestuurders is het mijn taak de prelaat op de hoogte te houden van zaken met betrekking tot het apostolisch werk van het Opus Dei onder vrouwen in de hele wereld; het voorleggen van onderbouwde plannen en de oplossing voor allerlei problemen waarmee we in de verschillende landen waarin de prelatuur actief is, of op andere plaatsen waar gelovigen van de prelatuur wonen, geconfronteerd worden.

Hierboven heb ik het gehad over de collegialiteit binnen de leiding. Ik zou daar graag nog een ander facet, dat er zeer nauw aan gerelateerd is, bij willen betrekken: decentralisatie en eerbiediging van de vrijheid en autonomie van het Opus Dei op regionaal en plaatselijk niveau. Binnen dezelfde geest, die door gelovigen van de prelatuur gedeeld wordt en voor altijd onderschreven wordt, moet er rekening gehouden worden met mentaliteitsverschillen, de ontwikkelingsgraad van een samenleving en van het apostolaatswerk van de prelatuur.

Wat bent u naar uw gevoel : baas van een multinational, moeder van een groot gezin, medewerkster van een bisschop, of vriendin en zus van zo’n 45.000 vrouwen die tot de prelatuur behoren?

Dat heb ik me nooit afgevraagd. In ieder geval geen manager. De heilige Jozefmaria zei altijd: “Het Opus Dei is een stukje van de Kerk.” En in de Kerk draait het om de liefde, de zorg voor elkaar uit liefde tot God.

Binnen de prelatuur houden wij veel van elkaar: wij delen vreugden en verdriet. Wij zorgen ervoor klaar te staan voor mensen die door ziekte, uitputting, enz., extra hulp nodig hebben. Deze – naar mijn idee vreugdevolle – verplichting geldt vanzelfsprekend op de eerste plaats voor de prelaat en naast hem voor de leidinggevenden, waar ook ter wereld.

Na het overlijden van de stichter van het Opus Dei zijn er dertig jaren verlopen. U hebt ooit eens gesproken over de “moederlijke zorg” van deze heilige. Wat bedoelt u daarmee?

De heilige Jozefmaria was voor zijn geestelijke dochters en zonen en voor iedereen in zijn omgeving vader en moeder. Zoals voor moeders geldt, hoefde hij maar iemand te zien om te weten welke hulp hij nodig had, wat er aan schortte, wat hij tekort kwam of wat voor aandacht hij nodig had. Hij deelde blijdschap en zorg. Hij wist waarnaar hij moest vragen om iemand moed te geven. Hij kende de verlangens van iedereen.

Hijzelf echter was niet weekhartig. Als een goede moeder kon hij ook sterk zijn en corrigerend optreden als dat nodig was. Hij deed dat op duidelijke wijze, maar tegelijkertijd met zoveel tederheid. Ik kan bevestigen – en niet alleen uit eigen ervaring – dat men zich na een dergelijk gesprek dankbaar voelde. Sterker nog, het gebeurde heel vaak, dat je een paar uur later of de volgende dag een klein blijk van zijn genegenheid vond, dat duidelijk liet zien dat de lucht geheel opgeklaard was.

Zenit.org