Jozefmaria Escrivá in Nederland

De stichter van het Opus Dei, die op 6 oktober wordt heilig verklaard, is verschillende malen in Nederland geweest. Hij kwam om de vestiging van het Opus Dei voor te bereiden. Zijn laatste bezoek was in 1961 aan studentenhuis Leidenhoven in Amsterdam, het eerste centrum van het Opus Dei in Nederland. In Rome heeft hij kennisgemaakt met een voormalige bisschop van Haarlem.

De stichter met de eerste drie leden van Nederland. Links Hermann Steinkamp.

De nieuwe heilige reisde vanuit Rome door heel Europa om de vestiging van het Opus Dei voor te bereiden en te begeleiden. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog doorkruiste hij per auto diverse landen. “Wij hebben de straten van Europa geplaveid met weesgegroeten en liederen”, zei hij wel.

Van 1955 tot 1958 heeft hij driemaal Nederland bezocht, alvorens het eerste lid van het Opus Dei, de jonge priester Hermann Steinkamp, zich in 1959 in Amsterdam vestigde. Van deze reizen is niet veel bekend. Steinkamp: “Zijn eerste bezoek was in december 1955. Hij reisde per auto vanuit Rome door Zwitserland, Frankrijk en België naar Nederland. Later vertelde hij dat hij zich de aankomst in Amsterdam goed kon herinneren. Hij kwam in de late middag in de schemering met mist. Als buitenlander keek hij verbaasd naar een zee van lichtjes die door de straten zweefden: het bleken fietsers te zijn die in het spitsuur naar huis gingen.”

Op een van deze reizen bezocht hij ook de Onze Lieve Vrouwekerk aan de Keizersgracht. Steinkamp: “Hij kwam met zijn latere opvolger Álvaro del Portillo, die een afspraak had met een pater redemptorist in het naast de Onze Lieve Vrouwekerk gelegen klooster. De kerk heeft een zij-altaar met een beeldenreliëf van de stervende sint Jozef, die in zijn laatste ogenblikken wordt bijgestaan door Jezus en Maria. Dit in de kerkelijke kunst niet gebruikelijke tafereel beviel Escrivá. Hij bleef er een tijdje bij bidden. De pastorale zorg van de Onze Lieve Vrouwekerk is nu toevertrouwd aan priesters van het Opus Dei. Omdat de stichter er geweest is heeft de kerk extra betekenis voor ons.” Álvaro del Portillo heeft ook gesproken met mgr. Van Dodewaard, op dat moment coadjutor van Haarlem, die daarna de goedkeuring heeft gegeven voor de komst van het Opus Dei naar Amsterdam.

Jozefmaria in de buurt van Nijmegen. Rechts van hem Álvaro del Portillo.

Vogels

De laatste keer dat Jozefmaria Escrivá Nederland aandeed was op 6 september 1961. Hij werd vergezeld door Álvaro del Portillo en door de huidige prelaat van het Opus Dei, Javier Echevarría. Ze bezochten het pas gehuurde Leidenhoven, een pand in de Amsterdamse Roemer Visscherstraat, waar een maand daarvoor de eerste drie leden van het Opus Dei in Nederland waren ingetrokken. Steinkamp: “Het huis was in verbouwing en ook door het ontbreken van meubilair konden we de stichter geen fatsoenlijke ontvangst bieden. Hij zei echter dat hij voor de vogels was gekomen en niet voor de kooi. We konden de gasten alleen wat limonade aanbieden die we schonken in oude bekers en kopjes zonder oren. Bij het zien van deze toestand wilde de stichter dat we met hem gingen eten in een goed restaurant. We kozen voor Dikker & Thijs, op de hoek Prinsengracht-Leidsestraat. Hijzelf at bijna niets, maar hij genoot er zichtbaar van dat wij sinds lange tijd weer van een goede maaltijd konden genieten.”

Volgens Steinkamp was Escrivá die laatste keer vooral gekomen om de eerste leden een hart onder de riem te steken: “Alle begin is moeilijk. Het rijke Roomse leven straalde nog pracht en praal uit. Van een collega-priester kreeg ik te horen: ‘Wat kom je hier eigenlijk doen? We hebben hier alles al.’ Door een wijd verbreid klerikalisme werd de seculiere geest van het Opus Dei niet door iedereen begrepen. Escrivá moedigde ons aan met geduld door te werken. Hij herinnerde ons eraan dat Nederland in het recente verleden in absolute getallen de meeste missionarissen aan de Kerk had gegeven.”

Nederlandse bisschoppen

Gedurende het Tweede Vaticaans Concilie heeft de stichter in Rome kennisgemaakt met honderden concilievaders, onder wie met mgr. Van Doodewaard, de toenmalige bisschop van Haarlem. De opvolger van Escrivá, Álvaro del Portillo, heeft gesproken met kardinaal Alfrink. Over de concrete inhoud van deze gesprekken is niets bekend. De Weense kardinaal König vertelde onlangs in een interview: “Ik heb de zalige Escrivá in Rome leren kennen tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. Men had mij gezegd dat hij de rol van de leken in het dagelijkse leven, in de beroepen, stimuleerde om zo te bereiken dat de Kerk in de wereld aanwezig zou zijn door de leken en niet door de priesterboord of de bisschoppelijke sjerp. Het was een man die naar mijn mening een grootsheid van geest uitstraalde. Hij interesseerde zich voor het Concilie, ik wist dat hij veel reisde en dat hij zeer geïnteresseerd was in het apostolaat van de leken. Hij sprak veel over wat er in de hele wereld gebeurde en al snel realiseerde ik me dat hier sprake was van een Kerk die leefde. Wat Escrivá toen verkondigde was een absolute nieuwheid. Maar ondanks het feit dat deze ideeën nu in de documenten van het Leergezag van de Kerk staan, verloopt het ontvangen van deze boodschap nog langzaam. Zoals altijd wanneer er iets nieuws opkomt, ontstaat er een zekere terughoudendheid.”

Toen kardinaal Alfrink in 1972 toestemming gaf voor de start van het Opus Dei in het aartsbisdom Utrecht schreef hij: Crescat opus ad Dei gloriam et hominum salutem (dat het mag groeien tot eer van God en heil van de mensen).