Heel menselijk, heel goddelijk (XVI): de gehoorzaamheid, een open hart

Door ons hart altijd wijd open te hebben voor de stem van God, wordt het groter: hierdoor kunnen we ons, net als Jezus, met de aangelegenheden van onze Vader bezighouden.

Maria en Jozef ‘reisden ieder jaar, bij gelegenheid van het paasfeest, naar Jeruzalem’ (Lc 2,41). Alle mannen van het volk Israël waren daartoe verplicht. Net als andere vrouwen vergezelde Maria haar echtgenoot op deze reis van gebed en herinnering aan Gods wonderen ten gunste van zijn volk. En Jezus? Het is mogelijk dat Hij zijn ouders al heel vroeg begon te vergezellen. In ieder geval weten we dat Hij met hen meereisde toen Hij twaalf jaar oud was. En bij die gelegenheid gebeurde er iets ongewoons.

Verbazing

Op de reis naar Jeruzalem en tijdens het verblijf in de Heilige Stad verliep alles op de gewone manier. Zo ook op de eerste dag van de terugreis; zo leek het tenminste voor Maria en Jozef, totdat ze merkten dat het Kind zich niet bij de karavaan bevond. Ze moesten op hun schreden terugkeren. Ook in Jeruzalem slaagden ze er niet in Hem te vinden. Naarmate de tijd verstreek groeide hun angst. De heilige Jozefmaria stelt zich voor hoe Maria en Jozef huilen van bezorgdheid en hulpeloosheid: ze wisten niet meer wat ze moesten doen.[1]

Op de derde dag gingen zij opnieuw naar de tempel, waarschijnlijk om te bidden en om te zien of zij een aanwijzing konden krijgen over de verblijfplaats van Jezus. Misschien wees iemand, in antwoord op hun navragen, hen erop dat er bij de wetgeleerden een kind was dat aan hun beschrijving zou kunnen voldoen. Inderdaad vonden ze Hem daar en ze stonden verslagen (Lc 2,48).

Ook degenen die het kind hoorden waren verbaasd (Lc 2,47), hoewel de reden voor hun verbazing anders was dan die welke de verwondering van Maria en Jozef veroorzaakte. De leraren stonden versteld van de wijsheid en de antwoorden van Jezus. Voor zijn ouders was dit niet nieuw. Maar de handelwijze van de Heer wel. Daarom vraagt Maria naar de reden van zo’n buitengewoon gedrag: ‘Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht’ (Lc 2,48).
Het antwoord van de Heer is niet minder verrassend dan zijn gedrag. In feite begrepen zij niet wat Hij bedoelde (vgl. Lc 2,50). Wij willen ons in dat antwoord verdiepen, omdat het ons veel kan leren over de gezindheid van Jezus die wij willen navolgen. Dus we moeten het niet laten bij een uitleg die het dramatische van de dialoog bagatelliseert. Daarom zullen wij onze aandacht concentreren op drie lessen uit deze gebeurtenis. Twee daarvan zullen we ontdekken in de houding van de Heer, de derde in de reactie van Maria.

De wil van de Vader

‘Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ (Lc 2,49). Natuurlijk wisten ze dat. Met zijn vraag veronderstelt Jezus dat al. Hij wil gewoon wijzen op het verband tussen een gedrag dat voor hen verrassend was en het beginsel dat het begrijpelijk en redelijk maakt.

Als Jezus’ antwoord voor Maria en Jozef al verwarrend was, kan de handelwijze van een christen soms des te meer verbazing wekken bij iemand die de liefde tot God nog niet heeft ontdekt en er dus niet naar streeft om contemplatief te zijn, om een intense en toegewijde relatie met Hem te onderhouden. Veel van wat een christen doet, zal een integer persoon volkomen redelijk vinden, maar er zullen details zijn die hem onbegrijpelijk voorkomen, omdat het uiteindelijke doel dat een christen wil bereiken en van waaruit hij redeneert anders is dan dat van die persoon.

Het verlangen zich met de aangelegenheden van zijn Vader bezig te houden, is de leidraad voor het leven van Jezus Christus: ‘Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft’ (Joh 4,34); ‘Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt’ (Mt 26,39).[2] En dit beginsel leidt zijn leven tot aan het einde, tot de dood en ‘de dood aan het Kruis’ (Fil 2,8). Het is juist die liefde voor de wil van de Vader die Hem een nauwgezet oordeel over de waarde van de menselijke werkelijkheden geeft: ‘Mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet mijn eigen wil zoek, maar de wil van Hem die Mij zond’ (Joh 5,30).

Dit criterium is de sleutel voor een gelukkig leven. God is goed, Hij houdt van ons[3] en Hij wil dat wij gelukkig zijn hier op aarde en voor altijd in de hemel. Niemand zoals Hij, zelfs wijzelf niet, weet zo goed wat eraan bijdraagt om dat geluk op te bouwen, om in ons de voorwaarden te scheppen die ons in staat stellen al het goede – God zelf, de Heilige Geest – dat Hij ons instort, te ontdekken, te waarderen en ons hierdoor te laten veroveren.

De wil van God beminnen betekent niet dat we ons aan een stel regels willen onderwerpen met het oog op een beloning die ons gegeven zal worden als we voor bepaalde proeven slagen. Het houdt veeleer in dat we vertrouwen op Gods liefde en ons leven op dat vertrouwen bouwen, omdat we weten dat de Heer zijn geluk met ons wil delen: ‘Wij hebben de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij gelóven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem’ (1 Joh 4,16).

In de scène die we aan het overwegen zijn, herinnert Jezus ons eraan dat het de moeite waard is Gods wil te zoeken, ook als dat betekent dat wij daarvoor moeten lijden en zelfs anderen moeten laten lijden. Soms is het ons echter niet zo duidelijk hoe we ons verlangen om Gods wil te doen in de praktijk kunnen realiseren. Wat is de wil van God hier en nu? Als we voor de keuze staan tussen stelen of het eigendom van anderen respecteren, of de waarheid vertellen of liegen om een financieel voordeel te krijgen, ligt het antwoord voor de hand. Maar er zijn veel andere situaties waarin het moeilijker is Gods wil te onderscheiden, omdat verscheidene opties goed kunnen zijn en wij twijfelen welke in dat specifieke geval de voorkeur verdient; bv. in situaties als het aanvaarden van een baan, een aankoop, een reis, een plan om te ontspannen, een verandering van ons gebruikelijke rooster, enz.

We kunnen aan het Kind Jezus denken dat zich afvraagt wat Hij bij die gelegenheid moest doen: moet Ik in Jeruzalem blijven om van deze kans gebruik te maken, ook al heb Ik geen gelegenheid meer om mijn ouders te waarschuwen, of moet Ik met hen teruggaan en hen ellende besparen? Door zijn beslissing leert de Heer ons dat niemand ons kan vervangen bij dit oordeel. Wij zijn het die de situatie onder ogen moeten zien en moeten beslissen: de verantwoordelijkheid ligt geheel bij ons.

Natuurlijk betekent dit niet dat we de waarde van de raad van een ander ontkennen. Integendeel. Niemand kan ons vervangen, maar ze kunnen ons wel helpen. Het is voldoende onszelf een beetje te kennen om onze eigen ontoereikendheid te beseffen en ook de wanorde die de erfzonde veroorzaakt in onze verlangens, redeneringen en gedragingen. We beseffen dat onze gevoelens – voorkeuren, angsten – afbreuk kunnen doen aan de objectiviteit van ons oordeel, of dat we misschien gegevens missen die we alleen kunnen krijgen als we de situatie vanuit andere gezichtspunten bekijken. Vandaar het belang om open te blijven staan voor wat anderen zien. Al is dit heel duidelijk, toch is het soms moeilijk te aanvaarden; vooral als we raad vragen over iets wat wij heel graag zouden doen of erg moeilijk vinden. Daarom is het essentieel om voortdurend bereid te zijn de adviezen te overwegen die wij krijgen van mensen die van ons houden en die de genade van God hebben om ons te helpen; wij moeten ze waarderen als een hulp die de Heer ons geeft opdat wij kunnen onderscheiden wat zijn wil is.

‘De raad van een andere christen (…) is zeker een zeer belangrijk hulpmiddel om te leren zien wat God in een bepaalde situatie van ons wil. Maar een advies schakelt nooit de persoonlijke verantwoordelijkheid uit. De beslissing ligt uiteindelijk bij ieder van ons afzonderlijk, en wij zelf hebben ons er persoonlijk tegenover God voor te verantwoorden.’[4] Juist omdat wij boven alles de wil van God willen doen, hebben wij de raad van anderen nodig, wat ons helpt onze ‘blinde vlekken’ te ontdekken wanneer wij in het grote en in het kleine het antwoord zoeken op de belangrijkste vraag van het leven: Heer, wat wilt U van mij? Soms zullen we ook aanwijzingen krijgen van iemand die het gezag heeft om ze te geven. In zulke gevallen is het verhelderend dat de heilige Jozefmaria erop aandringt dat de gehoorzaamheid niet blind mag zijn, maar altijd intelligent moet zijn.[5] Gehoorzamen betekent niet dat we zonder na te denken een beslissing van een ander aanvaarden. Onze gehoorzaamheid is intelligent wanneer ons verstand beoordeelt hoe we de ontvangen aanwijzing het beste kunnen opvolgen en ons eigen maken. Zelfs in de gevallen waarin sommige omstandigheden ons ontgaan, kan onze gehoorzaamheid nog steeds intelligent en niet blind zijn.

Heer, wat wilt u van mij? Vanuit dit gezichtspunt kan de grootheid van deze christelijke deugd begrepen worden. Degene die gehoorzaamt maakt zich niet klein; integendeel, hij wordt groot door zijn bereidheid te doen wat God wil, zonder dat hij zichzelf wil misleiden bij het bepalen hoe hij het in praktijk moet brengen. Hij wil lijken op Jezus die handelt als een kind dat de barmhartige plannen van zijn Vader wil uitvoeren. Daarom vereist de gehoorzaamheid een groot hart, het hart van een kind dat zijn vader God vertrouwt en zijn dromen droomt, om de gelukkige persoon te worden die God wil dat wij zijn, door zijn heilsplannen te ondersteunen. De gehoorzaamheid is dus geen eenvoudige onderwerping, maar openheid; het is niet het ‘zien’ opgeven, maar willen zien met de ogen van anderen die van ons houden en die de genade van God hebben om ons te leiden. Het is met openheid van hart en geest die neiging overwinnen om onszelf als onafhankelijk en zelfredzaam te beschouwen, wat ons soms verhindert de dingen met perspectief en realisme te zien.

Erat subditus illis

Aan het einde van deze episode vat Lucas in heel weinig woorden de lange reeks van jaren samen die tussen deze gebeurtenis en het begin van Jezus' openbare leven is verstreken: ‘Hij was aan hen onderdanig’ (Lc. 2,51). Erat subditus illis: de heilige Jozefmaria ontdekte in deze drie woorden een van de korte biografieën van Jezus Christus die de Heilige Schrift ons geeft.[6]

En hier vinden we de tweede leer die we ontdekken in de houding van onze Heer: hoewel Hij door zijn goddelijke natuur meer dan genoeg redenen had om te denken dat Hij zich niet door zijn ouders hoefde te laten leiden, leert Jezus ons dat het menselijk gezag – in het gezin, in de maatschappij, in de Kerk – gerespecteerd moet worden. We hebben het nodig, juist omdat het ons helpt te ontdekken wat God wil. Natuurlijk is het menselijk gezag niet onfeilbaar en kan niemand ons zonder meer Gods wil overbrengen. Maar we zijn zelf ook niet onfeilbaar: soms kunnen we onszelf voor de gek houden. Vandaar dat het redelijk en zelfs noodzakelijk is vertrouwen te hebben in degene die gezag over ons heeft, als wij echt Gods wil willen doen. Want hoewel je niet kunt zeggen dat de concrete aanwijzing die je krijgt altijd helemaal overeenkomt met wat God wil, kun je ervan overtuigd zijn dat God wél wil dat je bereid bent die te volgen, uit liefde.

Dit maakt het gemakkelijker te begrijpen waarom de heilige Jozefmaria zijn waardering voor de gehoorzaamheid verbond aan zijn liefde voor de vrijheid: ‘Ik heb de vrijheid lief, en juist daarom houd ik van de christelijke deugd van de gehoorzaamheid’.[7] Deze uitspraak kan misschien verrassend zijn voor iemand die voor het eerst met de leer van de heilige Jozefmaria in aanraking komt. Instinctief zijn we geneigd gehoorzaamheid en vrijheid te zien als twee vijanden die strijden om onze handelingen te bepalen: als de vrijheid de overhand heeft, lijkt het alsof de gehoorzaamheid teniet wordt gedaan; als de gehoorzaamheid zegeviert, lijkt het alsof de vrijheid zich terugtrekt. Dit is echter een misvatting. Wij houden van onze vrijheid en willen die in geen geval opgeven; wij willen volledig meester zijn over onze handelingen, juist om – omdat wij het graag willen – te kunnen doen wat God volgens ons wil. En juist in het liefhebben van zijn wil vindt de gehoorzaamheid haar plaats en haar reden van bestaan.

De authentieke christelijke gehoorzaamheid is altijd gehoorzaamheid aan God, en steunt op het goddelijk kindschap, haar bestaansreden. Dit blijkt duidelijk uit de zojuist geciteerde uitspraak van de heilige Jozefmaria, die vervolgt: ‘Wij moeten ons kinderen van God weten, met het blijde verlangen om de wil van onze Vader te doen, om alles te doen zoals Hij het wil, omdat we dat graag willen; bovennatuurlijker kan het niet’.[8] We willen ons met vreugde bezig houden met de aangelegenheden van onze Vader God omdat we dat graag willen. Het oordeel van het menselijk gezag helpt ons te ontdekken wat God voor ons wil, oftewel wat wij – hier en nu – ten diepste willen. En zelfs als we soms de voorgestelde handelwijze niet duidelijk inzien, moeten we vertrouwen op het verlangen van de ander om ons met zijn raad te helpen, terwijl we volledig vrij blijven. Zo’n open geest, de beschikbaarheid die wortelt in onze vrijheid als kinderen van God, versterkt het kostbare vermogen om ons te laten leiden, om met de ogen van anderen te zien en een ander standpunt in te nemen dan het onze: we hebben er belang bij, dit vermogen te ontwikkelen. De gehoorzaamheid helpt ons dus om te verwezenlijken wat wij ten diepste willen. Als het echter niet ons diepste verlangen is om Jezus Christus te volgen en in de aangelegenheden van zijn Vader – van onze Vader – te zijn, het verlangen dat alle andere verklaart, dan verliest de gehoorzaamheid zijn betekenis[9] en zien we haar als vijand van de vrijheid, als een belemmering om te doen wat we willen.

In het gewone taalgebruik wordt gehoorzaamheid vaak het uitvoeren van besluiten of aanwijzingen van gezagsdragers genoemd. Maar het gaat ons niet alleen om de gehoorzaamheid als een uiterlijke handeling, maar als een deugd, omdat wij op Jezus Christus willen lijken. Het is niet voldoende om bevestigend te antwoorden op de vraag: ‘Heb ik gedaan wat mij werd opgedragen of voorgesteld?’ Je zou ja kunnen antwoorden en toch niet ten volle gehoorzaam zijn. Wie een aanwijzing gewoon opvolgt zonder zich die eigen te maken, zonder vrijheid, gehoorzaamt slechts materieel, maar dat is niet de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Wie zo handelt, doet misschien iets goeds, maar daarmee kan hij zich niet tevreden stellen, want het doel ligt veel hoger: zuiver materieel of slaafs gehoorzamen zou betekenen afstand doen van onze vrijheid, de vrijheid waarvoor Jezus ons heeft vrijgemaakt (vgl. Gal. 5,1).

Dus in feite ben ik alleen ten volle gehoorzaam als ik doe wat mij gevraagd wordt omdat ik het wíl doen. En ik wil het doen omdat ik ervan overtuigd ben dat God op mijn volgzaamheid rekent. En ik ben tot die overtuiging gekomen omdat ik vertrouwen heb in Hem, die degene die mij iets adviseert met zijn genade bijstaat, en ik bovendien op de verstandige voorzichtigheid en de ervaring van die persoon vertrouw. In deze gevallen zie ik degene die gezag heeft als iemand die mij laat zien wat de moeite waard is, wat God wil. Ik ben vrij, niet als ik gehoorzaam ‘als ik dat wil’, maar als ik gehoorzaam ‘omdat ik dat wil’.

De luisterende houding van Maria

Laten we nu terugkeren naar het verrassende antwoord van Jezus aan zijn ouders, die opgelucht waren na die dagen van angst, maar verbijsterd over de ongewoonheid van zijn gedrag: ‘Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ (Lc 2,49). De lezer van het Evangelie kan zich gemakkelijk zijn eigen reactie op zo’n antwoord indenken: waarom we je gezocht hebben?! Moesten we dat dan niet doen? Hadden we soms rustig moeten blijven, onverschillig voor wat er met jou gebeurd was? Maria reageert rustiger.

Het is normaal dat we soms een aanwijzing of een raad niet begrijpen. Laten we eens kijken naar een andere uitspraak van de heilige Jozefmaria: ‘Hij [onze Heer] spreekt ook dikwijls door andere mensen. Het kan dat we dan een soort aandrang voelen om niet te gehoorzamen omdat we hun gebreken zien, of denken dat ze niet goed op de hoogte zijn, of misschien niet alle kanten van het probleem hebben begrepen.’ Tot zover gekomen met lezen, verwacht je misschien gewaarschuwd te worden voor het gevaar van dergelijke gedachten. De heilige Jozefmaria gaat echter verder: ‘Dit alles kan een goddelijke bedoeling hebben, want God legt ons geen blinde gehoorzaamheid op, Hij verwacht juist een intelligente gehoorzaamheid.’[10] Een goddelijke bedoeling: door deze twijfels laat God ons weten dat Hij wil dat wij intelligent gehoorzamen, zonder onze verantwoordelijkheid te ontlopen. Wij moeten ons standpunt, onze overtuigingen uiteen zetten, ‘maar we moeten eerlijk zijn tegenover onszelf en in iedere situatie nagaan of we ons laten leiden door liefde voor de waarheid, of door egoïsme en gehechtheid aan ons eigen oordeel’.[11] Want inderdaad ‘kan het soms gebeuren dat men juist dàt advies zoekt, dat voordelig is voor het eigen egoïsme en dat met zijn zogenaamde autoriteit de innerlijke stem van het eigen geweten tot zwijgen brengt. Onder die omstandigheden gebeurt het zelfs dat men net zolang van adviseur verandert totdat men ten slotte de meest welwillende gevonden heeft.’[12] Als we niet de gewoonte hebben gevormd dat we de waarheid belangrijker vinden dan ons eigen oordeel – kortom, als we niet kunnen gehoorzamen –, zullen we onszelf gemakkelijk misleiden, nu of in de toekomst. Door kwaadheid of verontwaardiging kunnen we niet ontdekken wat de Heer ons wil zeggen door middel van iets wat we dan niet begrijpen. Maria begreep het evenmin (Lc 2,50). Maar ze kwam niet in opstand. Ze had Gods wil boven alles lief en ze wist heel goed dat er dingen zijn die we pas met de tijd gaan begrijpen. ‘Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart’ (Lc 2,51).[13] Onze Lieve Vrouw leefde niet alleen oppervlakkig naar buiten gericht, maar dacht steeds opnieuw na over de gebeurtenissen in haar leven om daarin het handelen van God te ontdekken. Maria luisterde, en dat is wat het in feite betekent om gehoorzaam te zijn, ob-audiens [Latijn obedire betekent gehoorzamen en audire betekent horen]: opletten, goed luisteren. De tijd werkt in het voordeel van degene die luistert, vertrouwt en rustig volhardt in sereen gebed: door open te blijven staan voor de stem van God zal hij, net als Maria, die goddelijke bedoeling ontdekken en uiteindelijk dankbaar zijn, zelfs in de duisternis van die moeilijke momenten.

Maria volhardde in haar gebed. Er gingen twintig jaar voorbij en haar Kind was haar opnieuw ontnomen. Opnieuw drie dagen. Opnieuw in Jeruzalem. Maar toen wist ze al dat ze niet bang hoefde te zijn en naar Hem moest zoeken, want Hij was in het huis van zijn Vader. En misschien dankte ze de Heer voor die verbijsterende woorden op Jezus’ kinderlippen: ze voedden nu haar hoop te midden van een verdriet dat haar anders zou hebben verpletterd.

Op haar voorspraak vertrouwen wij erop dat de Heer ons een groot hart zal schenken, dat in staat is alles in ons leven naar de wil van God te richten. Een vrij en open hart, dat zich niet laat opsluiten in zijn eigen beperkte visie. Een hart dat in staat is Gods handelen in ons leven te ontdekken, zelfs door middel van onvolmaakte menselijke instrumenten. Een hart dat in staat is te luisteren en te wachten, om de vruchten van Gods handelen in onze ziel te ontdekken.

[1] Vgl. Hl. Jozefmaria, de heilige Rozenkrans, 5e blijde geheim.

[2] Vgl. ook bv. Heb. 10, 5-7 en veel andere plaatsen in het N.T.

[3] Vgl. bv. Jes 49,15: ‘Zal een vrouw haar zuigeling vergeten? (…) En zelfs als die hem zou vergeten, Ik vergeet u nooit!’.

[4] Hl. Jozefmaria, Gesprekken, nr. 93.

[5] Vgl. Hl. Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 17.

[6] Vgl. Ibid.

[7] Ibid.

[8] Ibid.

[9] Misschien is de enige waarde die behouden zou blijven het vergemakkelijken van de doeltreffendheid van een organisatie. Maar de gehoorzaamheid van Jezus Christus gaat veel verder.

[10] Hl. Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 17.

[11] Ibid.

[12] Hl. Jozefmaria, Gesprekken, nr. 93.

[13] Vgl. ook Lc. 2,19.