Steun aan priesters

“Ik begon bezinningsdagen te houden - gewoonlijk duurden deze in die tijd zeven dagen - in een aantal bisdommen van Spanje. Ik was nog erg jong en ik schaamde me."

De heilige Jozefmaria in Sevilla (1943).
Een moment uit de prediking van de heilige Jozefmaria, destijds dik door de suikerziekte.

“Ik begon bezinningsdagen te houden — gewoonlijk duurden deze in die tijd zeven dagen - in een aantal bisdommen van Spanje. Ik was nog erg jong en ik schaamde me."

Ik begon altijd met de Heer te zeggen: ‘U zult wel zien wat U aan uw priesters vertelt, want ik... ik schaam mij zo! En als ze naderhand niet even kwamen praten omdat ze er niet aan gewend waren met de priester die de bezinning gaf te praten, belde ik hen een voor een.”

Veel bisschoppen vroegen in het begin van de jaren veertig aan Jozefmaria om te preken voor hun clerus. Na de verwoestingen van de burgeroorlog was het noodzakelijk het geestelijke leven van priesters en seminaristen te versterken. De jonge stichter stond bekend als een goed predikant en vooral als een heilige priester. In enkele jaren tijd kon hij zo retraites geven aan duizenden priesters.

Zijn meditaties waren eigenlijk zijn persoonlijk gebed, maar dan hardop. Hij gaf aan zijn toehoorders zijn liefde voor de Heer door. Het thema was altijd Jezus en het Evangelie. Waar hij ook in concreto over sprak - over de genade of over de zonde of de sacramenten - hij kwam altijd uit op de noodzaak van een persoonlijke relatie met Jezus, die leeft en van ons houdt.

De moeder van de heilige Jozefmaria sterft

Zijn liefde voor het priesterschap en voor priesters was oprecht. Toen hij in 1941 zou vertrekken voor een van die reeksen bezinningsdagen, was zijn moeder ziek. Hij besloot om toch te gaan, omdat haar toestand volgens de artsen niet ernstig was. “Draag je deze ziekte op voor het werk dat ik nu gaan doen?” vroeg hij haar. Zijn moeder stemde in, maar bij het verlaten van de kamer hoorde hij haar mompelen: “Deze zoon toch…” Aangekomen in het seminarie van Lérida, knielde hij voor het tabernakel en zei: “Heer, zorgt U voor mijn moeder, daar ik me nu bezighoud met uw priesters.”

Twee dagen later bleef hij tijdens een meditatie even stilstaan bij de figuur van de moeder van de priester. Hij zei dat de rol van de moeder dusdanig belangrijk was dat men de Heer zou moeten vragen haar pas in de hemel op te nemen na de dood van de priester zelf.

Na afloop van deze overweging bleef hij in stilte bidden voor het Allerheiligste. Op dat moment kwam de bisschop van het diocees, die aan de bezinningsdagen deelnam, naar hem toe, en zei hem zachtjes: "Álvaro del Portillo uit Madrid is aan de telefoon". Zijn moeder Doloris was overleden.

Jaren later verklaarde Jozefmaria: “Ik heb altijd gedacht dat de Heer die opoffering van mij gevraagd heeft als uiterlijke blijk van mijn liefde voor de diocesane priesters en dat mijn moeder in de hemel op een bijzondere manier voor dit werk voorspreekt.”

Dit werk voor de priesters, zoals al zijn activiteiten, voerde hij uit in nauwe verbondenheid met de bisschoppen. De prelaten achtten hem hoog en zegenden het apostolaat dat hij deed met studenten en anderen van iedere sociale klasse.

Dolores, de moeder van de heilige Jozefmaria.

De bisschop van Madrid, monseigneur Leopoldo Eijo y Garay, toonde een grote genegenheid voor hem. Deze bisschop had het wezen en de zending van het Opus Dei begrepen en voelde zich vereerd de ontwikkeling ervan te kunnen stimuleren. Hij en Jozefmaria gingen zeer vertouwelijk met elkaar om.

Misverstanden, onwaarheden en laster

Niettemin stuitten het Werk en de stichter zelf in die jaren op onbegrip van de kant van enkele geestelijken. Er was weinig voor nodig om een lastercampagne te doen verspreiden. Jozefmaria leed eronder, maar vergaf de schuldigen.

De bisschop van Madrid, ernstig bezorgd, besloot de diocesane goedkeuring aan het Opus Dei te geven, in maart 1941, in de hoop dat er een einde zou komen aan de kwaadsprekerij. “Op een nacht, toen ik al in bed lag en bijna in slaap gevallen was (als ik sliep, dan sliep ik heel diep; ik heb nooit wakker gelegen van de laster en intriges in die tijd), ging de telefoon. Ik nam op en hoorde: Jozefmaria... het was Don Leopoldo, de toenmalige bisschop van Madrid. Hij had een heel warme stem... Wat is er?, vroeg ik hem. Hij zei: Ecce Satanas expetivit vos ut cribaret sicut triticum. De duivel zift jullie, hij schudt jullie door elkaar, zoals men dat doet bij het dorsen van graan. Hij voegde eraan toe: ‘Ik bid zoveel voor jou… Et tu… confirma filios tuos!' En jij... bevestig je kinderen’. Toen hing hij op.”

Hij deed alles wat mogelijk was om geen wrok te koesteren en om te vergeven. Op een nacht in 1942, uitgeput door het werk en de kwaadsprekerij, knielde de heilige Jozefmaria voor het tabernakel neer en zei: “Heer als U mijn eer niet nodig hebt, waarom zal ik er dan waarde aan hechten?”

Het Priestergenootschap van het Heilige Kruis

De leden van het Werk namen in aantal toe. Dit bracht met zich mee dat er meer pastorale zorg nodig was dan hij zelf kon geven. De stichter wist dat de priesters van het Opus Dei moesten voortkomen uit de leken van het Opus Dei. Maar hoe hij zich ook inspande, hij vond geen uitweg voor het juridische probleem van de wijdingstitel van de toekomstige priesters.

Zoals bij andere gelegenheden was het God die de oplossing aanreikte. Op de ochtend van 14 februari 1943, tijdens de viering van de heilige Mis in een centrum van het Opus Dei, liet de Heer hem de oplossing helder en duidelijk zien. Na afloop van de viering ontwierp hij de zegel van het Opus Dei en begon te spreken over het Priestergenootschap van het Heilige Kruis.

De heilige Jozefmaria met de eerste drie leden van het Opus Dei, die priester gewijd zouden worden.

Sinds enige tijd waren drie van de eerste leden van het Werk, alle drie ingenieurs, bezig met de voorbereiding op hun priesterwijding. 25 Juni 1944 was het zover en werden ze gewijd door de bisschop van Madrid. Jozefmaria wilde niet aanwezig zijn bij wat een persoonlijke triomf kon lijken. Hij bleef thuis, verzonken in gebed. “Mijn wens is om onopgemerkt te blijven, opdat alleen Jezus schittert”, zou hij jaren later schrijven.

En toch... de gedachte aan de diocesane priesters bleef de heilige Jozefmaria door het hoofd spelen. Zouden ook zij niet deel kunnen uitmaken van het Werk? Hij kwam hier wederom voor ingewikkelde juridische problemen te staan. Jozefmaria ontving echter opnieuw een ingeving van de Heer: ook de diocesane priesters zouden zich kunnen aansluiten bij het Priestergenootschap van het Heilige Kruis, met volledig behoud van de exclusieve afhankelijkheid van de bisschop van het diocees waar ze toe behoren.