Rust: op krachten komen, idealen, plannen ...

Wellicht genieten vele lezers al van een welverdiende vakantie, anderen zullen zich binnen enkele weken hierbij aansluiten. De heilige Jozefmaria stimuleert om ook de Heer een plaatsje te geven tijdens de vakantie.

De Heer die zijn leerlingen had uitgezonden om te preken, roept ze bij hun terugkeer bij elkaar en nodigt ze uit met Hem naar een eenzame plaats te gaan om daar uit te rusten - Wat zou Jezus hen allemaal niet vragen en vertellen! Ja - het evangelie blijft steeds actueel. (De Voor, 470)

Ik heb rust altijd opgevat als een tijd waarin we ons losmaken van onze dagelijkse werkzaamheden, maar nooit als nietsdoen.

Rust betekent nieuwe krachten opdoen, je idealen opfrissen en plannen maken... Kortom: iets anders doen om daarna met frisse moed tot je normale bezigheden terug te keren. (De Voor, 514)

Wij krijgen honger naar God en maken ons de woorden van de psalm eigen: Mijn God, ijverig zoek ik U, mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam snakt naar u als dorre aarde zonder water (vgl. Ps. 62, 2). En Jezus, die dit verlangen in ons heeft aangestoken, komt ons tegemoet en zegt indien iemand dorstig is, laat hem tot Mij komen en drinken (Joh. 7, 37). Hij biedt ons zijn hart aan, opdat wij daar rust en kracht zullen vinden. Als wij gehoor geven aan zijn roepstem, dan zullen wij ervaren dat zijn woorden wáár zijn. Onze honger en dorst zullen alleen maar toenemen, totdat God in ons hart zijn rustplaats vindt en ons zijn warmte en licht nooit meer onthoudt. (Als Christus nu langskomt, 170).

Teresa van Avila zei: “Alles is niets. En minder dan niets is, wat gebeurd is en God niet welgevallig is” (H. Teresa van Avila, Het boek van haar leven, 20, 26). Begrijpt u waarom een ziel geen vrede en rust meer geniet, wanneer zij zich afwendt van haar doel, wanneer zij vergeet dat God haar geschapen heeft voor de heiligheid? Dwing uzelf deze bovennatuurlijke visie nooit los te laten, ook niet op momenten van verstrooiing en rust die in ieders leven even noodzakelijk zijn als het werken. (Vrienden van God, 10).

Jezus, - in U rust ik. (De Weg, 732)

Wat een vreselijk leven, dat als enige bezigheid heeft het doden van de tijd, die een schat van God is. Er bestaat geen enkel excuus om een dergelijk gedrag te rechtvaardigen. “Laat niemand zeggen: ik heb maar één talent, ik kan niets bereiken. Ook met een enkel talent kunt u op een profijtelijke manier handelen” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 78, 3 (PG 58, 714)). Wat een ellende als je geen voordeel trekt, geen echte winst maakt met alle vermogens, groot of klein, die God aan de mens geeft opdat deze zich ten dienste stelt van de mensen, de samenleving!

Als de christen in zijn egoïsme zich terugtrekt, zich verstopt en zijn belangstelling verliest, kortom als hij alleen maar zijn tijd doodt, dan loopt hij het risico ‘zijn Hemel te doden’. Wie God liefheeft, geeft niet alleen wat hij heeft en is prijs voor de dienst aan Christus: hij geeft zichzelf. Hij ziet niet —met de neus vlak boven de grond— zijn ik in gezondheid, goede naam, loopbaan. (Vrienden van God, 46)