Heiligen zijn de vruchten van de boom der Kerk

Bijdrage van mgr. Flavio Capucci, postulator van het heiligverklaringsproces van Josemaría Escrivá, bij gelegenheid van het consistorie van 26 februari 2002.

De ouders van de zalige Josemaría: José Escrivá (1867-1924) en Dolores Albás (1877-1941).

Als we de Kerk beschouwen als een levende boom, dan zijn heiligen de vruchten van die boom. Hun bestaan is doordrenkt met de liefde die het Mystieke Lichaam van Christus bezielt. Zij leefden in gemeenschap met al hun medegelovigen. Zij bevorderden altijd de eenheid. Bij het opnieuw doornemen van de levensgeschiedenis van een heilige is het makkelijk deze leidraad van de eenheid te ontdekken.

Josemaría Escrivá werd in het begin van de vorige eeuw geboren in een gelovig gezin in Barbastro (Spanje). In navolging van zijn ouders maakte hij de natuurlijkheid en aantrekkingskracht van de deugden tot de zijne: het eenvoudige leven van een gewoon katholiek huishouden bestaande uit eerzaam werk, dienstbaarheid, blijdschap en genegenheid. Na de kleuterschool bij de Zusters van Liefde deed hij op school bij de broeders van de Orde der Piaristen zijn eerste kennis op. Zij brachten hem ook de basis van het katholieke gedachtegoed bij. Zijn leven met de sacramenten begint vroegtijdig met de leiding en het voorbeeld van zijn ouders en van de plaatselijke geestelijkheid: Josemaría hield met genegenheid de herinnering levend aan de eerste keer dat hij ging biechten. Tegelijkertijd groeide ook het kindertal en met de komst van het negende kind groeide ook het geluk van de ouders.

In 1915, na een paar zware jaren vol tegenslagen en hard werken, verhuisde het gezin naar de stad Logroño. Daar werd het hart van de jonge Josemaría in de winter van 1917 geraakt door de sporen in de sneeuw van de blote voeten van een ongeschoeide karmeliet. Deze zetten hem aan het denken en hij vroeg zich af “en ik, wat doe ik voor God?” Met deze vraag begon een tocht van volledige zelfgave die nooit uitliep op eenzaamheid. Hij rekende altijd op de steun van de genade van God, de steun van zijn ouders, broer en zussen en het voorbeeld van veel mensen. Hij voelde, dat God plannen had met zijn leven, maar hij wist niet precies welke. Hij ging naar het grootseminarie waar ervaren priesters hem hielpen zijn roeping te verstevigen en zijn verlangens om de goddelijke wil te volbrengen in goede banen te leiden. De eucharistie werd het middelpunt van zijn hele bestaan. Zijn gedachten en zijn doen en laten draaiden om Jezus in het Sacrament. Dat was de grote liefde van zijn ziel en de grondslag van de gemeenschap van de Kerk.

Na het ontvangen van de priesterwijding in 1925 legde hij zich offervaardig toe op de uitoefening van zijn dienstwerk onder mensen zonder aanzien des persoons, maar vooral onder armen en zieken. Hij vroeg hun de aalmoes van het gebed, de enige kracht waarop hij vertrouwde bij het volbrengen van die wil van God die Josemaría steeds beter leerde kennen. Vanaf 1927 woonde hij in Madrid. Daar zorgde hij voor zieken in ziekenhuizen die geleid werden door religieuzen en andere mensen van goede wil die in een aantal zeer moeilijke jaren voor de katholieke Kerk in Spanje hun gezondheid en soms hun leven op het spel hadden gezet. Bij deze eerste schreden in zijn priesterschap vond hij geestelijke leiding bij een pater jezuïet. Hij was enige jaren rector van zusterkloosters.

In 1928 ontstaat, na veel gebed, het Opus Dei. Zonder zijn zorg voor armen en zieken op te geven, zet hij zich vanaf dat moment in voor werk onder studenten, arbeiders, kunstenaars, priesters, etc. Hij zet iedereen aan Christus van nabij te volgen, zich in te zetten het gewone werk te heiligen. Vanaf dat moment is hij de onvermoeibare bron van inspiratie van het apostolaat van het Opus Dei. Zijn inspanning bereikt duizenden mensen uit alle lagen van het beroepsleven en de maatschappij die de kracht voelen van de oproep van de christelijke roeping.

In de jaren veertig ontplooit hij een enorme priesterlijke activiteit onder leken. Daarnaast geeft hij op verzoek van de bisschoppen retraites aan priesters van veel Spaanse bisdommen. Hij bevordert veel roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven, en hij stimuleert al deze mensen om hun weg niet op te geven als er moeilijkheden opdoemen.

Na het overlijden van de stichter van het Opus Dei kwamen er bij de Postulatie ter voorbereiding van het zalig- en heiligverklaringsproces duizenden brieven binnen van parochiepriesters, broeders, fraters en nonnen, bisschoppen, leden van verenigingen van gelovigen en veel andere mensen die vroegen om de opening van het proces tot heiligverklaring van ‘hun vriend Josemaría’. De prelatuur is nog steeds bezig met het archiveren van al deze blijken van genegenheid jegens haar stichter die na 1975 dankzij de verbreiding van zijn onderricht en geschriften telkens weer in grotere getale binnenkwamen. Om een voorbeeld te geven: er zijn nu meer dan vijfhonderd communiteiten van contemplatieven, zowel van mannen als van vrouwen, verspreid over een groot aantal landen die zich de moeite geven de inspanningen van het Opus Dei, waarvan zij medewerkers zijn, met hun ononderbroken gebed te ondersteunen.

De geschiedenis van mgr. Josemaría Escrivá zelf en die van de instelling die hij stichtte, worden gekenmerkt door de gemeenschap met de Kerk, een trek die terug te vinden is in de levensgeschiedenis van de heiligen “die de essentie zelf belichaamt en openbaart van het mysterie van de Kerk” en die als vrucht van de liefde haar “hart” zichtbaar maakt (Novo Millennio ineunte, nr. 42). De paus spoort alle gelovigen aan “de Kerk te maken tot huis en leerschool van de communio” (nr. 43), ook in de praktijk. En met de heiligverklaringen geeft hij een welsprekend voorbeeld van deze geest van gemeenschap. Wie over de heiligen nadenkt, komt er inderdaad vanzelf toe hen te zien als “broeders en zusters in het geloof binnen de diepe eenheid van het Mystieke Lichaam, als ‘mensen die deel van mij uitmaken’ (…), als ‘een gave voor mij’ ” (nr. 43): het bewustzijn van deze gave geeft een gevoel van dankbaarheid jegens God en de Kerk.