Ingevingen van Liefde: H. Jozefmaria voor het Opus Dei

Welke gebeurtenissen vormden het leven van de jonge Jozefmaria voor 1928? Hoe ontdekte hij zijn priesterroeping? In dit artikel neemt José Luis González Gullón ons mee naar de eerste jaren van het priesterschap van de heilige Jozefmaria Escrivá, een essentiële fase in zijn geestelijke reis, toen hij het Opus Dei nog niet had opgericht maar al wel voelde dat God iets groots van hem vroeg.

Honderd jaar geleden werd de heilige Jozefmaria priester. Hij was drieëntwintig jaar oud. Ondanks zijn jonge jaren hadden veel gebeurtenissen een onuitwisbare stempel op hem gedrukt. Geboren in 1902 in Barbastro, in het noorden van Aragón, bracht Jozefmaria zijn eerste tien jaar door in een serene, vreugdevolle en christelijke omgeving. Echter, kort nadat hij zijn eerste communie had ontvangen, trad de dood zijn familieleven binnen. Binnen een paar maanden stierven drie van zijn zussen aan verschillende kinderziekten, die in die tijd veel voorkwamen. Bovendien ging het bedrijf van zijn vader failliet, waardoor de familie gedwongen werd om naar een andere stad te verhuizen: Logroño.

Als adolescent, ontdekte hij dat God hem riep.

De aankomst in Logroño was moeilijk voor Jozefmaria. Naast de natuurlijke rusteloosheid van de adolescentie, werd hij gekweld door het lijden van zijn ouders. Midden in deze crisis ontdekte hij dat God hem riep. Het gebeurde plotseling. Hij zag enkele Ongeschoeide Karmelieten blootsvoets door de sneeuw lopen. Hij begon met geestelijke begeleiding bij een priester van de Karmelieten die al snel suggereerde dat hij misschien een roeping tot het religieuze leven had.

"Het enige waar ik aan dacht was liefde”

Na een periode van onderscheiding besloot Jozefmaria om diocesaan priester te worden. Hij besprak dit met zijn vader, die hem vroeg of hij echt had nagedacht over de gevolgen van zijn beslissing: "Het is heel moeilijk om geen huis te hebben, geen thuis te hebben, geen liefde hier op aarde te hebben. Begrijp je het offer dat de priesterroeping met zich meebrengt?"

Jozefmaria antwoordde: “Het enige waar ik aan dacht, net als jij toen je trouwde, was aan liefde.”

Diep van binnen wist hij dat priester worden slechts een gedeeltelijk antwoord was op zijn roeping. Er was meer dat hij nog niet begreep, iets dat voorlopig verborgen bleef. Later zou hij zeggen dat hij tussen 1918 en 1928 een periode doormaakte van ingevingen, hints dat God iets van hem vroeg wat voorlopig nog verborgen was.

Hij bracht twee jaar door op het seminarie in Logroño. In die tijd werd zijn jongere broer Santiago geboren. Jozefmaria zag dit als een genade van God; hij had gebeden dat zijn ouders nog een kind zouden krijgen zodat zijn afwezigheid minder pijnlijk zou zijn toen hij het huis verliet.

"Zo mooi als verliefd worden"

Van 1920 tot 1925 woonde hij op het seminarie in Zaragoza, waar hij de klassieke vorming van die tijd kreeg, die de nadruk legde op het naleven van regels, het beoefenen van deugden en spirituele groei door Christelijk leven en theologische studie. In 1921 maakte hij een roepingscrisis door: de rector van het seminarie stelde voor dat hij niet verder zou gaan in de richting van het priesterschap, omdat hij negatieve rapporten had ontvangen van een seminarist die het gedrag van zijn medestudenten moest beoordelen. Na een periode van gebed en geestelijke begeleiding bevestigde Jozefmaria zijn roeping opnieuw en de rector moedigde hem aan om door te gaan.

In 1923 voltooide Jozefmaria zijn theologiestudie en begon hij rechten te studeren. Hij zag zichzelf als professor in het Canoniek Recht of Romeins Recht (academische functies die soms door priesters worden bekleed).

In die jaren verdiepte zijn innerlijk leven zich. In gebed voelde hij zijn hart uitzetten. Hij beschreef het als “een ervaring zo mooi als verliefd worden”. Deze gevoelens brachten hem er niet zozeer toe om na te denken over het stichten van het één of ander, als wel om zijn intieme relatie met Jezus Christus te versterken: “Ik begon ingevingen van Liefde te krijgen, me te realiseren dat mijn hart naar iets groots verlangde - en dat het liefde was.”

Om zijn gebedsleven te voeden ging hij dagelijks op zoek naar de bijstand van Onze Lieve-Vrouw in de Basiliek van Onze Lieve-Vrouw van de Pilaar.

Priesterwijding

Op 14 juni 1924 werd hij samen met zijn jaargenoten tot subdiaken gewijd. Hij bracht de zomer door in het ouderlijk huis in Logroño en keerde in oktober terug naar het seminarie. Kort daarna, op 27 november, stierf zijn vader aan een bloeding. Het verlies was een zware klap en Jozefmaria overwoog het seminarie te verlaten en geen priester te worden om zijn familie financieel te ondersteunen. Hij koos er echter voor om op God te vertrouwen en verder te gaan. Op 20 december werd hij tot diaken gewijd.

Na Kerstmis verhuisden zijn moeder en broer en zus naar een klein appartement in Zaragoza. Op 28 maart 1925 wijdde bisschop Miguel de los Santos Díaz Gómara hem tot priester. Twee dagen later droeg Jozefmaria Escrivá zijn eerste Mis op in de Heilige Kapel van de Maagd van de Pilaar, vergezeld door zijn moeder, broer en zus en enkele familieleden. Hij droeg de Mis op voor zijn vader.

Het verlies van zijn vader was een klap, en Jozefmaria overwoog het
seminarie te verlaten.

Na een kort verblijf in het dorp Perdiguera, waar hij een zieke pastoor verving, bracht Jozefmaria de volgende twee jaar door in Zaragoza als kapelaan in een Jezuïetenkerk. Waar mogelijk hielp hij de armen in de buitenwijken van de stad, in de verpauperde omgeving van Casablanca. In maart 1927 voltooide hij zijn rechtenstudie en verhuisde hij met zijn familie naar Madrid om aan zijn proefschrift te werken.

In de Spaanse hoofdstad zou hij het antwoord vinden op die tien jaren van voorbereiding. Op 2 oktober 1928, tijdens een retraite, begreep hij dat God hem riep om de wereld eraan te herinneren dat leken en diocesane priesters geroepen zijn tot heiligheid.

Die dag werd het Opus Dei geboren.

José Luis González Gullón