Er ligt een enorme rijkdom in die paar woorden: heilig Hart van Jezus. Als wij over het menselijk hart spreken, dan denken we niet alleen aan het gevoel maar aan de hele persoon die liefheeft en met andere mensen omgaat. In de manier waarop de mens zich uitdrukt — en die de heilige Schrift overneemt om goddelijke zaken begrijpelijk te maken — wordt het hart gezien als de oorsprong, de uitdrukking en de basis van onze gedachten, woorden en werken. Je zou het ook anders kunnen zeggen: een mens is waard wat zijn hart waard is.
Bij het hart hoort vreugde: Laat mijn hart zich verblijden in uw hulp!; berouw: Mijn hart is zacht geworden als was, gesmolten in mijn lijf; lofprijzing van God: Een dichterwoord stijgt uit mijn hart omhoog; het verlangen om naar de Heer te luisteren: Mijn hart is bereid, mijn God; waakzaamheid: Ik sliep, maar mijn hart was wakker; en ook twijfel en angst: Laat uw hart niet verontrust worden (…) Gelooft in Mij. (Christus komt langs, nr. 164)
Op het feest van vandaag moeten we de Heer vragen om een hart dat kan meevoelen met de zorgen van onze medemensen, dat kan begrijpen dat de liefde de ware balsem is voor de kwellingen die de mensen op deze wereld vergezellen en niet zelden benauwen. Al het andere kan hooguit een moment afleiding bezorgen om daarna bitterheid en wanhoop achter te laten.
Als we anderen willen helpen, dan moeten we van hen houden en die liefde — laat ik het nog eens zeggen — moet begrip en overgave zijn, hartelijkheid en bewuste nederigheid. Zo zullen we begrijpen waarom de Heer de hele wet in dat dubbele gebod heeft willen samenvatten dat uiteindelijk één enkel gebod is: de liefde voor God en de liefde voor de naaste, met heel ons hart. (Christus komt langs, nr. 167)