Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!
Elke dag bereiken ons op verschillende manieren berichten over het lijden van talloze personen als gevolg van de huidige oorlogen, onrechtvaardigheden, armoede en hongersnood in zoveel delen van de wereld. Ik stel voor dat we opnieuw nadenken over deze woorden van de heilige Jozefmaria en er inspiratie uit halen: “Een mens of een samenleving die niet reageert op noden of onrecht en zich niet inspant om ze te lenigen, is geen mens of samenleving naar de liefde van het Hart van Christus. Christenen moeten elkaar vinden in het verlangen om de mensheid te dienen – altijd met behoud van hun volledige vrijheid bij het bestuderen en uitvoeren van verschillende oplossingen binnen een heel natuurlijk pluralisme – want anders zal hun christendom niet het Woord en het Leven van Jezus zijn, maar een masker; ze zouden God en de mensen bedriegen” (Christus komt langs, nr. 167).
Tegenover de enorme omvang van de problemen in de wereld, is het normaal dat we onze eigen onmacht voelen om ze op te lossen. Maar elk nieuwsbericht, zelfs als het ons nog zo ver weg en vreemd lijkt, moet ons aanspreken, want met Christus en in Christus voelen we de hele wereld als onze erfenis ( vgl. Ps 2,8). Het geloof geeft ons de zekerheid dat we veel kunnen helpen met ons gebed, dat geen grenzen kent. Op een andere manier zullen we persoonlijk nooit zo veel mensen kunnen bereiken, maar ieder van ons kan – op zijn eigen plek – meer doen dan we denken.
Er is een groot tekort aan materiële goederen in de wereld, en er is ook – soms nog méér – eenzaamheid, onbegrip en gebrek aan echte genegenheid waar zoveel mensen onder lijden. Zoals paus Leo XIV uitlegt: “er zijn veel vormen van armoede: de armoede van wie geen middelen van bestaan heeft, de armoede van wie sociaal gemarginaliseerd is en geen middelen heeft om zijn waardigheid en capaciteiten tot uiting te brengen, morele en spirituele armoede, culturele armoede, de armoede van wie zich in een situatie van persoonlijke of sociale zwakte of kwetsbaarheid bevindt, de armoede van wie geen rechten, geen ruimte en geen vrijheid heeft” (Dilexi te, nr. 9).
Laten we ons herinneren wat ook onze Vader ons zoveel jaren geleden heeft geschreven: “Onze missie is erop gericht dat er steeds minder onwetenden en steeds minder behoeftigen zijn; overal zullen we proberen daaraan bij te dragen” (Brief 15, nr. 193). Godzijdank zijn er talloze mensen – waaronder ook veel leden van het Opus Dei – die hulp bieden en vormingsactiviteiten ontplooien in bijzonder noodlijdende gebieden op de vijf continenten. Aan de andere kant proberen we allemaal persoonlijk mee te werken aan deze immense onderneming, met ons gebed en met onze arbeid, uitgevoerd in een geest van dienstbaarheid en met de materiële hulp die we kunnen geven.
Deze houding ten opzichte van de noden van onze medemensen is een essentieel vereiste van het christelijk leven: de naastenliefde, de liefde voor de personen, die onlosmakelijk verbonden is met de liefde voor God. “Bedenk”, schrijft Augustinus, “dat jij die God nog niet ziet, het waard zult zijn Hem te aanschouwen als je je naaste liefhebt, want door je naaste lief te hebben zuiver je je blik, zodat je ogen God kunnen aanschouwen” (Tract. Ev. hl. Johannes, 17, 7-9). En we weten heel goed dat iedere menselijke persoon onze naaste is.
Met al mijn genegenheid zegen ik jullie,
jullie Vader

Rome, 13 november 2025
