Jezus wordt gedoopt in de Jordaan

Paus Johannes Paulus II heeft het Jaar van de Rozenkrans uitgeroepen als “een aansporing om het gelaat van Christus te aanschouwen in vereniging met, en op de school van Zijn allerheiligste moeder”. Hier volgen enkele teksten van de heilige Jozefmaria over het eerste lichtende geheim: de doop van Jezus in de Jordaan.

In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: 'Ik heb uw doopsel nodig, en Gij komt tot mij?' Jezus antwoordde hem: 'Laat nu mar; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.' Toen liet hij hem toe. Nadat Jezus gedoopt was, steeg hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: 'Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.' Mt. 3, 13-17.

TEKSTEN VAN DE HEILIGE JOZEFMARIA: Kinderen van God

Door het doopsel heeft God, onze Vader, bezit genomen van ons leven, het ingelijfd in het leven van Christus en ons de Heilige Geest gezonden. De kracht en de macht van God geven een nieuwe glans aan het aanschijn der aarde. Wij zullen de wereld doen branden met het vuur dat U op aarde bent komen brengen! ... En het licht van uw waarheid, Jezus, zal het verstand van de mensen verlichten als een dag die niet eindigt.

Ik hoor U roepen, mijn Koning, met uw levende, nog klinkende stem: Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait! – En ik, met geheel mijn wezen, met mijn zintuigen en mijn vermogens, antwoord: Spreek, Heer, uw dienaar luistert! Toen Hij je bij het doopsel in de Kerk opnam, heeft de Heer je ziel getekend met een eeuwigdurend merkteken. Je bent een kind van God. Vergeet dat niet. Kind, heb je niet dat brandend verlangen om te bereiken dat iedereen van Hem gaat houden? De Heilige Rozenkrans, supplement, 1e geheim van het licht.

Alle mensen zijn kinderen van God, maar een kind kan op heel verschillende manieren op zijn vader reageren. Wij moeten ons best doen om kinderen te zijn die beseffen dat de Heer — in zijn liefde voor ons, zijn kinderen — ervoor gezorgd heeft dat wij midden in deze wereld in zijn huis wonen, dat wij tot zijn gezin behoren, dat Hij alles met ons en wij alles met Hem delen, dat wij op een vertrouwelijke manier met Hem kunnen omgaan zoals eigen is aan een gezin, waardoor we, als een klein kind, zelfs om de maan durven te vragen!

Een kind van God gaat met Hem om als met zijn Vader, niet met slaafse onderworpenheid, ook niet met formeel respect of louter uit beleefdheid, maar heel open en vol vertrouwen. God neemt geen aanstoot aan de mensen. God wordt niet moe van onze ontrouw. Onze hemelse Vader vergeeft iedere belediging zodra zijn kind zich omkeert en zich weer tot Hem richt, als het spijt heeft en vergiffenis vraagt. God is zozeer een Vader, dat Hij ons verlangen naar vergeving ziet aankomen en ons vol liefde en met open armen tegemoetkomt om ons zijn genade te schenken. Christus Komt Langs, nr 64.

De christen weet dat hij door het doopsel op Christus is geënt en door het vormsel is toegerust om voor Christus te strijden; dat hij is geroepen om in de wereld te werken en daar te delen in het koninklijk, profetisch en priesterlijk ambt van Christus; dat hij één is geworden met Christus door de Eucharistie, het sacrament van de eenheid en de liefde. Daarom moet hij, zoals Christus, onder de mensen leven en van iedereen om hem heen en van de hele mensheid houden. (…)

Het is niet mogelijk om in Christus zijn wezen als Godmens te scheiden van zijn taak als Verlosser. Het Woord is vlees geworden en is op aarde gekomen ut omnes homines salvi fiant, opdat alle mensen gered worden (zie 1 Tim 2, 4). Ondanks onze persoonlijke ellende en onze tekortkomingen zijn wij een andere Christus, Christus zelf, want ook wij zijn geroepen om alle mensen te dienen. (…)

Onze Heer is gekomen om aan alle mensen de vrede, de blijde boodschap en het leven te brengen. Niet alleen aan de rijken, en niet alleen aan de armen. Niet alleen aan de geleerden, ook niet alleen aan de ongeletterden, neen, aan allen. Aan al onze broeders en zusters, want dat zijn wij omdat wij kinderen zijn van dezelfde Vader, kinderen van God. Er is maar één ras: het ras van de kinderen van God. Er is maar één huidskleur: de kleur van de kinderen van God. En er is maar één taal: de taal die zonder de klank van woorden tot ons hart en tot ons verstand spreekt, maar waardoor we God leren kennen en elkaar leren liefhebben. Christus Komt Langs, nr. 106.