Homilie feest Maria Tenhemelopneming

Een homilie van de heilige Jozefmaria gepubliceerd in ‘Christus Komt Langs’. De homilie werd uitgesproken op het feest van Maria Tenhemelopneming, 15 augustus 1961.

171. Assumpta est Maria in coelum, gaudent angeli,(Antifoon bij de vespers op het feest van Maria Tenhemelopneming) God heeft Maria met lichaam en ziel in de hemel opgenomen. Er is vreugde bij de engelen en bij de mensen. Waarom deze blijdschap? Waardoor lijkt ons hart wel op te springen en is er een grote vrede in onze ziel? We zijn blij, want we vieren de verheerlijking van onze Moeder en het is vanzelfsprekend dat wij, haar kinderen, heel gelukkig zijn als we zien hoe zij door de allerheiligste Drie-eenheid wordt geëerd.

Christus, haar goddelijke Zoon, onze broer, heeft haar als Moeder aan ons gegeven toen Hij op Calvarië tegen de heilige Johannes zei: Ziedaar uw Moeder (Joh 19, 27). En samen met deze geliefde leerling hebben wij haar op dat ogenblik van immense troosteloosheid als Moeder gekregen. Maria heeft ons meegenomen in haar lijden toen de profetie in vervulling ging: En ook uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord (Lc 2, 35). Zij is de Moeder van de hele mensheid; wij zijn haar kinderen. En vandaag herdenkt de mensheid een gebeurtenis die te groot voor woorden is: Maria, de dochter van God de Vader, de moeder van God de Zoon, de bruid van God de heilige Geest is in de hemel opgenomen. Alleen God is groter dan zij.

Het mysterie van de liefde

Dit is het mysterie van de liefde. De menselijke rede kan dit niet bevatten. Alleen het geloof kan verduidelijken hoe een schepsel tot zo´n grote waardigheid kan worden verheven dat zij het centrum is van de liefde waar het welbehagen van de Drievuldigheid samenvloeit. We weten dat we voor een goddelijk mysterie staan, maar omdat het over onze Moeder gaat kunnen we dit bij wijze van spreken beter begrijpen dan andere geloofswaarheden.

Als wij onze eigen moeder hadden kunnen kiezen, wat hadden we dan gedaan? Ik denk dat we de moeder hadden gekozen die we hebben en haar hadden gesierd met alle mogelijke genade. Dat heeft Christus gedaan, want in zijn almacht en wijsheid en omdat Hij de liefde bij uitstek is, (1 Joh 4, 8: Deus caritas est) heeft Hij alles verwezenlijkt wat Hij wilde.

We zien dat de christenen al lang geleden tot deze redenering kwamen: Het was passend, schreef de heilige Johannes van Damascus, dat zij die haar maagdelijkheid bij het baren had behouden, haar lichaam na de dood vrij van elk bederf zou behouden. Het was passend dat zij die de Schepper als klein kind in haar schoot had gedragen, in het goddelijk verblijf zou gaan wonen. Het was passend dat de bruid van God de hemelse woning zou binnengaan. Het was passend dat zij die haar Zoon aan het kruis had gezien, en in haar hart de smart had ervaren waarvan ze op het ogenblik van het baren vrij was geweest, haar Zoon zou aanschouwen, gezeten aan de rechterhand van de Vader. Het was passend dat de Moeder van God alles zou bezitten wat haar Zoon toekomt, en dat zij door alle schepselen als Moeder en dienstmaagd van de Heer zou worden geëerd [Johannes van Damascus, Homilia II in dormitionem B.V. Mariae, 14 (PG 96, 742)].

De theologen hebben dergelijke argumenten dikwijls gebruikt om de volheid van genade waarmee Maria is bekleed enigszins te begrijpen, met als hoogtepunt haar tenhemelopneming. Ze zeggen: Het was passend, God kon het, dus heeft Hij het gedaan (zie Johannes Duns Scotus, In III Sententiarum, dist. III, q. 1) Dat is de beste verduidelijking waarom Christus zijn Moeder, vanaf het moment van haar onbevlekte ontvangenis, alle denkbare voorrechten heeft verleend. Ze bleef vrij van de macht van satan; ze is — tota pulchra! — mooi, smetteloos en zuiver naar lichaam en ziel.

Het mysterie van het stille offer

172. Maar bedenk het volgende: ook al heeft God zijn moeder hoog willen verheffen, hier op aarde is haar de ervaring van het lijden, het vermoeiende van het werk en ook het moeilijke van het geloof niet bespaard gebleven. Aan de vrouw uit het volk die op een dag in lofprijzingen uitbarst en roept: Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed, geeft de Heer als antwoord: Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden (Lc 11, 27-28). Dat was een lofprijzing van zijn Moeder, van haar oprechte, toegewijde en tot de uiterste consequentie beleefde fiat, (Lc 1, 38) het geschiede, dat niet tot uiting kwam in iets spectaculairs, maar in het verborgen en stille offer van iedere dag.

Door die woorden te overwegen kunnen we de logica van God iets beter begrijpen. Het wordt ons duidelijk dat de bovennatuurlijke waarde van ons leven niet afhangt van grote daden, zoals we dat in onze fantasie weleens denken, maar van het trouw aanvaarden van de goddelijke wil, van het edelmoedig bereid zijn tot het vaak kleine offer van iedere dag.

Om goddelijk te zijn, om te vergoddelijken, moeten we om te beginnen heel menselijk zijn, moeten we in ons gewone doen en laten met de blik op God gericht leven en de schijnbaar kleine dingen heiligen. Zo heeft Maria geleefd. Zij die vol genade is, die het voorwerp van het welbehagen van God is en boven de engelen en de heiligen staat, heeft een normaal leven geleid. Zij is een schepsel zoals wij, met een hart zoals dat van ons, zij kan genieten en blij zijn, lijden en huilen. Voordat de engel Gabriël haar de wil van God bekendmaakt, weet ze niet dat ze van alle eeuwigheid was uitverkoren om de moeder van de Messias te worden. Ze ziet zichzelf als heel gering; (zie Lc 1, 48) daarom zegt zij later met grote nederigheid dat Die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed (Lc 1, 49).

De zuiverheid, nederigheid en edelmoedigheid van Maria staan in contrast met onze ellende en ons egoïsme. Waarom zouden we dit alles overdenken, als het niet is om haar na te volgen? We zijn schepselen van God, net als zij, en als we ons best maar doen om trouw te zijn doet de Heer óók grote dingen in ons. Onze geringheid is dan geen belemmering, want God kiest wat weinig waarde heeft om de macht van zijn liefde meer te laten schitteren (zie 1 Kor 1, 27-29).

Maria navolgen

173. Onze Moeder is een voorbeeld van de beantwoording aan de genade en als wij haar leven overdenken zal Christus ons met zijn licht laten zien hoe wij de gewone dingen kunnen vergoddelijken. Wij christenen denken in de loop van het jaar dikwijls aan Maria wanneer we haar feesten vieren, maar ook in het dagelijks leven. We zullen steeds meer van haar leren als wij ons bij die gelegenheden afvragen met welke houding zij het werk zou doen waarmee wij bezig zijn, en uiteindelijk zullen wij op haar gaan lijken, zoals kinderen op hun moeder lijken.

Op de eerste plaats kunnen we haar navolgen in de liefde. Liefde is meer dan gevoelens, liefde moet in woorden en vooral in daden tot uiting komen. De Maagd Maria heeft niet alleen fiat gezegd, maar deze vastberaden en onherroepelijke beslissing heeft ze ook op elk moment van haar leven waargemaakt. Als we door de liefde van God geraakt worden en duidelijk zien wat Hij van ons vraagt, dan moeten ook wij beloven dat we trouw en loyaal zullen zijn, en dat dan ook echt zijn. Want niet ieder die tot Mij zegt: Heer! Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is (Mt 7, 21).

Wij moeten Maria ook navolgen in haar natuurlijke en bovennatuurlijke verfijning. Zij is een bevoorrecht schepsel in de heilsgeschiedenis omdat in haar het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond (Joh 1, 14). Ze was een fijngevoelige getuige die onopgemerkt haar weg ging; ze hield er niet van geprezen te worden, ze zocht haar eigen eer niet. Ze is aanwezig bij de mysteries van de kinderjaren van haar Zoon, mysteries die om zo te zeggen vol normaliteit zijn, maar ze verdwijnt op het uur van de grote wonderen en van de toejuichingen van de massa. Als Christus op een ezeltje gezeten als een koning wordt toegejuicht in Jeruzalem is zij niet aanwezig. Maar ze verschijnt weer naast het kruis als iedereen vlucht. Die onopvallende manier van doen wijst op haar grootheid, diepte en heiligheid.

Laten we leren van haar gehoorzaamheid aan God die een fijngevoelige combinatie was van onderworpenheid en luister. In Maria vinden we niets van de houding van de dwaze maagden, die wel gehoorzamen, maar zonder na te denken. Onze Lieve Vrouw luistert aandachtig naar wat God wil, denkt na over wat ze niet begrijpt, vraagt wat ze niet weet. Vervolgens geeft ze zich zonder reserve over aan de goddelijke wil: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord (Lc 1, 38). Zien jullie hoe mooi dat is? Maria, die ons leert hoe we ons moeten gedragen, laat ons hier zien dat gehoorzaamheid aan God geen slaafsheid is en geen onderdrukking van het geweten: ze helpt ons om de vrijheid van de kinderen van God (zie Rom 8, 21) te ontdekken.

Maria Tenhemelopneming (Peter Paul Rubens, circa 1626)

De school van het gebed

174. De Heer zal jullie zeker ook andere aspecten van de trouwe beantwoording van de Maagd Maria hebben laten ontdekken die ons uitnodigen om haar als voorbeeld te nemen: haar zuiverheid, haar nederigheid, haar sterkte, haar edelmoedigheid, haar trouw… Ik wil het nu hebben over iets dat al het andere insluit, omdat het de voedingsbodem is voor geestelijke vooruitgang, namelijk het gebedsleven.

Als we de genade die onze Moeder ons vandaag geeft goed willen benutten en we de ingevingen van de heilige Geest die de herder van onze ziel is op ieder moment willen volgen, dan moeten we ons serieus geroepen voelen om het persoonlijk contact met God te verzorgen. Wij mogen ons niet verschuilen achter de anonimiteit, want een innerlijk leven zonder een persoonlijke ontmoeting met God is geen innerlijk leven. Het is niet eigen aan de christen oppervlakkig te zijn. Toegeven aan sleur in onze ascetische strijd staat gelijk aan het ondertekenen van de overlijdensakte van de contemplatieve ziel. God zoekt ons één voor één, en we moeten hem één voor één antwoorden: Heer, hier ben ik omdat U mij geroepen hebt? (1 Sam 3, 5).

Bidden, dat weten we allemaal, is spreken met God. Misschien vraagt iemand: maar waarover? Waarover anders dan over de dingen van God en over de dingen waar onze dag mee gevuld is? Over de geboorte van Jezus, over zijn rondtrekken door de wereld, over zijn verborgen leven en zijn prediking, zijn wonderen, zijn verlossend lijden, zijn kruis en verrijzenis… En in de tegenwoordigheid van de Ene en Drie-ene God, met de heilige Maagd als middelares en de heilige Jozef, onze vader en heer — tot wie ik veel devotie heb — als voorspreker, spreken wij over ons werk van elke dag, over ons gezin, onze vrienden en bekenden, over onze grote plannen en over onze kleine misstappen.

Het thema van mijn gebed is het thema van mijn leven. Dit is de manier waarop ik het aanpak. Als ik mijzelf zie zoals ik ben, komt vanzelf het vaste voornemen om te veranderen, me te beteren, volgzamer te zijn aan de liefde van God. Een oprecht en concreet voornemen. Dit gaat samen met een dringend gebed tot de heilige Geest, dat ook vol vertrouwen is, om ons niet aan ons lot over te laten, want Gij Heer, zijt mijn kracht (Ps 42, 2).

Wij zijn gewone christenen, wij werken in heel verschillende beroepen en al onze bezigheden verlopen in een voorspelbaar ritme, ze volgen de normale weg. De dagen lijken allemaal hetzelfde, misschien zelfs monotoon… Maar toch: het dagelijks programma dat zo gewoon lijkt heeft een goddelijke waarde, het interesseert God omdat Christus mens wil worden in onze bezigheden en zelfs onze gewoonste handelingen van binnenuit wil bezielen.

Deze gedachte is een heldere en ondubbelzinnige werkelijkheid en is niet bedoeld als troost voor mensen die net als wij hun naam niet in het gouden boek van de geschiedenis zullen graveren. Christus interesseert zich voor het werk dat wij doen — en dat we wel duizend en één keer herhalen — op kantoor, in de fabriek, in de werkplaats, op school of op het land, of we nu ons beroep uitoefenen met ons hoofd of met onze handen. Hij is ook geïnteresseerd in het verborgen offer dat we brengen als we ons slecht humeur niet op anderen afreageren.

Denk in het gebed nog eens over deze thema’s na en benut ze om Jezus te zeggen dat je Hem aanbidt. Zo zal je midden in de wereld bij het lawaai op straat, overal, contemplatief zijn. Dit is de eerste les in de school van de omgang met Jezus. Maria is de beste lerares van die school, want zij heeft deze gelovige houding altijd gehad, deze bovennatuurlijke visie op alles wat er om haar heen gebeurde: Zij bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart (Lc 2, 51).

Laten wij vandaag aan Maria vragen om ons contemplatief te maken, ons te helpen begrijpen dat de Heer voortdurend een beroep op ons doet en bij de deur van ons hart aanklopt. Laten we haar zeggen: Moeder, U hebt Jezus ter wereld gebracht die ons de liefde van God onze Vader openbaart. Help ons Hem bij de bezigheden van elke dag te herkennen. Motiveer ons verstand en onze wil om goed te luisteren naar de stem van God en de impulsen van de genade te volgen.

Lerares van de apostelen

175. Maar denk niet alleen aan jezelf; zorg dat je hart steeds groter wordt totdat er plaats is voor de hele mensheid. Denk allereerst aan de mensen om je heen — je ouders, vrienden, collega’s — en bekijk hoe je ze tot een diepere vriendschap met God kunt brengen. Als het integere en goede mensen zijn die in staat zijn de Heer van dichtbij te volgen, beveel ze dan in het bijzonder bij Onze Lieve Vrouw aan. En bid ook voor de vele mensen die je niet kent, want we zijn allemaal aan boord van hetzelfde schip.

Wees loyaal en edelmoedig. We maken allen deel uit van één enkel lichaam, van het mystiek Lichaam van Christus, de heilige Kerk, waartoe velen zijn geroepen die met een zuiver hart de waarheid zoeken. Daarom hebben we de plicht andere mensen de warmte en de diepte van Christus” liefde te laten zien. De christen mag geen egoïst zijn, want dan zou hij zijn eigen roeping verraden. De mentaliteit van iemand die zich ermee tevreden stelt zijn eigen ziel in vrede te bewaren — wat overigens een valse vrede is — en zich niet bekommert om het welzijn van anderen, is niet van Christus. Hebben we ons eenmaal voor de ware zin van het menselijk leven opengesteld die ons door het geloof is geopenbaard, dan kunnen we niet in de overtuiging leven dat we ons goed gedragen zolang we niet proberen om op een praktische en concrete manier andere mensen dichter bij God te brengen.

Er is een reële hindernis voor het apostolaat: het menselijk opzicht, de angst om thema’s van het geloof aan te raken omdat zo’n gesprek in sommige kringen misschien niet goed zal vallen en het risico bestaat dat er een gevoelige snaar wordt geraakt. Maar al te vaak wordt zo geredeneerd om het egoïsme te verdoezelen! Het is niet de bedoeling wie dan ook te kwetsen, in tegendeel, het gaat erom te dienen. Ook al kunnen we persoonlijk niet waardig zijn, de genade van God heeft ons tot instrumenten gemaakt om anderen te kunnen helpen door hun het goede nieuws mee te delen dat God wil dat alle mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen (1 Tim 2, 4).

Maar mag je je wel in het leven van anderen mengen? Ja, dat is zelfs noodzakelijk. Christus heeft zich in ons leven gemengd zonder ons daar toestemming voor te vragen. Hij deed dat ook bij zijn eerste leerlingen: Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: Komt, volgt Mij; Ik zal maken, dat gij vissers van mensen wordt (Mc 1, 16-17). Ieder van ons heeft de vrijheid — een verkeerd begrepen vrijheid — om nee te zeggen tegen God, zoals de jongeman die veel rijkdommen bezat, (zie Lc 18, 23). over wie de heilige Lucas spreekt. Maar de Heer en wij hebben het recht en de plicht, als we gehoorzamen aan de oproep gaat en onderwijst, (zie Mc 16, 15) om over God te spreken. Dit is het grote thema van de mensen, want het verlangen naar God is het diepste verlangen dat in het hart van de mens leeft.

Heilige Maria, Regina apostolorum, koningin van de apostelen, koningin van ieder die het verlangen heeft om anderen kennis te laten maken met de liefde van uw Zoon: U begrijpt onze ellende heel goed, vraag daarom vergiffenis voor wat in ons leven vuur had kunnen zijn en niet meer is dan as, voor licht dat geen licht meer geeft, voor zout dat smakeloos is geworden. Moeder van God, smekende almacht: geef ons, met de vergiffenis, de kracht om echt vanuit de hoop en de liefde te leven, om anderen het geloof in Christus te kunnen brengen.

Maria Tenhemelopneming (Franceso Botticini, 1475)

Het enige recept: persoonlijke heiligheid

176. De beste weg om de moed niet te verliezen in het apostolaat en de mensen te dienen, is niet anders dan in de volheid van het geloof, de hoop en de liefde te leven; in één woord: heiligheid. Ik ken geen ander recept dan persoonlijke heiligheid!

Verenigd met heel de Kerk vieren we vandaag de triomf van de Moeder, de Dochter en de Bruid van God. En zoals we ons op de derde dag na de dood van de Heer verheugd hebben over de verrijzenis, zijn we vandaag blij omdat zij — na Jezus van Bethlehem tot aan het kruis te hebben begeleid —, met lichaam en ziel bij Hem is en de vreugde van de eeuwige heerlijkheid geniet. Dat is het mysterieuze heilsplan van God: Onze Lieve Vrouw, die volledig bij het werk van onze verlossing betrokken was, moest haar Zoon van zeer nabij volgen: in de armoede van Bethlehem, in het verborgen leven van het gewone werk in Nazareth, in de openbaring van zijn godheid in Kana in Galilea, in de gruwelen van het lijden en het goddelijk kruisoffer, en in de eeuwige zaligheid van het paradijs.

Dit alles raakt ons direct, want deze bovennatuurlijke weg moet ook onze weg zijn. Maria laat ons zien dat dit pad begaanbaar en veilig is. Zij is ons voorgegaan op de weg van de navolging van Christus, en de verheerlijking van onze Moeder is de vaste hoop op onze redding. Daarom noemen wij haar spes nostra, onze hoop en causa nostrae laetitiae, oorzaak van onze blijdschap.

We mogen nooit de hoop verliezen dat we heilig zullen worden, de uitnodiging van de Heer zullen opvolgen en tot het einde toe zullen volharden. God, die in ons het werk van de heiliging is begonnen, zal het tot een einde brengen (zie Fil 1, 6). Want als de Heer vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 31-32).

Op dit feest is alles een uitnodiging om blij te zijn. De vaste hoop op onze persoonlijke heiliging is een geschenk van God; maar de mens mag niet passief blijven. Denk aan de woorden van Christus: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen (Lc 9, 23). Zie je? Het kruis van elke dag. Nulla dies sine cruce, geen dag zonder kruis: geen dag waarop we het kruis van de Heer niet dragen, waarop we zijn juk niet op ons nemen. Daarom heb ik jullie er ook aan willen herinneren dat de blijdschap van de verrijzenis het gevolg is van het lijden aan het kruis.

Maar wees niet bang, de Heer heeft ons gezegd: Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht (Mt 11, 28-30). Kom — is het commentaar van Johannes Chrysostomus — niet om rekenschap af te leggen, maar om van je zonden verlost te worden. Kom, want Ik heb de glorie die je Mij kunt brengen niet nodig. Ik heb je redding nodig. Wees niet bang als je over het juk hoort spreken, want het is zacht. Wees niet bang als Ik spreek van de last, want die is licht [In Matthaeum homiliae, 37, 2 (PG 57, 414)].

Onze weg van persoonlijke heiliging gaat iedere dag weer via het kruis: die weg is niet troosteloos, want Christus zelf helpt ons en bij Hem is er geen plaats voor droefheid. Ik herhaal dikwijls: in laetitia, nulla dies sine cruce, de ziel overvol van vreugde, en geen dag zonder het kruis!

De christelijke blijdschap

177. Laten we het thema dat de Kerk ons vandaag voorhoudt nog eens oppakken: Maria is met ziel en lichaam naar de hemel gegaan; de engelen jubelen! Ik denk ook aan de grote blijdschap van de heilige Jozef, haar allerzuiverste bruidegom, die haar in het paradijs opwachtte. Maar laten we terugkeren naar de aarde. Het geloof verzekert ons dat ons leven hier beneden een pelgrimstocht is, een reis, waarbij offers, lijden en ontberingen niet zullen ontbreken. Niettemin moet de vreugde altijd een tegenwicht vormen op deze weg.

De Heer in vreugde dienen (Ps 99, 2). Een andere manier om Hem te dienen is er niet. God houdt van een blijmoedige gever (2 Kor 9, 7), van iemand die zich volledig geeft in een offer dat hij van harte brengt, want we hebben geen enkele reden om bedroefd te zijn!

Misschien vinden jullie dit overdreven optimistisch, want ieder mens kent zijn tekorten en mislukkingen, iedereen heeft te maken met leed, vermoeidheid, ondankbaarheid, misschien zelfs met haat. Waarom zouden wij, christenen, die niet anders zijn dan anderen, vrijgesteld zijn van wat bij het leven van de mens hoort?

Het zou naïef zijn te doen alsof we niet herhaaldelijk lijden, moedeloosheid, verdriet en eenzaamheid op onze pelgrimstocht over deze aarde tegenkomen. Door ons geloof weten we met zekerheid dat dit alles geen toeval is, en dat het niet het lot van de mens is om de vernietiging van zijn verlangen naar geluk tegemoet te gaan. Het geloof leert ons dat alles een bovennatuurlijke zin heeft, want alles hoort bij de kern van de roeping die ons naar het huis van de Vader leidt. Deze bovennatuurlijke visie op het aardse bestaan van de christen is geen simpele voorstelling van het complexe leven van de mens. Het geeft ons juist de zekerheid dat de rode draad van de liefde van God er doorheen kan lopen; de sterke, onverwoestbare kabel die het leven op aarde verbindt met het uiteindelijke leven in het Vaderland.

Het feest van Maria Tenhemelopneming houdt ons de realiteit van deze blijde hoop voor ogen. Wij zijn nog onderweg, maar onze Moeder is ons voorgegaan en wijst ons naar het einde van deze weg. Ze zegt ons steeds weer dat het mogelijk is om daar te komen en dat we er ook zullen komen als we trouw zijn, want de allerheiligste Maagd Maria is niet alleen een voorbeeld, maar ook de hulp van de christenen. En op ons gebed — Monstra te esse Matrem, laat zien dat u Moeder bent (Hymne Ave maris stella) — kan en wil ze niet reageren met de weigering om zich met moederlijke zorg om haar kinderen te bekommeren.

178. De vreugde is een christelijk goed en alleen als God wordt beledigd lijkt deze te verdwijnen, want de zonde is de vrucht van het egoïsme en het egoïsme is de oorzaak van droefheid. Maar ook dan blijft de vreugde op de bodem van de ziel bestaan, want we weten dat God en zijn Moeder de mensen nooit zullen vergeten. God komt ons tegemoet en vergeeft ons zodra we tot inkeer komen, zodra er uit ons hart een gebed van berouw komt, en wij ons zuiveren in het sacrament van de Biecht. Dan is er geen droefheid meer, want er moet feest en vrolijkheid zijn, want die broer van jou was dood en is levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden (Lc 15, 32).

Deze woorden zijn het schitterende slot van de parabel van de verloren zoon waarover we graag nadenken: Zie, de Vader komt je tegemoet. Hij zal zijn hoofd op je schouder leggen. Hij zal je een kus geven als garantie van zijn liefde en tederheid. Hij zal ervoor zorgen dat je nieuwe kleren krijgt en een ring en schoeisel. Je bent nog bang voor een terechtwijzing, maar Hij geeft je je waardigheid terug. Je bent bang voor straf en Hij geeft je een kus. Je vreest een woord van verwijt en Hij bereidt je een feestmaal [H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 7 (PL 15, 1540)].

De liefde van God is onpeilbaar. Als Hij iemand die Hem heeft beledigd zo behandelt, wat zal Hij dan niet doen om zijn Moeder te eren, de onbevlekte Maagd, Virgo fidelis, de allerheiligste, trouwe Maagd?

Als de liefde van God zo groot is, terwijl het bevattingsvermogen van het menselijk hart — dat vaak verraderlijk is — zo armzalig is, hoe zal de liefde dan zijn in het hart van Maria, die de wil van God nooit het minste in de weg heeft gelegd?

Kijk eens hoe de liturgie van dit feest het onvermogen weerspiegelt om de oneindige barmhartigheid van de Heer met menselijke redeneringen te begrijpen; ze bezingt haar meer dan dat ze haar uitlegt; ze prikkelt onze verbeelding opdat iedereen haar met enthousiasme lof toezingt. Want niemand van ons is in staat in zijn stoutste dromen de werkelijkheid te benaderen: Er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren (Apk 12, 1). De koning verlangt naar uw schoonheid. Hoe schittert zij, de dochter van de koning, met goud doorweven is haar gewaad (Ps 44, 12-14).

De liturgie van deze dag zal eindigen met woorden van Maria waarin de grootste nederigheid samenvloeit met de hoogste glorie: En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is (Lc 1, 48-49).

Cor Mariae dulcissimum, iter para tutum. Allerzoetst hart van Maria, geef ons kracht en veiligheid op onze aardse weg. Wil zelf voor ons de weg zijn, want U kent de veilige wegen en paden die ons door uw liefde naar de liefde van Jezus brengen.