“Eenmaal gedoopt zijn wij allen gelijk”

Je beweert dat je langzamerhand begint te begrijpen wat bedoeld wordt met - priesterlijke ziel - Word niet boos als ik je daarop zeg dat de feiten laten zien dat je het - alleen maar in theorie begrijpt.

- Iedere dag gebeurt je hetzelfde: bij je gewetensonderzoek 's avonds zijn het een en al wensen en voornemens; 's morgens en 's middags bij je werk, een en al protest en uitvluchten. Beleef je zo het “heilig priesterschap, om aan God geestelijke offers aan te bieden die Hem welgevallig zijn, door Jezus Christus”? (De Voor, 499)

In de Kerk heerst gelijkheid. Eenmaal gedoopt zijn wij allen gelijk, want wij zijn kinderen van dezelfde God, onze Vader. Onder gedoopten is er geen verschil tussen de paus en wie het laatst in de Kerk is ingelijfd. Die radicale gelijkheid betekent niet dat de inrichting van de Kerk, in die zaken die door Christus werden ingesteld, kan worden gewijzigd. Door de uitdrukkelijke wil van God hebben we een verscheidenheid aan taken, die verschillende vaardigheden veronderstellen. In het geval van de gewijde bedienaars is dat een onuitwisbaar merkteken dat door het sacrament van het priesterschap geschonken wordt. Aan de top van deze orde staat de opvolger van Petrus en, met en onder hem, alle bisschoppen; met als drievoudige opdracht: heiligen, besturen en onderrichten.

Excuseer me dat ik erop blijf hameren: de waarheden van het geloof en de zedenleer worden niet bij meerderheid van stemmen vastgesteld. Zij vormen het depositum fidei, de geloofsschat die door Christus aan alle gelovigen is nagelaten en aan het leergezag van de Kerk is toevertrouwd om op authentieke wijze te leren en uiteen te zetten.

Het zou een misvatting zijn te denken dat, nu de mensen zich misschien meer bewust zijn van de banden van solidariteit die hen onderling verenigen, de constitutie van de Kerk aanpassing aan de huidige tijd zou behoeven. De tijden zijn niet van de mensen, of zij nu tot de clerus behoren of niet. De tijden zijn van God, de Heer der geschiedenis. En de Kerk kan de zielen zaligheid verschaffen onder voorwaarde dat zij in haar structuur, in haar dogma's en zedenleer, Christus trouw blijft.

De Liefde tot de Kerk, 30-31

Ontvang berichten per e-mail

email