Mijn jaren aan de zijde van de heilige Josemaría

Ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de dood van de heilige Josemaría deelt E.H. Cabello in dit interview enkele van zijn herinneringen aan de man die Johannes Paulus II graag “de heilige van het gewone” noemde.

- U hebt de gelegenheid gehad om het dagelijks leven van de heilige Josemaría te ervaren tijdens zijn laatste jaren op aarde. Nu de 50ste verjaardag van zijn dood nadert, welke herinneringen wilt u met ons delen aan “de heilige van het gewone”, zoals de heilige Johannes Paulus II hem noemde?

    Ik was geen getuige van gebeurtenissen die men historisch zou kunnen noemen. Maar ik geloof dat het belang dat de heilige Josemaría en de geest van het Opus Dei hechten aan het gewone leven mij in staat stellen om enkele herinneringen van het dagelijks leven aan de zijde van onze stichter te delen met de lezers.

    Het eerste wat mij te binnen schiet, is de fijngevoelige genegenheid die onze Vader – zoals wij hem in het Opus Dei gewoonlijk noemen – mij altijd betoond heeft. Ik verduidelijk meteen al dat ik niet genoot van een speciale behandeling, maar dat de heilige Josemaría zich zo gedroeg met iedereen.

    Enkele eenvoudige voorbeelden: wanneer hij me een kleine dienst vroeg, zoals bijvoorbeeld hem een document brengen, vroeg hij dat altijd vriendelijk en beleefd; en hij bedankte mij met meer dan een eenvoudig “wel bedankt”: hij voegde er altijd iets aan toe als “God zegene je, mijn zoon”. Als het dringend was, joeg hij mij niet op; hij beperkte zich ertoe te zeggen hem het document te brengen zodra het klaar was. Als hij uiteindelijk nog een wijziging had aangebracht aan een tekst die reeds goedgekeurd was, zocht hij een eenvoudige oplossing om indien mogelijk te vermijden dat ik een hele bladzijde opnieuw moest typen. Als hij mij meermaals naar zijn bureau boven liet komen, zei hij dat ik de lift moest gebruiken. Enzovoort.

    - Waaruit bestond uw werk bij de heilige Josemaría?

    In 1968 begon ik geleidelijk een deel van zijn briefwisseling te verzorgen; en vanaf 1971 vergezelde ik hem ook wanneer hij bezoek ontving, dat is tamelijk dikwijls wanneer hij in Rome was. Natuurlijk was ik niet aanwezig bij deze ontmoetingen, maar ik bleef beschikbaar en ik waakte over het respecteren van het tijdschema, want onze Vader had de neiging zijn bezoeken te laten uitlopen. Deze vonden gewoonlijk plaats om 11uur, daarna droeg hij de mis op.

    Misschien dacht hij dat ik verwonderd zou zijn dat hij zonder overgang van de bezoeken overging naar de misviering, zonder enige voorbereiding (in werkelijkheid besteedde hij tijd aan deze onmiddellijke voorbereiding, maar dat wist ik toen niet), daarom vertrouwde hij mij op een dag toe dat met de mensen praten hem dichter bij God bracht. Dat kwam heel duidelijk aan het licht op een dag toen – om redenen die ik mij niet meer herinner – de onderbreking tussen twee bezoeken aanzienlijk langer werd. Plotseling, onverwachts, brak de heilige Josemaría de stilte en riep uit: “Ik wil graag de heilige mis vieren! Ik dorst ernaar de heilige mis te vieren! Quemadmodum desiderat cervus ad fontes aquarum [Zoals een hert verlangt naar levend water… (Ps. 41,2)]”. Ik zal dat gebed dat uit zijn ziel opwelde nooit vergeten.

    Nog steeds over de bezoeken, wanneer hij jonggehuwden ontving wou hij altijd een langer bezoek, want hij had hun veel dingen uit te leggen. Op het einde van een dag waarop hij een jong koppel op huwelijksreis ontvangen had, vertelde de heilige Josemaría mij dat de jonge echtgenoten de hele tijd hand in hand gezeten hadden, als twee tortelduifjes. “En dat heeft mij erg geholpen in mijn avondgebed” ging hij verder; “ik heb aan de Heer gezegd dat ik altijd zo met Hem zou willen zijn, zonder Hem ooit los te laten”. Hij richtte zich tot mij en besloot: “de Liefde van God is groter dan de menselijke liefde”. De heilige Josemaría vertelde mij op een dag dat hij veel leerde van de mensen die hem kwamen bezoeken. Ik had dat opgevat als een beminnelijk commentaar, maar die dag besefte ik dat het echt waar was.

    Zelfs als hij vermoeid was of zich niet goed voelde, ontving onze Vader altijd diegenen die vroegen om hem te zien, behalve bij tegenaanwijzing van de arts. Op een dag kwam hij voort sloffend, en zag er erg moe uit. Terwijl hij op het bezoek wachtte kwam hij naast mij zitten, plaatste zijn ellebogen op zijn knieën en met zijn hoofd tussen zijn handen zei hij tegen zichzelf: “Josemaría, je moet vriendelijk zijn, Josemaría, je moet vriendelijk zijn…”. De bezoeker kwam, en de heilige Josemaría bracht geruime tijd met hem door. Het was een arts, een surnumerair afkomstig uit een Amerikaanse staat. Op het einde merkte de bezoeker op: “Ik keer heel gelukkig terug naar mijn land, nadat ik de glimlach van de Vader gezien heb”.

    - De biografen van de heilige Josemaría benadrukken zijn lijden in de loop van zijn laatste levensjaren omwille van de situatie in de Kerk.

    Ja, dat is waar. Op een dag zei hij me dat indien hij jaren eerder alle dwaasheden, die zich op dat moment in het leven van de Kerk voordeden, zou gezien hebben, hij van smart gestorven zou zijn; dat tegenwoordig het bidden van de rozenkrans hem rust bracht, vooral wanneer hij bad en zich tot de heilige Maagd, die hij zo graag zag, richtte: “Bidt voor ons, arme zondaars, nu (en hij benadrukte dat woord) en in het uur van onze dood”.

    Daarbij kwam nog de kwestie van de plaats van het Opus Dei in het kerkelijk recht. Tijdens een gesprek in het secretariaat zei hij me dat, als men hem in 1928 zou gezegd hebben dat hij zich 40 jaar later nog altijd aan het uitsloven zou zijn om het gepaste juridisch statuut te verkrijgen voor het Werk, hij het niet geloofd zou hebben. Hij heeft mij in het kort over bepaalde bijzondere moeilijkheden verteld en besloot: “Maak je niet ongerust, alles zal goed aflopen. Zoveel missen worden iedere dag opgedragen voor deze intentie!”

    - Kunt U ons iets vertellen over de liefde van de heilige Josemaría voor de paus?

    Ondanks alles voelde de heilige Josemaría soms uitputting. Dan gebeurde het dat hij als een aanroeping woorden gebruikte die hijzelf weinig gepast vond, maar die uit zijn hart opwelden: “Heer, ik heb er genoeg van!”

    Het is geweten dat de heilige Josemaría tot op de morgen zelf van zijn dood de paus zijn trouw en zijn kinderlijke genegenheid wou betuigen.

    Ik heb slechts één keer een ontmoeting van de paus en onze stichter kunnen bijwonen. Dat was op 21 november 1965. Die dag heeft de heilige Paulus VI de parochie en de bijhorende gebouwen van een sociaal werk dat toevertrouwd was aan het Opus Dei in een wijk erg aan de rand van Rome feestelijk ingewijd. Als antwoord op de toespraak van de paus, heeft de heilige Josemaría, bevend van zichtbare ontroering, enkele woorden van dank uitgesproken. Nooit tevoren zag ik onze Vader zo ontredderd. Hij had ons gezegd dat hij zich in zijn rede strikt zou houden aan de geschreven tekst, want hij was altijd ontroerd wanneer hij zich voor de paus bevond. In dit geval was de paus iemand die onze stichter al twintig jaar kende, maar op dat moment was hij, voor hem, niet langer Mgr. Montini, maar de plaatsvervanger van Christus op aarde.

    - Iemand wees mij erop dat hij het merkwaardig vond dat de heilige Josemaría steeds begeleid werd door twee andere priesters…

    De heilige Josemaría had aan het bevoegde dicasterie van de Romeinse curie de toestemming gevraagd voor twee personen die hem ter zijde konden staan, de ene in zijn geestelijk leven, de andere in materiële kwesties. Diegene die men toen algemene voorzitter noemde, moest hen kiezen uit negen kandidaten voorgesteld door de algemene raad van het Werk. Deze hulp hield ook in dat deze twee priesters de algemene voorzitter konden verbeteren. In die tijd zag de Romeinse curie niet graag dat de overste – en die bovendien de stichter van een kerkelijke instelling is – kon gecorrigeerd worden door zijn ondergeschikten. Onze Vader heeft moeten aandringen. Tenslotte heeft hij gewonnen en kreeg hij don Alvaro del Portillo en don Javier Echevarría aan zijn zijde.

    Op een dag herinnerde don Javier in het algemeen secretariaat onze Vader aan zijn agenda van werk, van bijeenkomsten en van bezoeken s’anderendaags. De heilige Josemaría luisterde wat geamuseerd en zei tenslotte: “Vijftig jaar priester en ziedaar die jongen die mij komt zeggen wat ik moet doen!”. Hij zweeg even, toen voegde hij er wat ernstiger aan toe: “En hij beveelt! En soms vind ik het moeilijk God, onze Heer, achter hem te zien”.

    Met don Alvaro was ik getuige van een scène die mij aanvankelijk van mijn stuk bracht, maar die de grote verbondenheid weerspiegelde tussen de Vader en diegene die zijn opvolger zou worden. Op een dag waren we met een kleine groep op het punt om een film te bekijken. De heilige Josemaría praatte met iemand. Don Alvaro die zag dat het gesprek bleef duren, verhief zijn stem wat en zei, min of meer: “Vader als U niet zwijgt kunnen wij niets verstaan van de film”. De heilige Josemaría zweeg onmiddellijk.

    Feitelijk hadden beiden don Alvaro en don Javier een voorbeeldige genegenheid en respect voor de stichter; daarom bleven de details die ik oproep in mijn geheugen gegraafd.

    Een andere dag, in dezelfde context van filmvoorstellingen, toen we samen zaten in kleine groep om een film te zien, verscheen op het scherm een scene waarin een kind zich bedreigd voelde door een tijger en uitriep: “papa!”. De heilige Josemaría, die was weggedommeld schoot wakker, greep me bij de arm en zei zachtjes: “Wat een mooi gebed! Dat is mijn gebed! Met heel mijn geloof, met heel mijn liefde: papa!”

    -Kan u ons spreken over de praktijk van boetedoening van onze Vader in zijn dagelijks leven?

    Hij deed kleine, vrijwillige verstervingen, en aanvaardde bovendien de last van zijn gezondheidsproblemen (ernstiger geworden door zijn eerste reis in Zuid-Amerika in 1970) en van de eerder vermelde tegenspoed. Alles wat met zijn gezondheid en de tegenspoed waaronder hij leed te maken had, werd met een zekere discretie behandeld, en persoonlijk wist ik er niet veel van. Tijdens de jaren dat ik dicht bij onze Vader was, zag ik hoe hij de laatste stenen legde in het dagelijks werk en eiste dat wij dat ook deden; strijden om niet de benen te kruisen wanneer hij zat; de kleine inspanning om zelf een knop aan zijn soutane te naaien; tijdens de vergaderingen gewoonlijk op een ongemakkelijke stoel zonder rugleuning zitten; zich aan een streng zoutloos dieet houden; en ook verstrooid zijn op een dag tijdens het Angelus en de Maagd met luide stem om vergiffenis vragen, en er een kus geven op de afbeelding van onze Moeder waarvoor we hadden gebeden. Kortweg, als de heilige Josemaría heel heilig was, was hij ook heel menselijk.