Nogmaals stel ik dat wij allemaal onze zwakheden hebben. Maar deze zwakheden mogen er nooit toe leiden, dat wij ons afsluiten voor de Liefde van God. Zij dienen er juist toe dat wij ons onder bescherming van die Liefde stellen, dat wij ons opsluiten in die goddelijke goedheid, zoals de strijders van weleer zich opsloten in hun wapenrusting: het ecce ego, quia vocasti me (1 Sam 3, 6 en 8) —hier ben ik, want Gij hebt mij geroepen— is onze verdediging. Wij hoeven ons niet van God te verwijderen als we onze broosheid ontdekken. Wij moeten onze zwakheden bestrijden, juist omdat God vertrouwen in ons heeft.
Neem mij mijn voortdurend aandringen niet kwalijk, maar ik acht het absoluut noodzakelijk, dat in uw verstand gegrift wordt, dat de nederigheid en —het onmiddellijk gevolg ervan— de oprechtheid de andere middelen samenbinden en zo een werkzaam fundament vormen voor de overwinning. Als de stomme duivel zich in een ziel nestelt, tast hij alles aan. Als hij er daarentegen direct uitgewerkt wordt, komt alles goed, zijn we gelukkig, leiden we een rechtschapen leven. Laten we altijd 'op woeste wijze' oprecht zijn, maar niet onwelvoeglijk.
Het is hopelijk duidelijk; wat mij betreft, ik maak me meer bezorgd over de hoogmoed dan over het vlees en het hart. Nederigheid. Als u denkt volstrekt gelijk te hebben, hebt u volstrekt ongelijk. Ga naar uw geestelijk leidsman met open ziel: sluit uw ziel niet af, want —ik herhaal— dan sluit u de stomheidsduivel op en krijgt u hem er niet meer uit.
Vrienden van God, 187-188