“Nu is het de tijd, mijn dochters en zonen, om steeds dieper door te dringen in de ‘wegen van contemplatie’ midden in de wereld.”[1] Met deze woorden wees de prelaat van het Opus Dei op een van de prioriteiten van deze tijd. Het apostolaat van christenen is, nu net als altijd, “een overvloeien van je leven ‘van binnen’.”[2] Op de eerste plaats, omdat het betekent dat we het leven van Christus doorgeven aan anderen in het leven dat we delen met elkaar. Ten tweede, omdat we, als we het geloof naar de wereld willen brengen, eerst diepgaand ons eigen geloof moeten begrijpen en beleven. Kort gezegd, zoals de heilige Jozefmaria zei, het is een zaak om “dieper door te dringen in de liefde van God, om die in woord en daad aan andere mensen te kunnen tonen.”[3]
Het is niet genoeg om Gods kinderen te zijn; we moeten beseffen dat wij kinderen van God zijn, zodat ons leven van dat “besef” vervuld raakt.
Deze poging om “dieper te gaan” in het geloof heeft een speciaal kenmerk. Het is niet een kwestie van vertrekken van een bekende naar een onbekende plek. Het betekent eerder dieper binnengaan in wat al bekend is, in wat voor de hand liggend lijkt, wat we al zo vaak gehoord hebben. Dan ‘ontdekken’ we iets wat we al kenden, maar waar we nu met nieuwe kracht en diepte in doordringen. De heilige Jozefmaria verwijst naar deze ervaring als het ontdekken van “nieuwe horizonten” die op een onverwachte manier voor onze ogen opdoemen. Hij zegt bijvoorbeeld in De Smidse:
“In het geestelijk leven is volharding een vereiste, net zoals in de menselijke liefde. Door vaak op dezelfde thema’s terug te komen en ze steeds opnieuw te overwegen, zullen er ‘nieuwe horizonten’ voor je opengaan.”
“En misschien vraag je je dan vol verbazing af: waarom heb ik dat niet eerder zo duidelijk gezien? Dat komt doordat wij soms als stenen zijn, die het water almaar over zich heen laten lopen, zonder er ook maar een druppel van op te nemen.”
“Daarom is het nodig op hetzelfde terug te komen – hoewel het niet hetzelfde is! – om de zegeningen van God in ons op te kunnen nemen.”[4]
“Om dezelfde dingen steeds maar weer te overwegen” om alle rijkdommen bloot te leggen die erin verscholen liggen, en zo te ontdekken dat “het niet dezelfde dingen zijn!” Dit is de weg van contemplatie waartoe wij geroepen zijn. Het betekent het peilen van de rijkdommen in een zee die, op het eerste gezicht, niets nieuws bevat, omdat deze al deel uitmaakt van ons dagelijks landschap. De Romeinen noemden de Middellandse zee Mare nostrum, onze zee: de zee die hen bekend was, de zee die deel van hun dagelijks leven was. De heilige Jozefmaria sprak over het ontdekken van nieuwe (Middellandse) zeeën omdat, als we dieper de zeeën opgaan waarvan we denken dat we ze goed kennen, zich brede en onverwachte horizonten voor onze ogen openen. Dan kunnen we tegen de Heilige Drieëenheid, met de heilige Catharina van Siena, zeggen: “U bent als een diepe zee; hoe meer ik tot U doordring, hoe meer ik ontdek en hoe meer ik ontdek, hoe meer ik U zoek.”[5]
Deze ontdekkingen zijn heldere inzichten die God geeft wanneer en als Hij dat wil. Maar ons ijverig zoeken en overdenken kan ook onze ziel erop voorbereiden om deze inzichten van God te ontvangen. “Net zoals iemand die eerst in het duister was en plotseling in de zon komt, ervaart dat zijn lichamelijk zicht verbetert en dat hij duidelijk dingen ziet die hij daarvoor niet zag, zoals iemand die de Heilige Geest ontvangt verlicht wordt in zijn ziel.”[6]
In deze nieuwe serie hoofdartikelen willen we enkele van deze nieuwe horizonten die de heilige Jozefmaria in zijn innerlijk leven ontdekte beschouwen, om met hem dieper door te dringen “in de diepten van Gods Liefde.”
Abba Pater!
Een van de diepst gewortelde overtuigingen van de eerste christenen was dat zij God konden benaderen als zijn geliefde kinderen. Jezus zelf had hun geleerd: Jullie moeten zo bidden: Onze Vader in de hemel ….[7] Hij had zichzelf aan de Joden voorgesteld als de Zoon van de Vader, en hij had zijn leerlingen geleerd zich ook zodanig te gedragen. De apostelen hadden hem God horen aanspreken met de term, waarmee de Hebreeën gewend waren om hun eigen vader aan te spreken. En toen ze de Heilige Geest ontvingen, waren ze zelf begonnen om die term te gebruiken. Het was iets wat volkomen nieuw was, in het vrome leven van Israël, maar de heilige Paulus verwees ernaar als naar iets volkomen natuurlijks voor iedereen: Want jullie ontvingen niet de geest van slavernij om terug te vallen in angst, maar jullie hebben de geest van het kindschap ontvangen. Als wij uitroepen, ‘Abba! Vader!’ is het de Geest zelf die het getuigenis van onze geest bevestigt dat we kinderen zijn van God. [8]
Het was deze overtuiging die hen vervulde met zelfvertrouwen en die hun onverwachte moed gaf: als we kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus [9] Jezus is niet alleen de eniggeboren Zoon van de Vader, maar ook de eerstgeborene onder vele broeders.[10] Het nieuwe Leven, gebracht door Christus, werd hun getoond als het leven van Gods geliefde kinderen. Dit was noch een theoretische, noch een abstracte waarheid, maar eerder een realiteit die hen vervulde met overvloedige vreugde. We zien dit weerspiegeld in de vreugdevolle woorden van de heilige apostel Johannes in zijn eerste brief: Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. [11]
Gods vaderschap, zijn heel speciale en tedere liefde voor ieder van ons, is iets wat wij christenen leren over het recht van kindschap. En desalniettemin worden wij geroepen om dit te ontdekken op een persoonlijke en levendige manier die onze verhouding met God transformeert. Zo doende opent zich een zee aan vrede en vertrouwen voor onze ogen, een immense horizon waar we steeds dieper in kunnen doordringen gedurende ons hele leven.
Voor de heilige Jozefmaria was dit een onverwachte ontdekking, het plotselinge verschijnen van een panorama dat verborgen was in iets dat hij al goed kende.
Dit gebeurde in de herfst van 1931, waaraan hij vele jaren later herinnerde met: “Ik kan je nog het precieze moment vertellen wanneer en waar mijn eerste gebed als zoon van God plaatsvond. Ik had geleerd om God Vader te noemen, al vanaf mijn jeugd. Maar voelen, zien, verbaasd zijn over dat verlangen van God dat wij zijn kinderen zouden zijn… dat was op straat en in een tram. Een tot anderhalf uur lang, ik weet het niet, moest ik Abba, Pater roepen!”[12]
De heilige Jozefmaria sprak over het ontdekken van nieuwe (Middellandse) zeeën omdat, als we dieper de zeeën opgaan waarvan we denken dat we ze goed kennen, zich brede en onverwachte horizonten voor onze ogen openen.
In de daaropvolgende maanden kwam de heilige Jozefmaria herhaaldelijk terug op deze overweging. In de retraite die hij een jaar later deed, schreef hij bijvoorbeeld: “Eerste dag. God is mijn Vader. En ik laat deze overweging niet los.”[13] De hele dag besteed aan het overdenken van Gods Vaderschap! Hoewel zo’n lange periode van contemplatie ons in eerste instantie zou kunnen verbazen, toont het in feite aan hoe diep de ervaring van zijn goddelijk kindschap zich in zijn hart gegrift had. Ook wij zouden, in ons gebed en steeds als wij ons tot God richten, eerst een houding van vertrouwensvolle overgave en dankbaarheid moeten bevorderen. Maar om onze relatie met God op deze manier te beleven, is het noodzakelijk dat wij opnieuw persoonlijk ontdekken dat hij werkelijk onze Vader wil zijn.
Wie is God voor mij?
Misschien leerden we zoals de heilige Jozefmaria ook al heel jong dat God onze Vader is. Maar we moeten misschien nog een heel lange weg gaan voordat we werkelijk de radicale waarheid dat we Gods kinderen zijn tot een integraal deel van ons leven maken. Hoe kunnen wij deze ontdekking gemakkelijker maken?
In de eerste plaats, om werkelijk Gods vaderschap te ontdekken, zullen we vaak zijn authentieke beeld moeten oproepen. Wie is God voor mij? Bewust of onbewust denken sommigen aan God als aan iemand die wetten oplegt, en dreigt met straffen voor iedereen die ze niet gehoorzaamt. Iemand die verwacht dat zijn wil wordt opgevolgd en die boos wordt wanneer hij niet wordt gehoorzaamd; kort gezegd, een Meester met ons louter als zijn onwillige ondergeschikten. In andere gevallen (en dit geldt ook voor sommige christenen), wordt God voornamelijk gezien als de reden waarom wij ons goed moeten gedragen. Hij wordt gezien als de reden waarom we een doel behoren na te streven, maar dat we niet echt willen bereiken. Desalniettemin, God “is geen tirannieke heerser en ook geen starre, onverbiddelijke rechter. Hij is onze Vader. Hij spreekt met ons over onze zonden, onze fouten en tekortkomingen, maar Hij doet dat om ons ervan te bevrijden en ons zijn vriendschap en liefde aan te bieden.”[14]
De moeilijkheid van het besef dat God Liefde is [15] is soms ook te wijten aan de crisis waarin het vaderschap op velerlei plaatsen verkeert. Misschien hebben we dat gezien toen we met vrienden of collega’s spraken; de gedachte aan hun eigen vader roept niet altijd goede herinneringen bij hen op, en een God die Vader is, is niet bijzonder aantrekkelijk voor hen. Als we met hen over het geloof praten, is het goed om hun te laten zien hoe hun pijn over dit gebrek in hun leven toont hoe diep de behoefte aan vaderschap in hun eigen hart geschreven staat: een vaderschap dat aan hen voorafgaat en dat een beroep op hen doet. Een vriend, of een priester, kan hen door hun nabijheid helpen om de liefde te ontdekken van de Vader naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt;[16] en ook deze tederheid te ervaren in “de roeping om een ‘beschermer’” te zijn[17] die in ieder hart schuilt, en die gestalte krijgt in de vader of de moeder die zij zelf al zijn, of op een goede dag zouden willen zijn. Op die manier kunnen ze doorgaan met in de diepte van hun ziel het authentieke gezicht van God te ontdekken en de manier waarop wij zijn kinderen geroepen zijn te leven, wetend dat we door hem met oneindige liefde worden beschouwd. Een vader houdt niet van zijn kind om wat hij of zij doet, om de resultaten die getoond worden, maar eenvoudig omdat het zijn kind is. Hij wil dat zijn kind het goed doet in het leven en probeert uit ieder kind het beste te halen, maar is zich altijd van bewust van de waarde die het kind in zijn ogen al heeft.
Een vader houdt niet van zijn kind om wat hij of zij doet, om de resultaten die getoond worden, maar eenvoudig omdat het zijn kind is.
Het kan ons helpen ons dit te herinneren, vooral wanneer we falen in iets of wanneer de kloof tussen onze levens en de “modellen” die de wereld ons voorhoudt uitmondt in een laag zelfbeeld. “Dat is onze werkelijke ‘statuur’, onze spirituele identiteit: we zijn Gods geliefde kinderen, altijd. Het niet accepteren van onszelf, somber leven, negatief zijn, betekent dus dat we onze diepste identiteit niet herkennen. Het is alsof ik wegloop als God naar me wil kijken, terwijl ik probeer zijn droom voor mij te bederven. God houdt van ons zoals we zijn, en geen zonde, fout of vergissing van ons maakt dat hij van gedachten verandert.”[18]
Beseffen dat God onze Vader is, houdt ook in dat wij onszelf door hem laten beschouwen als zijn zeer geliefde kinderen. Dan beginnen we te begrijpen dat onze “waarde” niet afhangt van wat we hebben – onze talenten – of van wat we doen – onze successen – maar eerder van de Liefde die ons heeft gemaakt, die over ons gedroomd heeft en ons heeft bevestigd al voor de grondlegging van de wereld.[19] Gegeven het schrale beeld van God dat soms in de tegenwoordige wereld wordt aangetroffen, wilde paus Benedictus XVI direct vanaf het begin van zijn pontificaat in herinnering brengen dat “wij niet het toevallige en gevoelloze product van evolutie zijn. Ieder van ons is de vrucht van een gedachte van God. Ieder van ons is gewild, ieder van ons is geliefd, ieder van ons is nodig.”[20] Beïnvloedt deze gedachte werkelijk ons dagelijks leven?
De vertrouwensvolle hoop van Gods kinderen
De heilige Jozefmaria herinnerde de gelovigen van het Opus Dei er regelmatig aan dat “de fundering van ons geestelijk leven schuilt in het besef van het goddelijk kindschap.”[21] Hij vergeleek dit met de “draad die de parels van een schitterende halsketting verenigt. Goddelijk kindschap is de draad die alle deugden samenbindt, omdat ze de deugden van een kind van God zijn.”[22] Daarom is het erg belangrijk om God te vragen om voor ons zijn “nieuwe horizon” te openen, die ons hele geestelijk leven ondersteunt en vormgeeft.
De ‘draad’ van goddelijk kindschap leidt tot “een dagelijkse houding van hoopvolle overgave,”[23] een houding die we in kinderen vinden, vooral als ze klein zijn. Daarom wordt goddelijk kindschap in leven en werk van de heilige Jozefmaria vaak nauw verbonden met geestelijke kindschap. Welk belang hecht een kind aan de vele malen dat hij valt wanneer hij leert fietsen? Geen, zo lang als hij zijn vader in de buurt ziet, die hem aanmoedigt om het opnieuw te proberen. Dat is wat zijn hoopvolle overgave betekent. “Vader zegt dat ik het kan … dus vooruit!”
Het besef dat we Gods kinderen zijn, geeft ons de zekerheid die we nodig hebben om de opdracht uit te voeren die God aan ons heeft toevertrouwd. We zullen ons voelen als dat kind wiens vader tot hem zegt: Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.[24] Misschien is onze eerste reactie dat we ons bevreesd voelen, omdat we ons allerlei moeilijkheden voor de geest halen. Maar we zullen meteen bedenken dat het onze Vader is die ons dit vraagt, omdat hij zoveel vertrouwen in ons heeft. Zoals Christus zullen we leren om ons over te geven in de handen van de Vader en hem uit de diepten van onze ziel te zeggen: Maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt.[25] De heilige Jozefmaria leerde ons met zijn leven om op deze manier te handelen, in navolging van Christus: “In de loop der jaren heb ik getracht mij zonder onderbreking op deze blijde realiteit te verlaten. Mijn gebed is – in alle omstandigheden – altijd hetzelfde geweest, in verschillende toonaarden. Ik heb gezegd: Heer, U hebt mij hier neergezet; U hebt mij dit of dat toevertrouwd en ik heb vertrouwen in U. Ik weet dat U mijn Vader bent en ik heb steeds gezien, dat kleine kinderen altijd een onvoorwaardelijk vertrouwen in hun ouders hebben.”[26]
We kunnen niet ontkennen dat er moeilijkheden zullen zijn. Maar we zullen ze tegemoet treden in de wetenschap dat, wat er ook gebeurt, onze almachtige Vader ons begeleidt; hij is aan onze zijde en bewaakt ons. Hij zal doen wat wij proberen te doen, aangezien het uiteindelijk zijn werk is; hij zal het misschien op een andere manier doen, maar zeker op een vruchtbaarder manier. “Als je je werkelijk op de Heer verlaat, zul je leren tevreden te zijn met wat er gebeurt en je gemoedsrust niet te verliezen als het resultaat niet is wat je had gewild, ondanks alle moeite die je hebt gedaan en ondanks het feit dat je al de nodige middelen hebt gebruikt… Want dat is dan het ‘resultaat’ dat God ervan verwachtte.”[27]
Het versterken van ons “gevoel van goddelijk kindschap”
De heilige Jozefmaria, nota bene, verwees niet naar goddelijk kindschap als het fundament van de geest van het Opus Dei, maar eerder naar het besef van ons goddelijk kindschap. Het is niet genoeg om Gods kinderen te zijn; we moeten beseffen dat wij kinderen van God zijn, zodat ons leven van dat “besef” vervuld raakt. Die zekerheid in ons hart te hebben is het stevigst mogelijke fundament; de waarheid van ons goddelijk kindschap wordt dan een actieve werkelijkheid, met een specifieke weerklank in ons leven.
Om dit besef te versterken, is het goed om met onze geest en ons hart dieper door te dringen in die werkelijkheid. Met onze geest, allereerst, door in ons gebed te mediteren over de passages in de Heilige Schrift die spreken over Gods vaderschap, over ons kindschap en over het leven van Gods kinderen. We kunnen dit aanzienlijk verhelderen vanuit veel teksten van de heilige Jozefmaria over wat het betekent om Gods kinderen te zijn,[28] of vanuit de overdenkingen van andere heiligen en christelijke schrijvers.[29]
Nederlaag bestaat niet voor iemand die Gods Liefde iedere dag probeert te verwelkomen. Zelfs de zonde kan een gelegenheid worden om ons onze identiteit als kinderen te herinneren.
Met ons hart kunnen wij dieper doordringen in de realiteit dat wij kinderen van God zijn door vertrouwensvol toevlucht bij God te zoeken door onszelf aan zijn Liefde over te geven. We kunnen ons kinderlijk vertrouwen opwekken, met of zonder woorden, door altijd te proberen ons van zijn Liefde voor ons bewust te zijn. Een manier om dat zo te doen is door ons tot hem te wenden met korte aanroepingen of verzuchtingen. De heilige Jozefmaria suggereerde: “Noem Hem door de dag vaak <Vader> en zeg Hem – tussen Hem en u alleen, in uw hart – dat u Hem bemint, dat u Hem aanbidt: dat u zich trots en sterk voelt nu u zijn kind bent.”[30] We kunnen ook gebruik maken van een of ander kort gebed dat ons kan helpen om iedere dag tegemoet te treden met de zekerheid van ons besef dat we kinderen van God zijn, of deze te beëindigen met een gebed van dankzegging, berouw en hoop. Paus Franciscus suggereerde dit gebed aan jonge mensen: “Heer, ik dank u dat u van mij houdt; ik ben er zeker van dat u van mij houdt; help me om van mijn eigen leven te houden! Niet met mijn fouten, die gecorrigeerd moeten worden, maar met het leven zelf, dat een grote gave is, want het is een tijd om lief te hebben en bemind te worden.”[31]
Terugkeren naar het huis van de Vader
De familie is beschreven als “de plaats waarheen wij terugkeren,” waar we onderdak vinden en rust. Zoals de heilige Johannes Paulus II graag zei, het is het “heiligdom van liefde en leven.”[32] Want daar vinden we opnieuw de Liefde die betekenis en waarde aan ons leven geeft, omdat het aan de oorsprong ervan raakt.
Tegelijkertijd, stelt het besef dat we Gods kinderen zijn ons in staat om in vertrouwen naar hem terug te keren als we vermoeid zijn, als anderen ons niet goed behandeld hebben of als we ons gekwetst voelen… en ook als we hem hebben beledigd. Terugkeren naar de Vader is een andere manier van leven “in hoopvolle overgave”. We zouden vaak moeten mediteren over de parabel van de vader die twee zonen had, ons verteld door de heilige Lucas.[33] “God wacht met uitgestrekte armen op ons, zoals de vader in de parabel, ook al hebben wij dat niet verdiend. Het maakt niet uit wat we Hem schuldig zijn. Zoals de verloren zoon hoeven we alleen maar ons hart voor Hem te openen en heimwee te hebben naar het huis van de Vader. We hoeven ons alleen maar te verwonderen en te verheugen over het geschenk van God dat we ons zijn kinderen mogen noemen en dat ook werkelijk zijn, ook al beantwoorden wij zo magertjes.”[34]
Misschien had die zoon weinig aandacht besteed aan het lijden dat hij zijn Vader had berokkend; wat hij vooral miste was de manier van leven die hij in zijn vaders huishouden had.[35] Hij vertrok naar huis met de gedachte daar een eenvoudige dienaar onder de anderen te zijn. Desalniettemin ontving zijn vader hem – hij ging naar buiten om hem te ontmoeten, omhelsde hem en overdekte hem met kussen! – en herinnerde hem zo aan zijn diepste identiteit: hij was zijn zoon. En meteen gaf hij opdracht dat hij zijn kleren, zijn sandalen en zijn ring terug moest krijgen – de tekenen van het zoonschap die zelfs niet door zijn slechte gedrag konden worden uitgewist. “En toch, ondanks alles, was het zijn zoon om wie het ging, en zo’n relatie zou nooit kunnen worden veranderd of vernietigd door welk gedrag ook maar.”[36]
Hoewel wij God soms zien als een Meester wiens dienaren we zijn, of als een onverbiddelijke rechter, hij blijft trouw aan zijn Liefde als Vader. De mogelijkheid om dicht tot hem te naderen nadat we gevallen zijn, is altijd een geweldige gelegenheid om hem werkelijk te ontdekken. En het openbaart ons ook onze eigen identiteit. Het is niet louter het feit dat hij besloten heeft om van ons te houden, omdat hij dat wil, maar eerder dat wij werkelijk, door de genade, Gods kinderen zijn. Wij zijn kinderen van God: niets en niemand kan ons ooit beroven van die waardigheid. Zelfs wij zelf niet. Daarom, terwijl wij de werkelijkheid zien van onze zwakheid en onze bewuste en vrijwillige zonde, zouden wij nooit de hoop moeten verliezen. Zoals de heilige Jozefmaria zei: “Maar die overweging heeft niet het laatste woord. Het laatste woord is aan God. Het is het woord van zijn reddende en barmhartige liefde en dus het woord van ons goddelijk kindschap.”[37]
Bezig zijn met lief te hebben
Het besef van het goddelijk kindschap verandert alles, zoals het het leven van de heilige Jozefmaria veranderde toen hij onverwacht deze nieuwe ‘horizon’ ontdekte. Hoe anders is het innerlijk leven als we, in plaats van het te baseren op onze eigen vooruitgang of resultaten die ons beter maken, het concentreren op de Liefde die voor ons uitgaat en op ons wacht! Als we prioriteit geven aan wat we zelf doen, laten we ons spirituele leven bijna uitsluitend draaien om onze persoonlijke vooruitgang. Op de lange termijn loopt deze manier van leven niet alleen het risico om Gods liefde vergeten achter te laten in een hoekje van onze ziel, maar leidt het ook tot ontmoediging omdat we alleen staan in onze strijd tegen mislukking.
Maar als we alles richten op wat God doet, op ons door hem te laten beminnen, op het verwelkomen van zijn Verlossing iedere dag opnieuw, dan krijgt onze strijd een heel andere klank. Als we overwinnen, komen dankbaarheid en aanbidding als vanzelf natuurlijk uit ons op; en als wij een nederlaag lijden zullen we vol vertrouwen terugkeren naar God onze Vader, hem om vergeving vragen en ons door hem laten omhelzen. Op die manier zullen we gaan beseffen dat “goddelijk kindschap niet een specifieke deugd is met zijn eigen daden, maar eerder de voortdurende toestand van het onderwerp van de deugden. Al onze activiteiten, het beoefenen van onze deugden, kunnen en moeten de beoefening van ons goddelijk kindschap zijn.”[38]
Nederlaag bestaat niet voor iemand die Gods Liefde iedere dag probeert te verwelkomen. Zelfs de zonde kan een gelegenheid worden om ons onze identiteit als kinderen te herinneren en naar God onze Vader, die erop staat om ons te komen begroeten en te zeggen “Zoon, mijn zoon!”, terug te keren. En zoals het de heilige Jozefmaria gebeurde, zal dit besef ons de kracht geven die we nodig hebben om onze Heer opnieuw te volgen. “Ik weet dat jij en ik met het heldere licht en de hulp van de genade beslist zullen zien welke dingen in ons vernietigd moeten worden, en die zullen we vernietigen; welke dingen eruit getrokken moeten worden, en die zullen we eruit trekken; welke dingen we moeten inleveren, en die zullen we inleveren.”[39] Maar we zullen dat doen zonder angstig of ontmoedigd te worden, terwijl we proberen om nooit het ideaal van Christelijk leven te verwarren met perfectionisme.[40] Dan zullen we ons leven op Gods Liefde voor ons richten, al liefhebbend. We zullen als kleine kinderen zijn die iets van hun Vaders liefde hebben ontdekt, en die duizend en een manieren zoeken om hun dankbaarheid te tonen en te antwoorden met alle liefde, weinig of veel, die ze tot uitdrukking kunnen brengen.
Lucas Buch
[1] Fernando Ocáriz, pastorale brief, 14 februari 2017, no. 30.
[2] Ibid. Vgl. heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 961; Vrienden van God, nr. 239.
[3] Heilige Jozefmaria,Christus komt langs, nr. 97.
[4] Heilige Jozefmaria,De Smidse, nr. 540.
[5] Heilige Catharina van Siena, Dialogues, nr. 167.
[6] Heilige Cyrillus van Jeruzalem, Catechesis 16, 16.
[7] Mt 6:9
[8] Rom 8:15-16.
[9] Rom 8:17.
[10] Vgl. Rom 8:29; Kol 1:15.
[11] 1 Joh 3:1.
[12] Heilige Jozefmaria, Meditatie, 24 december 1969 (in Andres Vázquez de Prada, The Founder of Opus Dei, deel 1, Scepter, blz. 334).
[13] Heilige Jozefmaria, persoonlijke aantekeningen, nr. 1637 (in Andres Vázquez de Prada, The Founder of Opus Dei, deel 1, Scepter, blz. 400).
[14] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 64.
[15] 1 Joh 4:8.
[16] Ef 3:14.
[17] Paus Franciscus, Homilie bij de Mis ter gelegenheid van zijn pauskeuze, 19 maart 2013.
[18] Paus Franciscus, Homilie bij de Wereldjongerendagen in Polen, 31 juli 2016.
[19] Ef 1:4.
[20] Paus Benedictus XVI, Homilie bij de Mis ter gelegenheid van zijn pauskeuze, 24 april 2005.
[21] Heilige Jozefmaria, brief, 25 januari 1961.
[22] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van zijn preek, 6 juli 1974.
[23] Fernando Ocáriz, pastorale brief, 14 februari 2017, nr. 8.
[24] Mt 21:28.
[25] Mc 14:36.
[26] Heilige Jozefmaria,Vrienden van God, nr. 143.
[27] Heilige Jozefmaria,De Voor, nr. 860.
[28] Vgl. Fernando Ocáriz, “Filiación divina” in Diccionario de san Josemaría Escrivá de Balaguer, Monte Carmelo, Burgos 2013, blz. 519-526.
[29] Het jubeljaar van Barmhartigheid heeft geholpen sommige hiervan voor het voetlicht te brengen. Vgl Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Nieuwe Evangelisatie, Merciful Like the Father. Resources for the Jubilee of Mercy 2015-2016.
[30] Heilige Jozefmaria,Vrienden van God, nr. 150.
[31] Paus Franciscus, homilie, 31 juli 2016.
[32] Heilige Johannes Paulus II, homilie, 4 mei 2003.
[33] Vgl. Lc 15:11-32.
[34] Heilige Jozefmaria,Christus komt langs, nr. 64.
[35] Vgl. Lc 15:17-19.
[36] Heilige Johannes Paulus II, encycliek Dives in Misericordia, 30 november 1980, nr. 5.
[37] Heilige Jozefmaria,Christus komt langs, nr. 66.
[38] Fernando Ocáriz en Ignacio de Celaya, Vivir como hijos de Dios, Eunsa, Pamplona 1993, blz. 54.
[39] Heilige Jozefmaria,Christus komt langs, nr. 66.
[40] Vgl. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 14 februari 2017, nr. 8.