Maken de leken ook deel uit van de prelatuur of alleen de priesters?

Zowel leken als priesters, op gelijkwaardige wijze, maken deel uit van de prelatuur. In de Kerk als geheel en in elk onderdeel bestaat een fundamentele gelijkheid tussen alle gelovigen wat betreft de waardigheid en de zending als christenen. Tegelijkertijd is er een wezenlijk onderscheid wat betreft het priesterschap.

Deze verscheidenheid is het fundament van de organische medewerking tussen priesters en leken in dezelfde zending van de Kerk. Johannes Paulus II, sprekend over de prelatuur van het Opus Dei, heeft bevestigd: “Vooreerst wil ik benadrukken dat het behoren van de lekengelovigen tot zowel de eigen particuliere kerk als tot de prelatuur waarin zij geïncorporeerd zijn, de bijzondere taak van de prelatuur laat samenvloeien met de evangelisatie-inzet van iedere particuliere kerk, zoals dat voorzien was door het Tweede Vaticaans Concilie bij de instelling van de personele prelaturen.” (toespraak 17 maart 2001).

Als men de prelatuur zou zien als een instelling van priesters alleen, zou men afbreuk doen aan de realiteit van het Opus Dei en aan de nieuwigheid en specifieke trekken van de prelaturen. In deze visie zijn de prelaturen verenigingen van priesters die in de prelatuur zijn geïncardineerd. Dergelijke instellingen zijn zeer belangrijk in het leven van de Kerk, maar ze zijn – vanwege hun associatieve en clericale aard – anders dan de prelaturen. 

Bij het Opus Dei hoort een vereniging van priesters, het Priestergenootschap van het Heilig Kruis, dat onafscheidelijk verbonden is met de prelatuur. Het lidmaatschap van het priestergenootschap betreft alleen het geestelijk leven van haar leden, niet hun pastoraal werk. Dat werk verandert niet door het feit dat een priester lid van de vereniging wordt.

De priesters van de prelatuur en de andere diocesane priesters die de roeping tot het Opus Dei hebben ontvangen maken deel uit van het priestergenootschap om zich in hun eigen priesterroeping te heiligen, zonder een aparte groep te vormen. Zij proberen dat hun ambt en inlijving in het bisdom, (de eigen plaats in de dienst aan de Kerk), steeds vruchtbaarder zijn, in volledige en hartelijke gehoorzaamheid aan hun bisschop en in broederlijke eenheid met alle andere priesters.