“Er is ons weinig tijd gegeven om lief te hebben”

Een kind van God is niet bang: noch voor het leven, noch voor de dood, want zijn geestelijk leven is gebaseerd op het besef een kind van God te zijn. God is mijn Vader, denkt het, en al het goede komt van Hem. Hij is de goedheid zelf. Maar kunnen jij en ik zeggen, dat we ons ook werkelijk als kinderen van God gedragen? (De Smidse, 987)

De vluchtigheid van het aardse leven zou voor christenen eerder een aansporing moeten zijn hun tijd beter te besteden dan om Onze Heer te vrezen en zeker geen aansporing om de dood te zien als een rampzalig einde. Hoe vaak heeft men niet op meer of minder poëtische toon herhaald dat met Gods genade en barmhartigheid het einde van een jaar ons een stap dichter bij de Hemel, ons uiteindelijke Vaderland, brengt.

Realiseer ik me dit goed, dan doorzie ik de betekenis van de woorden van de heilige Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs: Tempus breve est! (1 Kor 7, 29), hoe kort duurt ons verblijf op aarde! Deze woorden weerklinken in het diepst van het hart van elke ware christen, als een verwijtend antwoord op zijn gebrek aan grootmoedigheid en als een niet aflatende aansporing om trouw te blijven. Er is ons echt maar weinig tijd gegeven om offers en eerherstel te brengen. Die kostbare gave mogen we dus niet verknoeien, noch onachtzaam verspillen: dit stukje geschiedenis dat God aan ieder van ons toevertrouwt, mogen we niet achteloos voorbij laten gaan.

(…) Eens zal onze laatste dag komen, maar die jaagt ons geen angst aan, omdat wij vast vertrouwen op Gods genade. Nu al staan we klaar om naar onze afspraak met de Heer te snellen, voorzien van onze edelmoedigheid, onze dapperheid, onze gerichtheid op de kleine dingen, kortom voorzien van onze brandende lampen. Ons wacht het grote hemelfeest.

Vrienden van God, 39-40

Ontvang berichten per e-mail

email