“Ze zijn verbaasd over mijn vreugde als ze me in deze rolstoel zien”

“Ik ben 45 jaar, zit al bijna 30 jaar in deze rolstoel en heb meer dan dertig operaties achter de rug.” Zo vat Maria José Lostao haar situatie met haar gebruikelijke glimlach samen. Ze is numeraire en woont in een centrum van het Opus Dei in Madrid.

“Ik ben geboren met een hartafwijking en toen ik 18 jaar was, werd ik ernstig ziek: hersenvliesontsteking met tuberculose, waardoor ik zes maanden in coma lag. Ik werd naar het Ziekenhuis van Ramón y Cajal in Madrid gebracht. Mijn laatste herinneringen, voordat ik in coma raakte, waren de kadootjes van Driekoningen, in een kamer van het ziekenhuis. Mijn volgende herinnering is van zes maanden later: een stralend licht, schitterend, dat door het raam naar binnenkwam, het licht van de zomer. Mijn jongere broertjes waren bij mijn bed aan het spelen, en toen ik de stem van de jongste, Eduardo, hoorde, lachte ik. Toen ze dat merkten, gingen ze mijn ouders roepen. Met moeite leerde ik weer lopen. Ik schreef me in aan de universiteit en het lukte me om anderhalf jaar lang kunstgeschiedenis te studeren. Toen alles een beetje beter leek te gaan, kreeg ik opnieuw verschillende terugslagen en bij een van de vele operaties werd mijn ruggenmerg aangetast. Toen kon ik definitief niet meer lopen.

Behalve dat ik niet kan lopen, is nu ook mijn rechterhand verlamd en de rechterhelft van mijn gezicht. Dat spasme van de benen en van de rechterarm is er langzamerhand bij gekomen en daardoor heb ik dat gemakkelijker kunnen aanvaarden. Ik denk dat God, toen Hij me schiep, zei: “dit meisje gaat het moeilijk krijgen; laten we haar daarom maar een goede dosis humor en een goede dosis geloof geven, zodat ze kan doorstaan wat haar te beurt valt.”

En zo is het gegaan. Daarom kan ik uit heel mijn hart zeggen, dat ik niet denk dat er verschrikkelijke momenten in mijn leven zijn geweest: alles is beetje bij beetje gekomen en dat heeft het allemaal veel draaglijker gemaakt. Ik zie dat God me aan de hand leidt en nooit heb ik me door Hem in de steek gelaten gevoeld. Ik zie zijn Wil achter dit alles, en ik hoop … dat het vagevuur zo aan mij voorbijgaat! Ik zie duidelijk dat God hierbij aanwezig is, dat Hij ervan op de hoogte is, erbij blijft…

In het Opus Dei heb ik geleerd om dit geloof en dit gevoel voor humor die God me gegeven heeft, verder te verdiepen, en heb ik geleerd om een zin te geven aan het lijden. Heel vaak, op slechte momenten, denk ik: “God weet van deze moeilijke situatie en Hij staat het toe. Hij zal er dan ook wel iets goeds uit halen!”

Ik heb geleerd om de hand van God en die van O.L.Vrouw stevig vast te pakken. Niemand heeft me dat gezegd: dat heb ik geleerd uit het geloof van de heilige Jozefmaria. Mijn beperkingen hebben me trouwens niet verhinderd om hem mijn liefde en dankbaarheid te tonen: God zij dank kon ik naar Rome reizen en aanwezig zijn bij zijn zalig- en heiligverklaring.

Ik woon in een centrum van het Opus Dei waarin van alles is voorzien voor mijn situatie. Gewoonlijk ga ik ’s ochtends naar buiten, om naar de Mis van 12 uur in mijn parochie te gaan. Veel mensen kennen mij daar, en velen verbazen zich erover als ze me zo gelukkig zien. Ik probeer hun uit te leggen dat het, naast de bovennatuurlijke redenen, gemakkelijker is voor jezelf om goedgehumeurd te zijn, en dat het voor de anderen aangenamer is om je te zien glimlachen dan om je met een lang gezicht te zien, alsof je een slachtoffer bent… Daarna maak ik een wandeling, ga ik winkelen en probeer ik iets aan een van mijn favoriete hobby’s, de kunst, te doen. Een van de dingen die ik laatst heb gedaan, was op internet documentatie zoeken over de Mozarabische kunst. En altijd wanneer ik kan, probeer ik buiten de stad te gaan om van de natuur te genieten.

Aangezien het apostolaat een belangrijk deel van mijn roeping is, ontvang ik vaak bezoekjes van jongeren die deelnemen aan de vormingsactiviteiten die in de centra van het Werk worden gegeven. Ik vertel ze dingen en ik moedig hen aan om edelmoedig de Wil van God te vervullen. Ik ben heel blij omdat mijn jongste broer, Eduardo, van wie ik bijzonder houd, mij voor de zomer kwam vertellen dat hij priester wil worden. En ik denk dat die edelmoedige beslissing misschien toch ook een beetje door mij komt…”