De Spaanse Burgeroorlog

De Spaanse Burgeroorlog is uitgebroken en gaat gepaard met een van de zwaarste godsdienstvervolgingen in de geschiedenis van de Kerk.

De Spaanse Burgeroorlog is uitgebroken en gaat gepaard met een van de zwaarste godsdienstvervolgingen in de geschiedenis van de Kerk

De heilige Jozefmaria met de groep met wie hij de Pyreneeën overstak (3 december 1937, Andorra)

30 Augustus 1936. Sinds meer dan een maand is Spanje verdeeld in twee fracties die elkaar bestrijden in een burgeroorlog. Dit gaat gepaard met een zware godsdienstvervolging. Jozefmaria - evenals veel andere priesters - loopt gevaar. Hij doolt rond van de ene schuilplaats naar de andere. Voor het huis van zijn moeder wordt een man opgehangen. De volksmilitie denkt hem te pakken te hebben, maar het blijkt iemand te zijn die op hem lijkt. Hij zit op dat moment in het huis van vrienden samen met Juan - een van de eerste leden van het Werk - en met een jongen die hij twee dagen daarvoor heeft ontmoet en die niet weet wie Jozefmaria is. Rond twee uur luidt een patrouille van de volksmilitie de klok voor een van die razzia's waarbij de huizen een voor een worden uitgekamd, op zoek naar vijanden, vooral katholieken en in het bijzonder priesters en andere geestelijken. Wanneer de oude dienstbode opendoet, zegt ze op een dusdanig luide toon dat iedereen het in het hele huis hoort:

“Ah! U komt voor de inspectie... Mijnheer is er niet, maar komt u verder!"

De drie nemen vlug de diensttrap en sluiten zich op in een zolderkamertje. De ruimte is nauw, heel laag, vies door de aanwezige kolen en zonder ventilatie. De warmte wordt steeds ondraaglijker. Ze horen nu de mannen naderen. Ze zijn met de huiszoeking tot de zolderkamers gekomen. Ze gaan de kamer naast de hunne binnen. De stichter zegt zachtjes tegen de twee jonge mannen:

“Dit is een moeilijk moment. Als jullie willen, kunnen jullie een oefening van berouw doen, dan zal ik je de absolutie geven.”

Hij verleent de absolutie. Juan vraagt hem,

“Vader, en als ze ons doden, wat zal er dan gebeuren?”

“Nou mijn zoon, dan zullen we onmiddellijk naar de hemel gaan.”

Juan vindt deze gedachte zo rustgevend, dat hij in slaap valt. De andere twee horen dat de aangrenzende kamer helemaal overhoop wordt gehaald. De patrouille verlaat de kamer. Nou, dit is hun einde...

Nee, toch niet! De soldaten gaan de trap af en het huis uit. Ze slaken een zucht van verlichting, maar blijven in hun schuilplaats tot negen uur 's avonds, tot na het sluiten van de hoofdingang naar de binnenplaats van het appartementengebouw. Ze zijn bezweet, uitgedroogd en smerig. Een van de jongelui gaat naar beneden naar een van de appartementen. "Mag ik astublieft een glas water?" De vrouw schrikt maar laat hem toch binnen. "Boven zijn nog twee mensen". Waarop de vrouw antwoordt: "Nou, zeg ze onmiddellijk beneden te komen". Ze kunnen zich wassen en omkleden. Jozefmaria glimlacht en trekt een les uit dit voorval: "Tot nu toe heb ik nooit geweten hoe belangrijk een glas water kan zijn".

De vrouw des huizes biedt hen aan te blijven, wat ze natuurlijk niet weigeren. Maar na nog een dag bij deze mensen te hebben doorgebracht bedankt Jozefmaria ze voor de hulp en zegt dat hij - priester zijnde - ze niet langer in gevaar wil brengen. Hij gaat op zoek naar een nieuwe schuilplaats.

Het schrift met daarin de teksten van de Mis, dat gebruikt werd tijdens de godsdienstvervolging.

Bij het uitbreken van de oorlog zagen de weinige leden die het Opus Dei toen telde, zich gedwongen uit elkaar te gaan. Een paar - onder wie de stichter - bleven in Madrid. De Vader - zoals hij familiair aangesproken werd door zijn geestelijke zonen - verhuisde van de ene schuilplaats naar de andere. Met heldenmoed wees hij enige veilige schuilplaatsen af omdat deze niet geschikt waren voor een priester. Soms was de straat de meest veilige plaats; hij liep dan de hele dag buiten rond, opgaand in de menigte.

Moeilijke tijden, appostolaat en vrolijkheid

Ondanks de risico's bleef hij, wanneer mogelijk, de Mis lezen en bleef hij ook zijn priesterlijke hulp bieden aan veel mensen. Hij preekte zelfs retraites door met de deelnemers op steeds verschillende plaatsen af te spreken. Daarnaast onderhield hij contact met de leden van het Werk, voorzover mogelijk. In die tijd ontving hij bericht over bevriende priesters die als martelaren gestorven waren.

In oktober 1936 vond Jozefmaria bescherming in een psychiatrisch ziekenhuis waar hij - met medeweten van de directeur, doctor Suils - veinsde psychisch gestoord te zijn. Uiteindelijk kon hij op 14 maart 1937, met enkele leden van het Opus Dei onderdak krijgen in het consulaat van Honduras. Als diplomatieke instelling bood deze schuilplaats een zekere veiligheid. Op plekken als deze zat het vol vluchtelingen, er was weinig te eten en de sfeer was er gespannen en depressief. Maar hij had er de voldoening praktisch elke dag de Mis te kunnen vieren en het Allerheiligst Sacrament te kunnen bewaren. De ingenieur Isidoro Zorzano, die zich vrij kon bewegen dankzij zijn Argentijnse nationaliteit, onderhield de contacten tussen hem en anderen.

Maar wanneer was de oorlog nou eens afgelopen? En de vervolging? Hoe lang zouden ze nog in deze situatie blijven waarin ze niet aan de verbreiding van het Opus Dei konden werken. Hij dacht erover na, hij beraadde zich met de jongeren die bij hem waren. Die vonden het noodzakelijk naar de andere zone van Spanje te gaan, waar een normaal christelijk leven mogelijk was. En de enige route, hoewel onzeker en gevaarlijk, was door de Pyreneeën en Frankrijk. Het was september 1937.

De Pyreneeën oversteken

Het lag voor de hand dat de heilige Jozefmaria zich afvroeg waarom er zoveel moeilijkheden te overwinnen waren bij deze apostolische onderneming. Waarom stond God dit toe? De jonge priester, die van kinds af aan de bitterheid van het lijden had geproefd, was intussen ervaren genoeg in de wetenschap van het Kruis. Hij wilde niet enkel het onvermijdelijke leed verduren, maar het Kruis dat God hem op de schouders plaatste met liefde omhelzen, in de wetenschap dat Christus juist aan het Kruis triomfeert en ons redt. Daarom schreef hij, over zichzelf sprekend: “Op het feest van Kruisverheffing smeekte je de Heer uit het diepst van je hart om de genade van het heilige Kruis te 'verheffen' in je vermogens en zintuigen... Een nieuw leven! Een zegel om de echtheid van je boodschap kracht bij te zetten... Met heel je wezen aan het Kruis!”

Toch was het geen eenvoudige beslissing voor de stichter. De gedachte om enige van zijn mensen en zijn moeder met zijn broer en zuster achter te laten in Madrid in oorlogstijd, kwelde hem. Toch begreep hij de noodzaak om door te gaan met het apostolaat waarvan hij wist dat dit Gods wil was. Onder alle omstandigheden zou hij meer kunnen doen aan de andere kant van de frontlijn.

Tekening van de heilige Jozefmaria gemaakt tijdens de tocht door de Pyreneeën

Met vervalste documenten kwamen ze op 10 oktober 1937 in Barcelona aan. Dat was de plaats waarvandaan 'convooien' vluchtelingen vertrokken, begeleid door bergbewoners en smokkelaars - allen undercover, zoals de situatie vereiste. Daar moesten ze nog een aantal weken wachten voordat een van hun contactpersonen opdook, terwijl ze honger leden en zonder geld zaten. Pas medio november werd het transport voor ze geregeld, samen met andere vluchtelingen.

Het was zwaar om de bergen te voet over te steken. De omstandigheden waren slecht: ze liepen 's nachts en verscholen zich overdag, ze waren helemaal niet toegerust voor de tocht en al verzwakt door de vele maanden van ontberingen. Bovendien was er voortdurend gevaar te worden ontdekt en doodgeschoten... dit was een beproeving voor iedereen vooral voor mensen die al een te lang durende en te onmenselijke oorlog hadden meegemaakt. De etappes van de ontsnapping waren talrijk en zwaar. Soms moesten ze op bevel van de gids dagen wachten in een berghut. Jozefmaria stelde zich meteen voor als priester en vierde de Mis telkens als hij daar kans toe zag. De laatste van deze missen, gehouden in de beschutting van een grot, waarbij hij, geknield, een steen als altaar gebruikte, ontroerde het hele gezelschap. Een van hen schreef: “Ik heb nog nooit een Mis zoals die van vandaag meegemaakt. Ik weet niet of dat door de omstandigheden komt of omdat die priester een heilige is.”

Houten roos die de heilige Jozefmaria in de Pyreneeën te Rialp vond en meenam als teken van de bescherming van Onze Lieve Vrouw.

Bij het oversteken van de grens met Andorra op 2 december werd er zelfs op hen geschoten. Maar nu waren ze veilig. Een hevige sneeuwstorm dwong hen enige dagen in Andorra te blijven. Uiteindelijk konden ze hun tocht vervolgen. Ze hielden nog een tussenstop in Lourdes om Onze Lieve Vrouw te bedanken voor de goede afloop. Toen ze bij Hendaye de Spaanse grens weer overstaken bad Jozefmaria een Wees Gegroet.