"Een katholiek is niet saai"

Alexandre is 26. Hij is gymnastiekleraar in Parijs en sinds 1999 lid van het Opus Dei.

Hoe ben je in contact gekomen met het Opus Dei?

Ik zat op de middelbare school in Parijs. In die tijd heb ik de jeugdclub Fennecs leren kennen, die toen – en nu nog – culturele activiteiten organiseerde voor jongens. De sfeer daar beviel me goed. Een jaar later besloot ik om me in te schrijven.

En hoe ben je lid geworden?

In het begin kwam ik voornamelijk naar de lessen wiskunde en Spaans. De geestelijke vorming interesseerde mij niet. In het tweede jaar werd ik uitgenodigd om catechismuslessen te komen volgen. Uit nieuwsgierigheid probeerde ik het uit. Ik ontdekte de helderheid en samenhang van het geloof, het waarom van de dingen. Kort daarop heb ik tijdens een skivakantie gesproken met een vriend die was uitgenodigd lid te worden van het Werk. Dat zette me tot denken. Ik vond dat het lidmaatschap van het Werk gelijk stond met iets goeds doen, zich inzetten voor anderen, en dat sprak me aan. Ik sprak er daarom over met iemand van het Opus Dei die me een veeleisend antwoord gaf: “Het gaat niet om humanitaire inzet in Frankrijk, maar om een roeping tot het Opus Dei”. Dit heeft me wat afgekoeld. Tenslotte heb ik leren bidden, tijd besteden aan God, en ik heb gevraagd om lid te worden van het Opus Dei.

Heb jij op jouw beurt anderen voorgesteld om lid te worden?

Dat heb ik een keer gedaan. Het ging om een jongen die ik heb leren kennen toen ik leiding gaf bij de jeugdclub. Ik heb over roeping gesproken omdat hij de geest van het Opus Dei kent en waardeert en zich vragen stelt over wat God van hem verlangt. Maar hij “voelt zich niet geroepen”. Dit verandert niets aan onze vriendschap. We blijven elkaar zien en sporten ieder weekeinde samen.

Vind je niet dat de moraal bij het Opus Dei te streng is? Jullie spreken vaak over eisen.

De moraal is die van de Kerk. Het is goed om eisen te stellen. Het is de enige manier om iets te bereiken. Op het gebied van de sport, bijvoorbeeld: als mijn leraren me niet hadden verplicht om al om acht uur ’s ochtends door de sneeuw te gaan rennen, dan zou ik niet geslaagd zijn voor mijn diploma. Ik heb mijn beroepsprestige te danken aan het Opus Dei: ik werd achter de vodden gezeten om goed te werken. In mijn eentje zou ik de moed hebben opgegeven.

Denk je niet dat het streberig is om de mensen te pressen?

Je stelt eisen als je weet dat mensen in staat zijn om iets te geven dat ze niet vermoeden. Zo ga ik met mijn leerlingen om als ze de gymnastieksprongen moeten leren. In twee weken tijd zijn we overgegaan van 0 tot 50 % van de leerlingen die de moeilijke sprongen kunnen uitvoeren. Om dit te bereiken moest ik stellen. Nu gaan ze er allemaal voor, van de lange kwetsbare meid tot de ‘kleine dikkerd’! Eisen stellen is mensen vragen iets te proberen, zelfs al zouden ze het tenslotte niet halen.

Wat heeft het Opus Dei je bijgebracht?

Het heeft me geleerd geduldig te zijn, de leerling te beschouwen als iemand die je vooruit moet helpen. Maar ook om mezelf te leren kennen, te erkennen dat ik me kan vergissen. Dat stelt eisen aan mijn werk. ’s Avonds neem ik mijn boeken door en vraag me af hoe ik de leerlingen verder kan brengen. Het Opus Dei helpt me om beter en doeltreffender te werken. Ik heb bij het Werk geleerd om mijn boeken te ordenen en mijn mappen op te bergen.

Is het jouw opdracht om mensen naar het Opus Dei te trekken?

Ik ben leraar, betaald door het Ministerie van Onderwijs. Mijn taak is om datgene te doen wat mijn werkgever me vraagt!

Wat is de rol van een mentor in een jeugdclub?

De activiteit moet goed lopen en de jongeren moeten plezier hebben. Het is een kwestie van organisatie, aandacht voor de kleine dingen. Zonder pedagogische richtlijnen valt een jeugdkamp in duigen. Als alles goed in elkaar zit, kun je overwegen om menselijke en geestelijke vorming te geven. Het is belangrijk dat de jongeren zich na afloop gelukkig voelen omdat ze iets van zichzelf hebben gegeven, de anderen dienstbaar zijn geweest. Je moet tenslotte laten zien dat de katholiek geen oersaai type is om mee te leven, geen kwezel of moralist, maar dat hij integendeel vrolijk is, zijn fouten kan erkennen en dat hij de ander niet lastig valt met eigen problemen

Welk verwijt krijg je het vaakst te horen?

Pubers klagen vooral over de vorming: ze houden meer van spelen of met elkaar praten. Ze vinden het vervelend om te luisteren naar een voordracht of naar de mis te gaan. In overleg met hen probeer ik te begrijpen waarom en de nodige uitleg te geven

Kan je een zin noemen van de heilige Jozefmaria die je geraakt heeft?

“Doe wat je moet, en geef je helemaal aan wat je doet”