Martijn Pouw (1977) wordt op zaterdag 5 mei samen met dertig andere diakens door kardinaal Robert Sarah in Rome priester gewijd. Geboren en getogen in Naarden, ging hij na zijn middelbare school in Bussum, rechten studeren in Maastricht. Na zijn afstuderen in 2000 werkte hij als advocaat, eerst bij een groot commercieel advocatenkantoor aan de Zuidas in Amsterdam (en later Rotterdam), vervolgens bij een besturenorganisatie van katholieke schoolbesturen in Den Haag, en tot slot vestigde hij zich als zelfstandig advocaat weer in Amsterdam, waar hij ook parttime doceerde aan de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit. In 2005 sloot hij zich aan bij het Opus Dei. Vier jaar geleden vroeg de toenmalige prelaat van het Opus Dei – Mgr. Javier Echevarría – of hij naar Rome wilde komen om fulltime theologie te gaan studeren met het oog op een eventuele priesterwijding.
Hoe ben je ertoe gekomen de advocatuur in te wisselen voor het priesterschap?
Goede vraag. Voor het salaris doe ik het in ieder geval niet. Welbeschouwd is een dergelijke stap alleen ten volle te begrijpen in het licht van een goddelijke roeping. Ik bedoel, priester worden bedenkt toch niemand uit zichzelf? Zoiets komt van boven of het komt helemaal niet, zou ik denken. Overigens valt een dergelijke beslissing ook niet van de ene op de andere dag; er is een hoop water door de Rijn gestroomd en ik heb de zaken goed op een rij kunnen zetten in gebed, studie en goede gesprekken. Inmiddels is het voor mij de normaalste zaak van de wereld. Bovendien, qua werkzaamheden hebben advocaat en priester meer met elkaar gemeen dan je wellicht denkt.
"Advocaat en priester behartigen beiden de belangen van mensen en zijn ‘voorsprekers’"
Waarom denk je dat?
Beiden behartigen de belangen van mensen en zijn ‘voorsprekers’. De advocaat probeert de tijdelijke belangen van zijn cliënten zo goed mogelijk te verdedigen en te bevorderen, terwijl de priester zich vooral bekommert om de eeuwige belangen van alle mensen, en in het bijzonder van hen die aan zijn pastorale zorg zijn toevertrouwd. Het is de uitdaging voor de priester om de mensen te laten inzien dat de tijdelijke en eeuwige belangen niet tegengesteld zijn, maar in elkaars verlengde liggen. We leven nu al met het oog op de eeuwigheid, in vereniging met God, die buitengewoon geïnteresseerd is in onze meest normale aangelegenheden. We moeten God daarvan niet buitensluiten, maar Hem daarin juist toelaten. Dan krijgt het leven een onverwachte kleur en glans en biedt het onverwachte perspectieven. Het leven met God is een prachtig avontuur, terwijl het zonder hem een saaie bedoening wordt. U merkt het, ik ben al een pleidooi aan het houden. Waar het om gaat is dat de priester op een bijzondere wijze bemiddelt tussen God en de mensen en vice versa, en dat kan hij alleen als hij verbonden en vertrouwd is met beiden.
Heb je ooit twijfels gehad in je geloofsleven in het seculiere Nederland?
Twijfels niet echt. Natuurlijk heb ik een ontwikkeling doorgemaakt met wisselende belangstelling voor God en geloofskwesties. Als kleine jongen ging ik uiteraard (relatief braaf) met mijn ouders mee naar de Vituskerk in Naarden. Kindernevendienst, misdienaar, voorbereiding eerste communie op school (notabene door mijn eigen moeder!); dat heb ik allemaal beleefd en overleefd. In mijn familie heb ik geleerd wie God is en dat Hij om ons geeft. Geen wonder dat Paus Johannes Paulus II regelmatig sprak over het gezin als huiskerk. Ondanks de inspanningen in parochie en de R.K. basisschool vonden mijn ouders het belangrijk dat hun kinderen meer godsdienstige vorming zouden krijgen. Via een bevriend echtpaar kwamen ze in contact met het Opus Dei, dat toentertijd een jeugdclub runde in Amsterdam: Club Lariks. Nu had ik helemaal geen zin om op zaterdagmiddag na mijn wekelijkse voetbalwedstrijd te gaan ‘knippen en plakken’ in Amsterdam. Toen op de eerste clubmiddag als laatste activiteit de voetbal uit de kast werd gehaald, dacht ik: ¨dit kan nog weleens wat worden¨.
Mijn ouders hebben – Godzijdank – mijn vrijheid altijd gerespecteerd (...) God dringt zich nooit op en het zou absurd zijn als ouders, priesters en leraren zouden pretenderen dat dan maar voor Hem te doen.
Mijn tienerjaren waren absoluut cruciaal. Uiteraard heb ik in deze periode de geloofsleer – zoals ik die op dat moment kende – integraal ter discussie gesteld. Mijn ouders hebben – Godzijdank – mijn vrijheid altijd gerespecteerd, die immers een absolute voorwaarde is om het geloof echt eigen te maken en daarin te kunnen groeien. God dringt zich nooit op en het zou absurd zijn als ouders, priesters en leraren zouden pretenderen dat dan maar voor Hem te doen. Overigens is deze gezonde houding tegenover de vrijheid natuurlijk niet te verwarren met een houding van ‘je moet het zelf maar zien’, dat weliswaar lijkt op respect voor iemands vrijheid maar in werkelijkheid veeleer neer zou komen op onverschilligheid. Het ‘ter discussie stellen’ betekende in mijn geval niet zozeer een afwijzing, maar een verdieping. Het begin van een zoektocht, zowel existentieel als intellectueel, met ups en downs, naar mogelijke antwoorden op de grote vragen van het leven. Club Lariks speelde hierin een niet onaanzienlijke rol, omdat juist daar alle ruimte en gelegenheid was voor verdieping, openheid en authentieke vriendschappen.
In mijn Maastrichtse studietijd was ik er op intellectueel vlak wel uit. Ik was tot het besef gekomen dat het geloof zoals dat in de Rooms-katholieke Kerk wordt bewaard, verkondigd en beleefd fantastisch mooi is. Daar kan geen puur menselijke wijsgerige stroming tegenop. Dit wil overigens niet zeggen dat alles in kannen en kruiken was. In mijn dagelijks leven was het nog steeds zoeken naar de juiste prioriteiten. Maar in ieder geval had ik wel duidelijk dat ik mijn leven wilde inrichten samen met God, en geenszins los van Hem.
En hoe was je geloofsbeleving in de veeleisende en hectische omgeving aan de Zuidas?
Juist in een dergelijke omgeving blijkt het noodzakelijk om de prioriteiten – waar ik het zojuist over had – goed op orde te hebben en je niet te laten meeslepen in de hectiek van het uren maken en carrièredrang. De prioriteit van een advocatenkantoor aan de Zuidas is wat het is: commercieel zijn. Nu was mijn prioriteit een andere; ik was daar vooral om te leren een goede advocaat te zijn. Zolang de belangen samen opgaan is er niets aan de hand. In de regel maakte ik dus normale dagen en uren en kon ik meestal dat wat niet bijdroeg aan mijn beroepsvorming aan me voorbij laten gaan. Ook op die manier kun je aan collega’s duidelijk maken dat je in bepaalde uitgaansgelegenheden niets hebt te zoeken. Mijn geloofsbeleving was dus – hoop ik – heel normaal. Ik ben geen superman en ook geen heilige. Ik probeerde alleen mijn werk goed te doen voor cliënten, collega’s en voor God. Natuurlijk wisten collega’s dat ik katholiek was; zo nu en dan werden er grappen over gemaakt en af en toe leverde dat goede gesprekken op.
Welke dromen heb je voor Nederland?
Dat ik de enige kandidaat ben uit Nederland is tegelijk hoopvol – tenminste één – en een reden om tot actie over te gaan en daar een positieve verandering in aan te brengen; meer priesters uit Nederland is mogelijk als we daarvoor bidden.
Nederland is een mooi land. Toch kan het een nog mooier land worden als veel mensen zich zouden openstellen voor God en Christus een centrale plaats zouden geven in hun dagelijks leven. Christus centraal stellen betekent niet alleen dat de betrokkene zelf werkelijk een gelukkig mens wordt, maar ook dat hij of zij een lichtpunt wordt voor anderen, in het gezin, op het werk en in de maatschappij. In sommige gevallen gaat het om een herontdekking van de werkelijke persoon van Jezus, terwijl in veel andere gevallen het gaat om een eerste kennismaking. Het lijkt mij een hele mooie taak en eer om een rol te mogen spelen in deze kennismakingen.
Je hebt nu vier jaar in Rome gestudeerd. Reken je erop dat je te zijner tijd terugkomt naar Nederland en zie je daarnaar uit?
Na vier fantastische jaren in Rome heb ik heel veel zin om terug te gaan naar Nederland om daar de Kerk en de mensen als priester te dienen en bij te staan. Een van de dingen die ik hier in Rome intens heb ervaren is de universaliteit van de Kerk, die immers de opdracht heeft om overal in de wereld aanwezig te zijn. Zo worden er samen met mij 30 andere diakens tot priester gewijd afkomstig uit maar liefst 15 landen. Ik sta tijdens de plechtigheid tussen een Braziliaan en een Keniaan.
Dat ik de enige kandidaat ben uit Nederland is tegelijk hoopvol – tenminste één – en een reden om tot actie over te gaan en daar een positieve verandering in aan te brengen; meer priesters uit Nederland is mogelijk als we daarvoor bidden. Overigens veronderstelt deze universele opdracht van de Kerk uiteraard een zekere mobiliteit en beschikbaarheid om te gaan daar waar dat het meest nodig is. Niettemin ligt het in de lijn der verwachting dat ik na de priesterwijding in mei en de daaropvolgende stageperiode, eind 2018 naar Nederland terug zal komen.