«Vader, ik ging eens met hem met de stadsbus en ineens zei hij tegen mij: Mama, daar is de Maagd Maria – hij bedoelde de afbeelding die in de bus hing – zal ik haar gedag zeggen? Ik zei dat hij dat kon doen, dus zwaaide hij naar haar. Hij ging naar de bestuurder toe en vroeg hem: Meneer praat u met de Maagd Maria? Want Maria moet je alles vertellen en met haar praten. Als u aan het rijden bent – en hij maakte gebaren alsof hij de bus bestuurde en claxonneerde – toet toet! – en dan zegt u tegen haar: Moeder Maria, we moeten stoppen want het stoplicht is rood en daarna zegt u: Moeder Maria, nu rijden we door – toet toet! – want het stoplicht is nu groen.’
De Vader luisterde aandachtig, alsof er niemand anders was. Ging verzitten, draaide opzij en bleef enige tijd in gedachten verzonken. Ineens keerde hij zich weer naar mij toe en zei: Dat is contemplatief leven; toen ik zo oud was, was ik erg gelovig, maar ik kende het contemplatieve leven niet».
Heilige Jozefmaria Escrivá, Gesproken teksten; AGP P04, 1, 1974, pag. 437