Kan ik iets doen om te groeien in geloof?

“Wie Mij ziet, ziet de Vader” (Joh 14,9). Het christelijk geloof zal groeien als we Hem laten handelen en als we bereid zijn om zijn werk in ons leven en in de geschiedenis te erkennen. In dit artikel wordt de rol van onze vrijheid en de rol van Onze Lieve Vrouw in onze geloofsgroei en de relatie met Jezus Christus uitgelegd.

Inhoud

  1. Als je nadenkt over wat geloof is, kun je dan zelf iets doen om het te laten groeien?
  2. Welke rol speelt Jezus in de groei van mijn geloof?
  3. Welke rol speelt de vrijheid in de geloofsdaad?

  4. Onze Lieve Vrouw, Lerares van het geloof


1. Als je nadenkt over wat geloof is, kun je dan zelf iets doen om het te laten groeien?

Het geloof van een christen is geen geloof in een ideologie of in een verzameling morele voorschriften. De inhoud van het christelijk geloof is God zelf en God is oneindig. Vanuit dit gezichtspunt zijn er geen grenzen aan de groei van het geloof.

‘Het geloof is op de eerste plaats een zich persoonlijk bekennen van de mens tot God.’ (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 150)

Nu is het echter zo, dat wij mensen beperkt zijn en dat ons vermogen om God te zoeken, God te vinden, God lief te hebben en in Hem te geloven belemmerd wordt door onze zwakheid. Daarom komt God degene die hem met een oprecht hart zoekt te hulp en Hij geeft hem het geloof als een geschenk. Leven uit geloof is een grotere zekerheid hebben dan ons menselijk redeneren ons kan geven. Omdat God een God van Levenden en een Drie-eenheid van Personen is, zal het geloof toenemen naarmate we een persoonlijke en levendige relatie hebben met elk van de Personen van de Drie-eenheid. Om te groeien in geloof is ons gebed dus fundamenteel. Gebed, zoals de heilige Theresia van Jezus heeft gezegd: ‘is een vriendschappelijke omgang waarbij we vaak alleen zijn met degene door wie we ons bemind weten’, maar dit is geen klik die automatisch een link opent: ‘Het geloof vraagt er van nature om, af te zien van het onmiddellijk bezit dat het zien met onze lichamelijke ogen lijkt te bieden, het is een uitnodiging om zich te openen naar de bron van het licht met respect voor het mysterie dat eigen is aan een Gelaat dat zich op een persoonlijke wijze en op de juiste tijd wil openbaren’. (Paus Franciscus, encycliek Lumen Fidei, nr. 13)

Overweging van de woorden van de heilige Jozefmaria

‘Het geloof is een bovennatuurlijke deugd, waardoor wij als waarheid aannemen alles wat God geopenbaard heeft; waardoor we Jezus Christus, die ons het heilsplan van de Allerheiligste Drie-eenheid in al zijn volheid geopenbaard heeft, met een volmondig “ja” tegemoet kunnen treden. Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de Majesteit in den hoge (Heb 1,1­3).’ (Vrienden van God, nr. 191)

‘Omnia possibilia sunt credenti. Alles is mogelijk voor wie gelooft. – Dit zijn woorden van Christus. – Waarom zeg je Hem niet met de apostelen: Adauge nobis fidem! Vermeerder mijn geloof!’ (De Weg, nr. 588)

‘Ons geloof is geen last en ook geen beperking. Wie dat denkt, levert het bewijs van een heel mager begrip van de christelijke waarheid. Door God te kiezen verliezen we niets, winnen we alles: wie, ten koste van zijn ziel, zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden (Mat 10,39).’ (Vrienden van God, nr. 38)


2. Welke rol speelt Jezus in de groei van mijn geloof?

Voor de christen is geloven in God onlosmakelijk verbonden met geloven in Hem die Hij gezonden heeft, “zijn veelgeliefde Zoon”, in wie Hij al zijn welbehagen heeft gesteld (vgl. Mc 1,11), in de woorden van Benedictus XVI: ‘Jezus is het centrum van het christelijk geloof. De christen gelooft in God door Jezus Christus, die zijn gelaat heeft geopenbaard. Hij is de vervulling en de vertolking van de Schriften’. (Inwijdingsmis van het Jaar van het Geloof)

Jezus, de Zoon van God, is in de wereld gekomen en is mens geworden om ons het gelaat van God te tonen, die liefde is: “Wie Mij ziet, ziet de Vader” (Joh 14,9). Het christelijk geloof zal groeien als we Hem laten handelen en als we bereid zijn om zijn werking in ons leven en in de geschiedenis te erkennen. Jezus is op een actieve manier aanwezig in het leven van de christen. Zijn boodschap is niet alleen maar instructief, maar ook leven gevend, het is een Woord dat Leven wordt: ‘Mijn Vader is tot op de dag van vandaag voortdurend aan het werk, en ook Ik houd niet op met werken’ (Joh 5,17). In die zin is het begrijpelijk dat de diepe overtuiging van de gelovige kan worden versterkt door Gods handelen in zijn of haar eigen leven te herkennen. Net als de leerlingen op de weg naar Emmaüs kan de christen Jezus herkennen in het Brood en in het Woord en steeds meer groeien in geloof, wat betekent dat hij zich aan Christus zelf hecht en, door Hem, aan de Vader. Op deze weg van geloofsgroei werkt de Heilige Geest in het diepst van ons hart. ‘Het is precies deze ontmoeting van God met zijn kinderen, dankzij Jezus, wat leven geeft aan onze religie en haar unieke schoonheid vormt’. (Paus Franciscus, Admirabile signum, nr. 5)

    Overweging van de woorden van de heilige Jozefmaria

    ‘In [Christus] is de godheid in haar volheid lijfelijk aanwezig (Kol 2,9). Christus is God die mens is geworden, volmaakt mens, door en door mens. En juist in het menselijke laat Hij ons het goddelijke zien. Als we denken aan de menselijke fijngevoeligheid van Christus die zijn leven volledig in dienst van anderen stelt, dan hebben we meer dan een bepaald gedrag voor ogen. We zijn God aan het ontdekken. Alle handelingen van Christus hebben een transcendente waarde. Ze leren ons de manier van zijn van God kennen.’ (Christus komt langs, nr. 109)

    ‘Alle macht, alle majesteit, alle schoonheid, alle oneindige harmonie van God, zijn grote en onmetelijke rijkdom, kortom de gehele éne God in de mensheid van Christus verborgen aanwezig is gebleven om ons te dienen. De Almachtige verschijnt onder ons vastbesloten zijn heerlijkheid voor een tijd te verduisteren om de verlossende ontmoeting met zijn schepselen te vergemakkelijken.’ (Vrienden van God, nr. 111)

    ‘Christus leeft. Aan deze waarheid ontleent ons geloof zijn volle inhoud. Jezus, die aan het kruis gestorven is, is verrezen. Hij heeft gezegevierd over de dood, over de macht van de duisternis, over smart en doodsangst.’ (Christus komt langs, nr. 102)

    ‘Er wordt wel eens gezegd, dat er tegenwoordig niet meer zo vaak wonderen gebeuren. Zou het niet eerder zo zijn, dat er minder mensen zijn met een echt geloofsleven? God kan niet terugkomen op zijn belofte: Vraag het Mij slechts en Ik geef u de volkeren tot een erfdeel, Ik zal u de uiteinden der aarde tot uw bezit geven’ (Ps 2,8). Onze God is de Waarheid, de grondslag van al wat bestaat. Er gebeurt niets, tenzij door zijn almachtige wil. Zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. De Heer verandert niet. Hij hoeft niet in beweging te komen om iets na te jagen wat Hij nog niet bezit. Hij is zelf alle beweging en alle schoonheid en alle grootsheid. Nu en altijd. De hemel mag vervliegen als rook en de aarde als een kleed in flarden uiteenvallen maar mijn heil blijft eeuwig bestaan en mijn gerechtigheid kent geen einde (Jes 51,6).

    ‘God heeft in Christus een nieuw en eeuwig verbond met de mensen gesloten. Hij heeft zijn almacht in dienst gesteld van ons. Als de schepselen nergens meer geloof aan hechten, als ze bang zijn bij gebrek aan geloof, dan horen we opnieuw de stem van Jesaja die spreekt uit naam van God: Schiet mijn hand soms te kort om vrij te maken, of heb Ik geen kracht om te redden? Zie, door mijn afstraffend woord leg Ik de zee droog, en maak van rivieren een woestijn; de vissen zullen er verrotten, omdat er geen water is, zij zullen er sterven van dorst. Ik hul de hemelen in zwarte duisternis en bedek ze met een rouwgewaad (Jes 50,2­3).(Vrienden van God, nr. 190)


    3. Welke rol speelt de vrijheid in de geloofsdaad?

    Het geloof dat wij christenen belijden is de diepe zekerheid van een God die gekomen is om zijn Leven te geven en ons zo de belangeloze en oneindige realiteit van zijn liefde voor ons te tonen. Wij mensen kunnen deze daad van God accepteren door gebruik te maken van onze vrijheid.

    Geconfronteerd met de moeilijkheid om onbeperkt te vergeven, baden de apostelen tot de Heer: “Vermeerder ons geloof” (Lc 17,5). Ze wilden met meer kracht en overtuiging geloven om te kunnen doen wat de Heer van hen vroeg. Er is een daad van vrije wil nodig opdat God zijn mateloze liefde in onze harten kan uitstorten en deze Liefde versterkt ons geloof, door de werking van God de Heilige Geest in onze ziel: ‘Wij hebben de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij gelóven in haar’ (1 Joh 4,16). God wil kinderen, Hij wil geen slaven en daarom wil Hij op ieders menselijke en persoonlijke wil bouwen om zijn genadegaven te laten groeien. Het geloof van de leerlingen zal in de loop van hun leven ongetwijfeld groeien en sommigen van hen zullen zelfs de marteldood sterven vanwege de liefde voor en het geloof in hun Meester, die zij niet willen verloochenen.

    Overweging van de woorden van de heilige Jozefmaria

    ‘Zonder vrijheid kunnen wij niet aan de genade beantwoorden; zonder vrijheid kunnen we ons niet in vrijheid aan de Heer geven op grond van het meest bovennatuurlijke motief dat er is: omdat we er zin in hebben.’ (Christus komt langs, nr. 184)

    ‘Ik herhaal nog eens: de enige slavernij die ik aanvaard is die van Gods Liefde. En dat alleen omdat de godsdienst ─ ik heb het bij andere gelegenheden al gezegd ─ de grootste muiterij is van de mens die niet als een beest wil leven, die rust noch duur vindt tot hij de Schepper ontmoet en kent. Ik wil dat u ook zo’n muiter bent, vrij van alle banden; want ik wil ─ Christus wil ─ dat wij kinderen van God zijn. Slaaf of Gods kind! Dat is de keuze van ons leven. Of kind van God, of slaaf van de hoogmoed, van het zingenot, van dat benauwende egoïsme waarin zoveel zielen verstrikt schijnen te zijn.

    Gods liefde wijst de weg van de waarheid, van de gerechtigheid en van het goede. Als we besluiten de Heer te antwoorden met mijn vrijheid behoort U zijn we op hetzelfde moment bevrijd van alle banden waarmee we vastzaten aan onnozelheden, aan lachwekkende bezigheden en pietluttige eerzucht. En de vrijheid ─ die onmetelijke schat, die wonderbaarlijke parel; wat zou het jammer zijn haar voor de zwijnen te werpen (vgl. Mat 7,6) ─ heeft dan als enige taak te leren het goede te doen (vgl. Jes 1,17).’ (Vrienden van God, nr. 38)


    4. Onze Lieve Vrouw, Lerares van het geloof

    In dit leven wordt de weg van het geloof beleefd als een pelgrimstocht, met de hoop dat we aan het einde van deze reis volledig deelgenoot worden van Gods liefde. ‘Dit symbool van de pelgrimstocht van het geloof werpt licht op de innerlijke geschiedenis van Maria, de gelovige bij uitstek, zoals het Tweede Vaticaans Concilie al heeft opgemerkt: “de heilige Maagd ging vooruit op de pelgrimstocht van het geloof en behield trouw haar verbondenheid met haar Zoon tot aan het kruis.”’ (Johannes Paulus II, algemene audiëntie, 21-3-2001).

    De Moeder van Jezus, Lerares van het geloof, zal ongetwijfeld de kortste weg zijn om tot geloof in haar Zoon te komen. Zij, die de weg van het geloof is gegaan, is een voorbeeld en hulp voor de christen. Maria is altijd aan de zijde van haar kinderen om voor ons ten beste te spreken en te bemiddelen voor die genaden waarvan ze weet dat we ze nodig hebben, zoals de groei van ons geloof. Ongetwijfeld is dit iets wat haar erg zal verheugen: haar kinderen begeleiden op de weg die hen zal leiden naar het geluk in deze wereld en in de eeuwigheid.

      Overweging van de woorden van de heilige Jozefmaria

      ‘Laten we nu aan het einde van deze overweging dezelfde woorden tot Hem richten. Heer, ik geloof! Ik heb geleerd in U te geloven en ik heb besloten U van nabij te volgen. Telkens opnieuw heb ik in de loop van mijn leven uw Barmhartigheid ingeroepen. En toch heb ik telkens opnieuw gedacht, dat U niet zoveel wonderen in de harten van uw kinderen zou kunnen bewerkstelligen. Heer, ik geloof! Maar help mij geloven, meer geloven, beter geloven! Bidden we tot slot tot de heilige Maria, Moeder van God en onze Moeder, toonbeeld van geloof: Zalig wie geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is (Luc 1,45).’ (Vrienden van God, nr. 204)