In de praktijk geven christenen het gebod van de liefde niet de buitengewoon belangrijke plaats die het toekomt. In die wonderbaarlijke laatste redevoering zei Christus, bij wijze van testament, tot de zijnen: Mandatum novum do vobis, ut diligatis invicem, een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben.
En Hij drong nog aan: In hoc cognoscent omnes quia discipuli mei estis, hieruit zullen allen kunnen opmaken, dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.
Hopelijk besluiten wij te leven zoals Hij het wil!
De Smidse, 889
Door de vroomheid krijgen we een sterke band met God en, door Hem, met onze medemensen in wie wij Christus zien. Zonder deze band komt er onherroepelijk verdeeldheid, waarmee de christelijke geest verloren gaat.
De Smidse, 890
Dank de Heer uit het diepst van je hart voor de bewonderenswaardige... en tegelijkertijd beangstigende vermogens waarmee Hij je heeft geschapen: het verstand en de wil. Bewonderenswaardig omdat ze jou op Hem doen lijken; beangstigend omdat er mensen zijn die ze tegen hun Schepper gebruiken.
Ik kan mijn dankbaarheid als kind van God, onze Vader, niet beter uitdrukken dan door - nu en altijd weer - te zeggen: Serviam, ik zal U dienen!
De Smidse, 891