Deze fundamentele christelijke waarheid kwam vaak in zijn prediking voor. Steeds nodigde hij zijn geestelijke kinderen uit om de heilige Geest aan te roepen, opdat het innerlijk leven, dat wil zeggen de omgang met God, en het gezins- beroeps- en sociale leven, bestaande uit kleine aadse werkelijkheden, niet van elkaar gescheiden waren, maar één bestaan vormden dat “heilig is en vervuld van God”. “Wij ontmoeten deze onzichtbare God – schreef hij – in heel zichtbare en materiële dingen.” (Gesprekken met mgr. Escrivá, 114).
Zijn onderricht is ook vandaag actueel en urgent. De gelovige, uit kracht van het doopsel dat hem in Christus heeft ingelijfd, is geroepen een ononderbroken vitale relatie met de Heer aan te gaan.
“Toen bracht Jahwe God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te beheren” (Gen 2, 15). Het boek Genesis, zoals wij in de eerste lezing gehoord hebben, herinnert ons eraan dat de Schepper de aarde aan de mens heeft toevertrouwd om die te ‘bewerken’ en te ‘beheren’. De gelovigen die in alle realiteiten van deze wereld werkzaam zijn, dragen bij aan de verwezenlijking van dit universele goddelijke project. Het werk en elke andere activiteit die met de hulp van de genade wordt volbracht, worden omgevormd in dagelijkse middelen van heiligheid.
Het gewone leven van een christen die geloof heeft – placht Jozefmaria Escrivá te zeggen –, of hij nu werkt of uitrust, of hij nu bidt of slaapt, op welk moment dan ook, is een leven waarin God altijd aanwezig is” (Meditaties, 3 maart 1954). Deze bovennatuurlijke visie op het leven opent een horizon met buitengewoon reddend perspectief. Want ook in de schijnbare monotonie van het gewone aardse leven, is God dichtbij ons en kunnen wij meewerken aan Zijn heilsplan. Daarom is beter te begrijpen wat het Tweede Vaticaans Concilie stelt, namelijk dat “de christelijke boodschap de mensen niet afhoudt van de uitbouw van de wereld […], maar dat deze hen juist verplicht dit werk te verrichten" (Gaudium et spes, 34).
"De wereld tot God verheffen en van binnenuit omvormen: dit is het ideaal dat de heilige stichter jullie voorhoudt"
De wereld tot God verheffen en van binnenuit omvormen: dit is het ideaal dat de heilige stichter jullie voorhoudt, beminde broeders en zusters, die jullie verheugen op zijn verheffing tot de eer der altaren. Hij blijft jullie herinneren aan de noodzaak niet bang te zijn voor een materialistische cultuur die de meest zuivere identiteit van de leerlingen van Christus wil aantasten. Hij herhaalde met kracht dat het christelijk geloof zich verzet tegen het conformisme en de innerlijke inertie.
Treedt in zijn voetspoor door, zonder onderscheid naar ras, stand, cultuur of leeftijd, in de maatschappij het bewustzijn te verbreiden dat wij allen tot heiligheid geroepen zijn. Spannen jullie je in om zelf heilig te zijn; allereerst door een evangelische levensstijl van nederigheid en dienstbaarheid, van overgave aan de Voorzienigheid en van voortdurend luisteren naar de stem van de Geest te cultiveren. Op die wijze zullen jullie “zout der aarde” (vgl. Mt 5, 13) zijn en zal jullie “licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is” (ibid, 5, 16).
Zeker, onbegrip en moeilijkheden ontbreken niet bij degene die de zaak van het evangelie probeert te dienen. De Heer zuivert en modelleert met de mysterieuze kracht van het Kruis degenen die Hij roept om Hem te volgen. Maar in het Kruis, zo herhaalde de nieuwe heilige, vinden wij licht, vrede en vreugde: "Lux in Cruce, requies in Cruce, gaudium in Cruce!"
Sinds 7 augustus 1931, toen tijdens de heilige Mis in zijn ziel de woorden van Jezus weerklonken: “wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot Mij trekken” (Joh 12, 32), begreep Jozefmaria Escrivá duidelijker dat de zending van de gedoopten bestaat in de verheffing van het Kruis van Christus op alle menselijke realiteiten. Vanuit zijn binnenste voelde hij de dringende oproep om alle milieus te evangeliseren. Hij aanvaardde zonder aarzeling de uitnodiging van Jezus aan de apostel Petrus, die kort geleden nog op dit plein heeft geklonken: “Duc in altum!”. Hij bracht deze over op heel zijn geestelijke familie, opdat deze aan de Kerk een waardevolle bijdrage van vereniging en apostolisch dienstwerk zou leveren. Deze uitnodiging strekt zich vandaag tot ons allemaal uit. “Vaar nu naar het diepe –zegt de goddelijke Meester ons – en gooi uw netten uit voor de vangst” (Lc 5, 4).
Om zo’n compromitterende zending uit te voeren, is een voortdurende innerlijke groei nodig die gevoed wordt door het gebed. De heilige Jozefmaria was een meester in de beoefening van het gebed, dat hij als een bijzonder “wapen” beschouwde om de wereld te verlossen. Hij raadde altijd aan: “Eerst het gebed; vervolgens de boete; op de derde plaats, pas op de ‘derde plaats’ de actie” (De Weg, 82). Dit is geen paradox, maar een blijvende waarheid: de vruchtbaarheid van het apostolaat ligt bovenal besloten in het gebed en in een intens en onafgebroken sacramenteel leven. Dat is uiteindelijk het geheim van de heiligheid en van het werkelijke succes van de heiligen.
Moge de Heer jullie helpen, beminde broeders en zusters, om deze veeleisende ascetische en evangeliserende nalatenschap op jullie te nemen. Dat Maria, die de heilige stichter aanriep als "Spes nostra, Sedes Sapientiae, Ancilla Domini", jullie ondersteunt.
Dat de heilige Maagd ieder van ons tot een authentieke getuige van het evangelie omvormt, bereid om op alle plaatsen een edelmoedige bijdrage te leveren aan de opbouw van het Rijk van Christus. Dat het voorbeeld en het onderricht van de heilige Jozefmaria ons stimuleren, opdat wij aan het eind van onze aardse pelgrimstocht ook kunnen delen in de gelukzalige erfenis van de Hemel. Daar, samen met de engelen en alle heiligen, zullen wij het gezicht van God aanschouwen en Zijn glorie bezingen tot in eeuwigheid.