“Je dient gist te zijn”

In de grote mensenmassa - waarvan alle zielen voor ons meetellen - dien jij gist te zijn die, met de hulp van Gods genade en jouw beantwoording daaraan, overal op de wereld actief is en kwaliteit, smaak en volume geeft, zodat het brood van Christus daarna andere zielen kan voeden. (De Smidse, 973)

Een grote menigte heeft Christus vergezeld. De Heer slaat de ogen op en vraagt Filippus: Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten? (Joh 6, 5). Filippus antwoordt na een snelle rekensom: Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig (Joh 6, 7). Ze hadden dat geld niet en moesten hun toevlucht nemen tot een noodoplossing: Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo'n aantal? (Joh 6, 8­9).

Wij willen de Heer volgen en zijn Woord verbreiden. Menselijk gesproken is het logisch, dat we ons dan ook afvragen: met zijn hoevelen zijn we voor zo'n groot aantal? Al waren we met miljoenen, dan nog zouden we met weinigen zijn in verhouding tot het aantal bewoners van de aarde. Daarom moeten we onszelf zien als een beetje zuurdesem, klaar en bereid om heel de mensheid een goede dienst te bewijzen. Daarbij moeten we de woorden van de Apostel in gedachten houden: Ge weet toch dat een beetje zuurdesem genoeg is om het hele deeg te laten gisten? (1 Kor 5, 6). We moeten leren gist en zuurdesem te zijn om de massa om te vormen en geheel te veranderen.

Als we deze passage van de apostel Paulus met gevoel voor het bovennatuurlijke overdenken, zullen we inzien dat er geen andere mogelijkheid is dan ten dienste van alle zielen te werken. Anders gedragen we ons als egoïsten. Als we ons leven nederig beschouwen, zullen we helder zien, dat de Heer ons behalve de genade van het geloof ook nog talenten en goede eigenschappen gegeven heeft. Niemand van ons is een serieprodukt: onze Vader heeft ons een voor een geschapen en Hij heeft verschillende goederen onder zijn kinderen verdeeld. Wij moeten die talenten en eigenschappen ten dienste van iedereen stellen: die gaven van God gebruiken als hulpmiddelen om anderen Christus te laten ontdekken.

Vrienden van God, 256-258

Ontvang berichten per e-mail

email