De wereld heeft de vrouwelijke aard nodig

Bij gelegenheid van de Internationale dag voor de vrouw heeft de prelaat van het Opus Dei een artikel geschreven in het Spaanse dagblad ABC

8 maart is een datum met historie. De dag herinnert aan de inmiddels lange strijd tegen de discriminatie van de vrouw. Het is een taak die actueel blijft. Daarbij is het ook goed naar te toekomst te kijken. Welke voordelen zal die brengen wanneer de vrouw geheel is opgenomen in alle geledingen van de maatschappij?

Voor alles moeten we gelijkwaardigheid tussen man en vrouw als uitgangspunt nemen. Al in Genesis, het eerste boek van de heilige Schrift, wordt ons geopenbaard dat God man en vrouw heeft geschapen als twee vormen van persoon-zijn, twee uitdrukkingen van dezelfde mensheid. De vrouw is, niet meer of minder dan de man, een beeld van God. Beiden zijn geroepen tot de vereenzelviging met Christus die volmaakt God en volmaakt mens is.

Met deze belangrijke premissen van het christelijke geloof begrijpen we dat iedere slechte behandeling van de mens, man of vrouw, pervers is. Deze slechte behandeling neemt soms gewelddadige vormen aan. Andere keren is mishandeling geraffineerder: wanneer het lichaam van de vrouw op brute wijze als een ding en niet als een persoon wordt behandeld. Of als haar op vriendelijke maar besliste wijze te kennen wordt gegeven dat haar zwangerschap niet is te verenigen met de voortzetting van haar arbeidscontract. Er is alle reden toe zich tegen deze vormen van discriminatie te verzetten.

In Genesis valt ons ook een tweede elementaire zaak op: die van de diversiteit. Als wij aan het gezin denken hebben vader en moeder een eigen functie. Beiden zijn even noodzakelijk maar niet uitwisselbaar. Hun verantwoordelijkheid is gelijk, maar de wijze waarop die vorm krijgt verschilt.

Er wordt wel gezegd dat de crisis in het vaderschap een nijpend probleem van deze tijd is. De man is geen “tweede moeder”, maar hij mag zijn verantwoordelijkheid voor het gezin niet verwaarlozen. Hij moet leren vader te zijn. Dit kan ook gezegd worden van de maatschappij als geheel, waar ieder zijn positie moet vinden. De man heeft het recht zich als man te ontwikkelen, de vrouw als vrouw. Maar zonder elkaar te imiteren, want dat zou alleen maar aanleiding geven tot identiteitscrises en sociologische complexen en problemen.

Het gelijkheidsbeginsel kan irritatie wekken en uit balans raken wanneer de gelijkheid (van waardigheid, rechten en kansen) de diversiteit uit het oog verliest. Als de vrouw de man nabootst of de man de vrouw, raken beiden gedesoriënteerd en komen niet tot een evenwichtige relatie. Het verscheidenheidsbeginsel kan echter ook ontaarden, wanneer wederzijdse verschillen worden aangegrepen om te discrimineren, wat talloze keren ook gebeurd is.

De liefde als christelijke deugd is in dit verband waardevol en noodzakelijk. Benedictus XVI heeft deze deugd in het centrum van zijn pontificaat willen plaatsen. De liefde brengt gelijkheid en verscheidenheid in harmonie met elkaar en nodigt uit tot samenwerking, omdat zij een goede relatie met God en met de ander tot doel heeft. Vanuit de liefde bevordert de Kerk de gemeenschapszin, het respect en het begrip, het openstaan voor verscheidenheid, de wederzijdse hulp en de dienstbaarheid.

In de eerste zinnen van Genesis lezen we ook dat God de wereld aan de man en vrouw heeft toevertrouwd. We hebben de opdracht gekregen om gezamenlijk voor de wereld te zorgen en deze vooruit te brengen. Dit fascinerende gedeelde project helpt ons ook de relatie tussen de beide seksen correct te plaatsen. Het gaat hier niet om een geïsoleerde en problematische kwestie, maar om een positief en open vraagstuk. Met gedeelde verantwoordelijkheid en eigen inbreng van zowel mannen als vrouwen, moeten we samen aan een betere maatschappij werken. Mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten hebben elkaar nodig om deze collectieve taak te volbrengen. Het algemeen welzijn kan uiteindelijk alleen bereikt worden door gezamenlijke inspanning. In dit kader is de discriminatie van de vrouw niet alleen een belediging voor haar zelf, maar ook een schande voor de man en een ernstig probleem voor heel de wereld.

Het daadwerkelijke verlangen om voor het behoud en de vooruitgang van de wereld te zorgen, vereist het loslaten van zwart-wit denken en opzoeken van conflict. Nodig zijn een houding van dialoog, samenwerking, fijngevoeligheid en openheid. De man zal moeten leren luisteren, begrijpen, geduld te hebben en persoonsgericht te zijn. De vrouw moet ook begrijpen, geduldig zijn, openstaan voor opbouwende dialoog en haar rijke intuïtie benutten.

Beiden moeten bestaande stereotiepe beelden van zich af zetten; die waarin mannen dominant gedrag vertonen en waarin vrouwen zich frivool of zelfs exhibitionistisch gedragen. We hebben een nieuwe manier van denken nodig, een nieuwe blik op de ander die overheersing en verleiding overstijgt. Zo kunnen er nieuwe maatschappelijke verhoudingen ontstaan die geen winnaars of verliezers kennen.

In zijn Brief aan de vrouwen zegt Johannes Paulus II dat de bijdrage van de vrouw onvervangbaar is voor “de ontwikkeling van een cultuur die rede en gevoel verenigt” en voor “de vorming van economische en politieke structuren die de mensheid steeds meer waardig worden”. De vrouwelijke aard, met haar ingeboren houding van kennis, begrip en zorg voor de naaste, moet haar invloed uitbreiden over het gezin en de hele maatschappij.

De heilige Jozefmaria zei dat “voor God geen enkele bezigheid op zichzelf groot of klein is. Alles krijgt de waarde van de Liefde waarmee het gedaan wordt”. Wanneer wij het belang van de persoon ontdekken, zijn de dagen van iedere vorm van discriminatie geteld. Het christelijke geloof is in staat op dit vlak een culturele verandering te bewerkstelligen als wij als gelovige mannen en vrouwen dit in ons gewone leven gestalte weten te geven.