Blij als een kind

Hij is al sinds 1949 volgeling van de zalige Josemaría Escrivá (1902-1975), maar zal zondag niet bij diens heiligverklaring zijn. “Ik ben daarin niet sentimenteel”, zegt Frans d’Agostino (70), priester van het door Escrivá gestichte Opus Dei. Sinds 1964 leeft en werkt hij in Nederland.

Escrivá in 1949 in Rome op een bouwsteiger.

Nee, een sentimentele oude man is de Italiaan niet. Daar is Frans d’Agostino, vroeger bouwkundig ingenieur, veel te nuchter voor. Ontwapenend is hij wel, in de zin dat het kindschap Gods, door Escrivá zo sterk benadrukt, in hem herkenbaar is.

De priester is naar ’s-Hertogenbosch gekomen om iets te vertellen over zijn persoonlijke ervaringen met het Opus Dei en in het bijzonder met zijn stichter, die zondag heilig wordt verklaard. Daar zal d’Agostino niet bij zijn. “Er moet iemand in Amsterdam blijven voor de Onze Lieve Vrouwekerk”, vertelt hij. Het Opus Dei, sinds 1959 in Nederland, heeft de pastorale zorg voor deze kerk, die door Escrivá tijdens zijn bezoeken aan Nederland is bezocht.

D’Agostino gaat later naar Rome, als de feestelijkheden rond de heiligverklaring worden afgesloten. Het stoffelijk overschot van de heilige, nu ter verering in een kerk geplaatst, keert dan terug in de kleine grafkapel aan de Viale Bruno Buozzi, waar ook het ‘hoofdkwartier’ van Opus Dei is gevestigd.

Frans d’Agostino woonde toevallig in dezelfde straat en had bewondering voor de motivatie waarmee de studenten van Opus Dei in het leven stonden. Omdat katholiek zijn zo vanzelfsprekend was, kreeg het er voor hem een nieuwe, diepere dimensie. Tegelijkertijd had hij ook z’n twijfels. Als je celibatair lid wilde worden was dansen en feesten er niet meer bij. D’Agostino zag de betrekkelijkheid in van die zaken, want hij kreeg een ánder sociaal leven. “Voorheen ging je kaarten of voetballen, maar echt bevriend was je zelden. In het Opus Dei leerde ik wat echte vriendschap was: meeleven en delen met anderen. Ook met andersdenkenden, want Jezus is voor iedereen gestorven. Je spreekt ze ook aan over het doel van je leven. Zo heeft de Kerk zich in de eerste eeuwen verspreid en zo is ook het Opus Dei gegroeid.”

En het vrijwillig op zich genomen celibaat dan? Hij haalt zijn schouders op. “Dat speelde helemaal niet zo sterk. Ook al dacht ik er niet over priester te worden. Iedereen had wel ongetrouwde familieleden die daar niet onder gebukt gingen en - in ieder geval naar buiten toe - een net leven leidden. Celibatair leven was niet zo’n probleem als nu. Ik heb er nooit spijt van gehad.”

Waar bij wel wat moeite mee had, vertelt de geboren Milanees guitig, was de aanvankelijk Spaanse dominantie. “Die Spanjaarden kon ik niet peilen.” Maar dat, zegt hij, geldt ook voor de Nederlanders. Het beeld van Escrivá als een klein driftig kereltje is volgens hem zo’n beetje het beeld dat Nederlanders überhaupt van Spanjaarden hebben. “Hij had z’n temperament, maar ik heb dat, ook toen ik in het hoofdbestuur van het Italiaanse Opus Dei zat, nooit als hinderlijk ervaren. Wij waren jong, wij moesten veel leren. Het was allemaal nieuw. Hij was veeleisend en gaf vaak aanwijzingen, maar nooit op een vervelende manier.”

De veeleisendheid hoort bij de spiritualiteit van het Opus Dei. Wellicht dat juist dat in Nederland argwaan wekt. Waar de gelovigen zich hier ontworstelden aan een overdaad aan regeltjes en verplichtingen kwam het Opus Dei dat naar veler gevoelen ‘restaureren’. Maar het verschil is dat de instelling niet streeft naar dooie wetsvervulling, maar naar heiliging van het dagelijks leven door iedere gelovige, een harmonieuze godsrelatie ongeacht je huisvrouw of minisister bent, stratenmaker of docent.

Een voorbeeldje van die spiritualiteit is, zodra de telefoon gaat, een schietgebedje te bidden voor degene die belt. De vriendschappen, waarop Escrivá zo aandrong, dienen vrienden dichter bij God te brengen. Het is de leiding die de leden op het spoor van hun roeping zet. Dat roept in een kerkelijk klimaat van ontworsteling nog steeds weerstand op en vragen.

Sinds de hausse van kritische publicaties bij de zaligverklaring van de stichter lijkt men zich dit bewust te zijn geworden. Het Opus Dei heeft meer openheid van zaken gegeven. Zijn priesters zijn eerder dienstbaar dan clericaal, meer ‘nabij’ om het in hedendaags pastoraal jargon te zeggen.

Dat is bij iemand als d’Agostino merkbaar. Hij vertelt vol ontzag, ontroerd bijna, over de liefde die hij bespeurt bij oudere echtparen die hij kent. Mensen die samen veel hebben meegemaakt “en meer van elkaar houden dan ooit”. Dat brengt hem direct weer op een woord van Escrivá voor gehuwden: “De weg naar heiligheid heeft de naam van je echtgenoot.”

Hij zwijgt en kijkt tevreden voor zich uit. Hier zit iemand die intens gelukkig is met zijn leven volgens De Weg,hét boek van Escrivá. Met de nodige zelfspot spreekt hij over zijn eigen weg. “Het blijft natuurlijk altijd proberen. En als dat niet lukt, proberen om te proberen.”

Jan Peeters // Katholiek Nieuwsblad