Ik leef op straat

Volker Kleibrink is een salesman. Na zijn opleiding opende de nu 53-jarige een kiosk in Düsseldorf. De vader van drie kinderen is al vele jaren lid van het Opus Dei en leidt een online supermarkt.

Volker Kleibrink.

Hij is handelaar van beroep. Het ligt hem na aan het hart. Het koopmanschap hoort eenvoudigweg bij het leven van Volker Kleibrink. Hij heeft in zijn beroepsleven drie fases achter zich. Na de middelbare school begon de jongen uit Düsseldorf een commerciële opleiding. Daarna begon hij in de zeventiger jaren een kiosk in Düsseldorf.

Volker Kleibrink: “Maar van een kiosk kan men nauwelijks een gezin onderhouden.” De vader van drie kinderen en intussen opa van de kleine Maximilian ging dus op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Hij was filiaalleider van verschillende supermarkten, voordat hij voor zichzelf ging werken als groenteman. “Het bedrijf liep goed, totdat de Bundesgartenschau [Duitse equivalent van de Nederlandse Floriade] in Düsseldorf kwam. We hadden gedurende bijna een heel jaar een grote bouwput voor de deur. Dat was het einde van de zaak.”

Maar Volker Kleibrink sprong op tijd op de volgende trein. “Ik heb toen een bestelbus gekocht om de waren zelf naar de klanten te brengen.” Hieruit is de online supermarkt “Freude-am-Kaufen” ontstaan die hij tot op de dag van vandaag met zijn gezin voert.

Het is ook geen toeval dat Kleibrink juist door een klant het Opus Dei heeft leren kennen, waarvan hij intussen al vele jaren lid is. “Voor mij was het, alsof ik eindelijk een passend kledingstuk had gevonden.” In God geloofde de Düsseldorfer al van kindsbeen af. In dat opzicht behoefde niemand hem te bekeren.

Misschien eerder het tegenovergestelde: “Ik heb al op mijn achttiende in het café over God gesproken.” Of hij nu als koopman ook probeert God te verkopen? De man met de typisch Rijnlandse optimistische aard, schudt zijn hoofd. Zo snel laat hij zich niet gek maken. Daarvoor is hij te eigenzinnig. Nee, hij werft wel voor zijn producten, maar God wil hij niet verkopen. “Wie zich voor mijn leven interesseert, die laat ik eraan deelhebben.”

Omdat hij in de regel van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de weer is, moeten geïnteresseerde gesprekspartners hem letterlijk op de huid zitten. En op weg van de ene klant naar de andere, wordt menigmaal een tussenstop ingelast voor een bezoek aan een kerk.

“Ik leef op de straat,” zegt hij. En hij is er trots op. Sterker nog: hier voelt de 53-jarige zich thuis. Het zou kunnen zijn dat een uitspraak van de stichter van het Opus Dei Jozefmaria Escrivá een rol speelt. Deze verklaarde tegenover de eerste leden, dat hun roeping niet het klooster is, maar die van de straat. De ‘straat’ betekende voor Escrivá het brede veld van de menselijke arbeid.

Voor Kleibrink is de ‘straat’ echter zeer concreet. Het is zijn daadwerkelijke werkterrein. Hier ontmoet hij de mensen en leert hij van hen. Een klant zei ooit tegen hem: “Elke goede daad moet worden vergoed.” Kleibrink: “Toen begreep ik het niet, maar tegenwoordig weet ik dat het waar is, omdat anders teveel eigenliefde in onze vermeende goede daden ligt.”

“Velen denken dat het Opus Dei in het bijzonder intellectuelen aanspreekt. Klopt dat?” Kleibrink glimlacht en maakt een afwerend gebaar. “Dat streelt mij.” En in één adem voegt hij droog daaraan toe: “Voor God zijn alle mensen gelijk.” Dat het Opus Dei een zwaartepunt legt bij de godsdienstige vorming, bevalt de handelaar. Hij leest op dit moment juist een boek over Johannes van het Kruis. Geen lichte kost. Tocht heeft het Opus Dei niet een zodanige stempel op zijn leven gedrukt, dat hij nu alleen nog voortdurend vrome boeken leest.

“Ik probeer mijn werk zorgvuldiger te doen. De klant is bij Volker Kleibrink werkelijk koning. Dat geldt niet alleen voor grote ondernemingen. Kleibrink rijdt ook naar ouden van dagen en brengt hen bijvoorbeeld een pond zout. In euro’s omgerekend, is dat geen lucratieve handel. Waarom hij het dan toch doet? “Boze tongen beweren dat ik lijd aan een helpersyndroom.” Kleibrink haalt zijn schouders op en gniffelt: “De oude dames mogen mij altijd graag. Misschien ligt het daar aan.”

Rebecca Zumloh