Mijn geliefde dochters en zonen, moge Jezus jullie behoeden!
Tijdens de afgelopen weken van quarantaine in zoveel landen, zijn de menselijke beperking en grootsheid duidelijk naar voren gekomen. We hebben gezien hoe een virus ons leven, samen met dat van miljoenen mensen over de hele wereld, heeft ontwricht. Misschien hebben we geleerd om de dingen die we als vanzelfsprekend beschouwden bewuster te waarderen.
Laten we vooral blijven bidden voor degenen die zijn overleden en voor hun families die in veel gevallen niet in staat zijn geweest om in hun laatste momenten fysiek bij hen te zijn. Ook wij hebben die pijn aan den lijve ondervonden met zoveel gelovigen van het Werk die naar het huis van de hemel zijn gegaan en bij wie we ons aanbevelen.
Aan de andere kant hebben we de edelmoedige – en soms heldhaftige – overgave gezien van zoveel mensen die bijna non-stop in de ziekenhuizen hebben gewerkt, die thuis voor de anderen hebben gezorgd, die vanuit huis langere werkdagen hebben gemaakt, of die werkzaamheden hebben aangenomen die onmisbaar zijn voor de samenleving, zelfs met het risico van besmetting. Hun voorbeeld herinnert ons aan de woorden die Jezus tijdens het Laatste Avondmaal tot zijn apostelen richtte: “Ik ben onder u als degene die bedient” (Lc 22,27).
De zo bijzondere omstandigheden van deze dagen van afzondering hebben veel mensen ertoe aangezet na te denken over de zin van het leven en ze hebben in niet weinig gevallen een groter verlangen naar God gekregen. Misschien is het ons ook wel overkomen. Tegelijkertijd heeft de onmogelijkheid om de sacramenten op een gewone manier te ontvangen – vooral de Eucharistie en het sacrament van boete en verzoening – ons er waarschijnlijk toe gebracht ze meer te waarderen en er meer naar te verlangen. In ieder geval hebben we geprobeerd om meer met onze Heer om te gaan en de anderen dichter bij Hem te brengen. God heeft in veel milieus zijn aanwezigheid doen voelen en heeft ons kracht gegeven, zoals aan veel andere personen, om de mensen die alleen waren of bijzonder hebben geleden te vergezellen.
In die zin zijn de vormingsactiviteiten die het Werk aanbiedt, dankzij het initiatief van veel mensen, doorgegaan – en in sommige gevallen zelfs versterkt – door middel van de technologie. Ik dank God voor de apostolische ijver van mijn dochters en zonen die hun creativiteit en tijd hebben gebruikt om de boodschap van Christus te blijven verspreiden. Er is grote belangstelling en dankbaarheid van veel mensen die aan deze activiteiten hebben kunnen deelnemen op een manier die geschikt is voor de omstandigheden van het moment. Deze dagen hebben ons met een nieuwe dimensie laten zien dat de digitale media ook in de toekomst een grote hulp kunnen zijn om de vorming te waarborgen wanneer er hindernissen van afstand, ziekte, enz. zijn, en om veel andere activiteiten uit te voeren.
Natuurlijk hebben we heel deze tijd de fysieke nabijheid van veel mensen gemist. De noodzakelijke afstand die we hebben bewaard heeft waarschijnlijk in ieder van ons het enthousiasme voor het directe persoonlijke contact hernieuwd, zowel in de vele uitingen van vriendschap, als ook in de vormingsmiddelen – kringen, bezinningen, meditaties, persoonlijke gesprekken en lessen van leerstellige vorming – die beetje bij beetje weer normaal zullen plaatsvinden.
Een paar weken geleden heeft de Paus ons, kijkend naar de relatie van Jezus met zijn leerlingen, eraan herinnerd dat de Kerk wordt gevormd door een ‘concrete vertrouwdheid’ (vgl. Homilie, 17-4-2020), die tot uiting komt in het leven dicht bij de Heer door de sacramenten en dicht bij de anderen door onze aanwezigheid. Zoals ik jullie een paar maanden geleden heb gezegd, moeten onze huizen “plaatsen […] zijn waar veel mensen oprechte liefde vinden en leren om echte vrienden te zijn” (Pastorale brief, 1 november 2019).
Daarom begrijpen we Johannes en Andreas heel goed als ze aan Jezus vragen: “Meester, waar verblijft Gij?” (Joh 1,38). Ze hadden zijn gezelschap nodig, ze moesten fysiek bij Christus zijn en Hem niet alleen kennen door wat anderen hen konden vertellen. Deze verbondenheid met Jezus gaf een nieuwe diepte aan die vriendschap, die hen ertoe zou brengen hun leven te geven, apostelen te zijn. Ik moet denken aan deze woorden van de heilige Jozefmaria: “Jezus weet hoe Hij iemand fijngevoelig tegemoet kan treden, een bemoedigend woord kan spreken, vriendschap met vriendschap kan beantwoorden: Wat een gesprekken zal Hij in het huis te Bethanië gevoerd hebben, met Lazarus, met Martha, met Maria!” (Brief 24-10-1965, nr. 10).
Hoewel we op veel plaatsen geleidelijk aan terugkeren tot het nieuwe en relatieve ‘normaal’, blijft er nog een lange weg te gaan. Laten we de Heer de kracht vragen om de ernstige moeilijkheden die deze periode in de gezinnen, in het beroepsleven en in de apostolische initiatieven met zich meebrengt, met goede moed te dragen. We mogen evenmin nalaten om met ons gebed en – indien mogelijk – met onze hulp de ontelbare mensen te begeleiden die zich in verschillende landen nog steeds in bijzonder dramatische situaties bevinden.
Laten we in deze meimaand, en met het oog op de wereldwijde situatie in onze wereld, heel bijzonder onze toevlucht nemen tot de moederlijke voorspraak van Maria, Mater misericordiae (Moeder van barmhartigheid).
Met alle genegenheid zegent jullie
jullie Vader
Rome, 15 mei 2020