Opus Dei

Homilie van de stichter: ‘De wereld hartstochtelijk liefhebben’ (uit ‘Gesprekken met mgr. Escrivá’, De Boog, Utrecht 1990). In deze preek vat de heilige stichter van het Opus Dei de boodschap samen die hij sinds 1928 verkondigde.

Johannes Paulus II, Apostolische exhortatie ‘Christifideles laici’ (hoofdstuk I, nrs. 16-17). De Kerk beschouwt in deze tekst de roeping en missie van de leken in de Kerk en in de wereld. 98 % van de gelovigen van het Opus Dei is leek.

Tweede Vaticaans Concilie, Decreet over het lekenapostolaat ‘Apostolicam actuositatem’ (hoofdstuk I, nr. 2). De leden van het Opus Dei zijn, net zoals de andere christenen, geroepen om het apostolaat in de maatschappij uit te oefenen. Hier volgen enkele nummers van het decreet.

Paus Johannes Paulus II richt zich tot de gelovigen van de prelatuur bij gelegenheid van de studiedagen over de apostolische brief ‘Novo millennio ineunte’ (14-17 maart 2001). Sprekend over de uitdagingen van de Kerk voor het derde millennium, benadrukt de paus de eenheid van de “organische samenwerking” tussen priesters en leken van het Opus Dei.

De spirituele vorming door het Opus Dei is een aanvulling op wat in de plaatselijke Kerk gebeurt. Degenen die zich bij het Opus Dei aansluiten blijven tot hun bisdom behoren.

Zonder deel uit te maken van het Opus Dei kan men op diverse manieren meewerken aan het apostolische werk van de prelatuur.

Het Opus Dei is in 1928 in Spanje gesticht. Het bestaat nu in 68 landen.

Alle gedoopten zijn geroepen om Jezus Christus na te volgen, naar het evangelie te leven en dat bekend te maken. Het doel van het Opus Dei is mee te werken aan deze evangelische zending van de Kerk. Het wil helpen om Christus te ontmoeten in het werk, het gezinsleven en in de dagelijkse bezigheden.

In de katholieke kerk vraagt men de voorspraak van de heiligen. Hier vindt u een gebed tot tot de heilige Jozefmaria.

Stefaan Seminckx, het gezicht van het Opus Dei in België, werd vorig jaar tot priester gewijd. Als woordvoerder van het vaak bespotte Opus Dei begrijpt hij dat moslims hevig reageren op de publicatie van de Mohammed-cartoons.