Foto: "Allegorie van het Heilig Hart" van Federico Laorga, in het Mariaheiligdom van van Torreciudad.
Homilie gehouden op het feest van het heilig Hart van Jezus, 17 juni 1966 (Christus Komt Langs, nrs. 162-170)
162. God de Vader heeft ons in het Hart van zijn Zoon infinitos dilectionis thesauros (Gebed uit de mis van het heilig Hart), oneindige schatten van liefde, barmhartigheid en tederheid geschonken. Als wij de zekerheid willen hebben dat God van ons houdt — dat Hij niet alleen naar onze gebeden luistert, maar ze zelfs vóór is — dan hoeven we de redenering van de heilige Paulus maar te volgen: Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 32).
De genade vernieuwt de mens van binnenuit en maakt hem van een zondig en opstandig wezen tot een goede en trouwe dienaar (zie Mt 25, 21). De bron van alle genade is de liefde van God die Hij ons niet alleen met woorden, maar ook met daden heeft geopenbaard. De goddelijke liefde maakt dat de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, het Woord, de Zoon van God de Vader, ons vlees aanneemt, dat wil zeggen onze menselijke natuur, behalve de zonde. En het Woord van God is het Verbum spirans amorem, het Woord dat liefde uitademt [H. Thomas, Summa theologiae, I, q. 43, a. 5 (cit. H. Augustinus, De Trinitate, IX, 10)], het Woord waar de liefde uit voortkomt.
De liefde openbaart zich in de menswording en in het verlossend rondtrekken van Jezus op onze aarde en leidt Hem naar het uiteindelijke offer aan het kruis. En aan het kruis manifesteert zijn liefde zich door een nieuw teken: Een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit (Joh 19, 34). Het water en het bloed van Jezus laten zijn overgave tot het uiterste zien, tot het consummatum est, alles is volbracht, (Joh 19, 30) uit liefde.
Nu wij op het feest van vandaag de centrale mysteries van ons geloof nog eens overwegen, kunnen we ons verwonderen over deze diepe realiteit die wordt uitgedrukt in gebaren die heel dicht bij de mens staan: de liefde van God de Vader die zijn Zoon overlevert, de liefde van de Zoon waardoor Hij sereen naar Golgota kan gaan. God richt zich niet tot ons met een houding van macht en heerschappij. Hij komt naar ons toe door het bestaan van een slaaf op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden (Fil 2, 7). Nooit stelt Jezus zich afstandelijk of ontoegankelijk op, ook al zien we Hem in de jaren van zijn prediking soms ontstemd en pijnlijk getroffen door de kwaadwilligheid van de mensen. Maar als we een beetje beter kijken, zien we meteen dat zijn boosheid en verontwaardiging voortvloeien uit zijn liefde, dat Hij ons op die manier alleen maar wil losrukken uit onze ontrouw en onze zonden. Zou ik soms behagen scheppen in de dood van de zondaar, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer, en niet veel liever zien dat hij zijn leven betert en in leven blijft? (Ez 18, 23). Deze woorden zijn een verklaring voor alles in het leven van Jezus en ze maken ons duidelijk waarom Hij met een hart van vlees naar ons toekomt, een hart als het onze, een onmiskenbaar bewijs en een voortdurende getuigenis van het onuitsprekelijk mysterie van de goddelijke liefde.
Het Hart van Jezus leren kennen
163. Ik wil jullie iets toevertrouwen dat mij verdrietig maakt en tegelijk een stimulans voor mij is: de gedachte aan de vele mensen die Christus nog niet kennen, die nog geen vermoeden hebben van het grote geluk dat ons in de hemel wacht en die als blinden door het leven gaan en een geluk najagen waarvan ze de ware naam niet kennen, of verdwalen door wegen te volgen die hen nog verder van het echte geluk afbrengen. We kunnen ons goed voorstellen wat de apostel Paulus moet hebben gevoeld in die nacht in de stad Troas, toen hij in een droom een visioen kreeg: Er stond een Macedoniër voor hem die smeekte: Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp. Na zijn visioen zochten wij — Paulus en Timoteüs — onmiddellijk een gelegenheid naar Macedonië te vertrekken, want we maakten er uit op dat God ons geroepen had om hun het evangelie te verkondigen (Hand 16, 9-10).
Voelen jullie ook niet dat God ons roept en dat Hij er, door alles wat om ons heen gebeurt, bij ons op aandringt het goede nieuws van de komst van Jezus te verspreiden? Maar soms verwaarlozen wij christenen onze roeping. We blijven aan de oppervlakte en verspillen onze tijd met discussies en geredetwist. Of nog erger: er zijn ook christenen die zonder meer aanstoot nemen aan de manier waarop anderen aspecten van het geloof of bepaalde devoties beleven. In plaats van naar wegen te zoeken om de vroomheid vorm te geven zoals ze denken dat het zou moeten, wijden zij zich aan afbreken en kritiseren. Vanzelfsprekend kunnen er gebreken in het leven van de christenen zijn, en die zijn er ook. Maar wijzelf en onze armzaligheid zijn niet belangrijk, de enige die belangrijk is, is Hij, Jezus. We moeten over Christus spreken, niet over onszelf.
De aanleiding voor de opmerkingen van daarnet zijn een paar commentaren over een veronderstelde crisis in de devotie tot het heilig Hart van Jezus. Die crisis is er niet. De ware devotie was en is nog steeds een levende gewoonte met een diepe menselijke en bovennatuurlijke betekenis. De vruchten waren altijd rijpe vruchten van bekering en dat zijn ze nog steeds; vruchten van overgave, van vervulling van de wil van God, van een liefdevol verdiepen in de mysteries van de verlossing.
Heel iets anders zijn uitingen van een zinloze sentimentaliteit die leerstellig leeg zijn en overladen met vrome schijn. Ook ik houd niet van kitsch, van afbeeldingen van het heilig Hart die geen enkel gevoel van devotie kunnen wekken bij mensen met een gezond verstand en met de bovennatuurlijke geest die christenen eigen is. Maar het getuigt niet bepaald van logica om een theologisch probleem te maken van missers die vanzelf weer verdwijnen.
Als er ergens een crisis is, dan is dat in het hart van de mensen die door kortzichtigheid, egoïsme en bekrompenheid niet in staat zijn ook maar een glimp op te vangen van de onpeilbare liefde van Onze Lieve Heer. Sinds de instelling van het feest van vandaag heeft de Kerk in de liturgie van deze dag de ware vroomheid weten te voeden. Als lezing in de Mis heeft zij een tekst van de heilige Paulus gekozen, waarin ons een heel programma voor contemplatief leven wordt voorgehouden, dat met deze devotie tot het Hart van Jezus begint: kennis en liefde, gebed en leven. God zelf nodigt ons bij monde van de apostel uit deze weg te volgen: Dat Christus door het geloof woont in uw hart, en dat gij geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Moogt gij in staat zijn, mét alle heiligen te vatten wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en de liefde van Christus te kennen die alle kennis te boven gaat. Moogt gij de volheid bereiken die de volheid van God zelf is (Ef 3, 17-19).
De volheid van God openbaart zich aan ons in Christus, en in Hem wordt zij ons gegeven: in de liefde van Christus, in het Hart van Christus. Want in dit Hart is de gehele volheid van de Godheid lichamelijk aanwezig (Kol 2, 9). Als we het plan van God uit het oog verliezen kunnen we de schatten van het Hart van de Heer niet begrijpen: deze stroom van liefde die door de menswording, de verlossing en het pinksterfeest in de wereld is gekomen.
De ware devotie tot het Hart van Christus
164. Er ligt een enorme rijkdom in die paar woorden: heilig Hart van Jezus. Als wij over het menselijk hart spreken, dan denken we niet alleen aan het gevoel maar aan de hele persoon die liefheeft en met andere mensen omgaat. In de manier waarop de mens zich uitdrukt — en die de heilige Schrift overneemt om goddelijke zaken begrijpelijk te maken — wordt het hart gezien als de oorsprong, de uitdrukking en de basis van onze gedachten, woorden en werken. Je zou het ook anders kunnen zeggen: een mens is waard wat zijn hart waard is.
Bij het hart hoort vreugde: Laat mijn hart zich verblijden in uw hulp! (Ps 12, 6); berouw: Mijn hart is zacht geworden als was, gesmolten in mijn lijf (Ps 21, 15); lofprijzing van God: Een dichterwoord stijgt uit mijn hart omhoog (Ps 44, 2) ; het verlangen om naar de Heer te luisteren: Mijn hart is bereid, mijn God (Ps 56, 8); waakzaamheid: Ik sliep, maar mijn hart was wakker (Hand 5, 2); en ook twijfel en angst: Laat uw hart niet verontrust worden (…) Gelooft in Mij (Joh 14, 1).
Het hart voelt niet alleen, het weet ook en het begrijpt. De wet van God wordt in het hart ontvangen (Ps 39, 9) en wordt daar in gegrift (zie Spr 7, 3). In de Schrift staat ook: Want de mond spreekt waar het hart van overloopt (Mt 12, 34). De Heer maakte enkele schriftgeleerden het verwijt: Waarom denkt gij kwaad in uw hart? (Mt 9, 4). En om alle zonden die een mens kan begaan samen te vatten, zei Hij: Want uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering (Mt 15, 19).
Met het hart bedoelt de heilige Schift niet een voorbijgaand gevoel dat emoties of tranen oproept, maar veeleer de persoon die zich, zoals Jezus heeft gezegd, geheel — met lichaam en ziel — richt op wat hij als zijn goed beschouwt: Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn (Mt 6, 21).
Nu wij over het hart van Jezus spreken, zien we met zekerheid dat God ons liefheeft en dat Hij zich echt voor ons heeft overgegeven. En als wij de verering van het heilig Hart aanbevelen, dan zeggen we dat we ons helemaal, met alles wat we zijn — onze ziel, onze gevoelens, onze gedachten, woorden en daden, onze inspanning en onze vreugde — op de hele Persoon van Jezus richten.
De ware devotie tot het Hart van Jezus komt op het volgende neer: God kennen en onszelf kennen, naar Jezus kijken en naar Hem toegaan. Hij is het die ons aanmoedigt, onderricht en begeleidt. Deze vorm van vroomheid kan alleen maar oppervlakkig zijn in de mens die zo weinig mens is dat hij niet kan vatten dat God mens is geworden.
165. Jezus aan het kruis, met een Hart dat doorboord is uit liefde voor de mensen, is een duidelijk antwoord — woorden zijn hier overbodig — op de vraag naar de waarde van de dingen en van de mensen. De mensen, hun leven en hun geluk, zijn zoveel waard dat de Zoon van God zich overgeeft om hen te verlossen, te zuiveren en te verheffen. Wie zal zijn gewonde Hart niet beminnen? vroeg een mens van gebed zich af. En hij ging verder: Wie zal niet met liefde aan liefde beantwoorden? Wie zal zo’n zuiver Hart niet omhelzen? Wij, die van vlees zijn, zullen liefde met liefde vergelden. We zullen Degene die voor ons gewond werd, omhelzen. Degene wiens handen en voeten, wiens zijde en Hart door de goddelozen doorboord werden. Laten wij bidden dat Hij zich verwaardigt ons hart aan zich te binden door de band van de liefde en ons hart met een lans te doorsteken, want het is nog altijd hard en onboetvaardig [H. Bonaventura, Vitis mystica, 3, 11 (PL 184, 643)].
Liefhebbende harten hebben zich altijd met zulke gedachten, gevoelens en woorden tot Jezus gericht. Maar om die taal te verstaan, om werkelijk te begrijpen wat het menselijk hart is en wat het Hart van Christus en de liefde van God is, hebben we geloof en nederigheid nodig. Met geloof en nederigheid heeft de heilige Augustinus wereldwijd geroemde woorden voor ons nagelaten: Gij hebt ons geschapen, Heer, opdat wij van U zijn en ons hart heeft geen rust totdat het rust vindt in U [Confessiones, 1, 1, 1 (PL 32, 661)].
Als de mens niet nederig is pretendeert hij over God te beschikken, maar niet op de manier die Christus zelf voor ons mogelijk maakte toen Hij zei: Neemt en eet dit is mijn lichaam, (1 Kor 11, 24) maar veeleer door te proberen de grootheid van God tot menselijke afmetingen terug te brengen. De rede — de koude en blinde rede en niet de intelligentie die voortkomt uit het geloof, noch de gezonde intelligentie van de mens die de dingen op hun waarde kan schatten en liefhebben — verwordt tot de redeloosheid van de mens die zijn eigen armzalige ervaring als maatstaf neemt, die de waarheid over de mens omlaaghaalt en het hart met een korst bedekt, waardoor het ongevoelig wordt voor de inspiraties van de heilige Geest. Ons arme verstand zou verloren zijn als de macht van de barmhartige God het niet uit zijn ellende zou bevrijden: Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest in uw binnenste; uw hart van steen haal Ik uit u weg, en Ik geef u een hart van vlees (Ez 36, 26). Bij deze beloften van de heilige Schrift krijgt de ziel weer licht en jubelt zij van blijdschap.
Ik ken de plannen die Ik met u heb: ze hebben uw heil op het oog, niet uw onheil, (Jer 29, 11) verklaart God door de mond van de profeet Jeremia. De liturgie betrekt deze woorden op Jezus, want in Hem wordt ons duidelijk hoe God ons liefheeft. Hij komt niet om ons te veroordelen en ons armzaligheid of kleinzieligheid te verwijten. Hij komt om ons te redden, te vergeven, te verontschuldigen en om ons vrede en vreugde te brengen. Als wij deze schitterende relatie van de Heer met zijn kinderen eenmaal gaan zien, zal ons hart als vanzelf veranderen en zal er voor onze ogen een nieuw panorama opengaan, vol reliëf, diepte en licht.
De liefde van Christus naar anderen brengen
166. God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.
Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.
We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.
Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondging (Hand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).
Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.
Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.
De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.
Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.
167. Als wij niet van Jezus leren hoe we moeten liefhebben, dan zullen we het nooit leren. Als wij, zoals sommigen, zouden denken dat we het hart zuiver bewaren — zodat het God waardig is — door het niet te laten aanraken, het niet te laten besmetten door menselijke genegenheid, dan is het logische gevolg dat we ongevoelig worden voor het leed van anderen. We zouden dan alleen in staat zijn tot een officiële liefdadigheid die dor en levenloos is, en niet tot de waarachtige naastenliefde van Jezus die liefdevol is, vol menselijke warmte. Daarmee wil ik geen valse theorieën rechtvaardigen die een triest excuus zijn om de mensen op dwaalwegen te brengen — ze van God te vervreemden — en ze aan gelegenheden tot zondigen en aan het verderf prijs te geven.
Op het feest van vandaag moeten we de Heer vragen om een hart dat kan meevoelen met de zorgen van onze medemensen, dat kan begrijpen dat de liefde de ware balsem is voor de kwellingen die de mensen op deze wereld vergezellen en niet zelden benauwen. Al het andere kan hooguit een moment afleiding bezorgen om daarna bitterheid en wanhoop achter te laten.
Als we anderen willen helpen, dan moeten we van hen houden en die liefde — laat ik het nog eens zeggen — moet begrip en overgave zijn, hartelijkheid en bewuste nederigheid. Zo zullen we begrijpen waarom de Heer de hele wet in dat dubbele gebod heeft willen samenvatten dat uiteindelijk één enkel gebod is: de liefde voor God en de liefde voor de naaste, met heel ons hart (zie Mt 22, 40).
Misschien denken jullie nu dat wij christenen — niet de anderen, maar jij en ik — soms de meest elementaire toepassing van die plicht vergeten. Misschien denken jullie aan al het onrecht waar niets aan gedaan wordt, aan de misstanden die niet worden opgeheven, aan discriminatie die van generatie op generatie overgaat zonder dat er een oplossing voor wordt gezocht die naar de kern van de zaak gaat.
Ik kan jullie geen concrete uitweg voor die problemen aanreiken, en dat is ook niet mijn taak. Maar als priester van Christus is het mijn plicht jullie te wijzen op wat de heilige Schrift zegt. Denk na over het schouwspel bij het Laatste Oordeel dat Jezus zelf heeft beschreven: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken (Mt 25, 41-43).
Een mens of een samenleving die niet reageert op noden of onrecht en zich niet inspant om ze te lenigen, is geen mens of samenleving naar het Hart van Christus. Christenen moeten elkaar vinden in het verlangen om de mensheid te dienen — altijd met behoud van volledige vrijheid bij het bestuderen en uitvoeren van verschillende opties binnen een heel natuurlijk pluralisme — want anders zal hun christendom niet het woord en het leven van Jezus zijn, maar een masker, ze zouden God en de mensen bedriegen.
De vrede van Christus
168. Ik wil jullie nog iets voorleggen: dat we geen rust mogen nemen bij onze strijd om het goede te doen, juist omdat we weten hoe moeilijk het voor de mens is om in alle ernst de rechtvaardigheid te beoefenen. Er moet nog heel veel gebeuren voordat de samenleving zich laat leiden door de liefde, en niet langer door haat en onverschilligheid. Zelfs als we erin zouden slagen een redelijke verdeling van goederen en een harmonieuze samenleving te bereiken, moeten we niet vergeten dat het leed door ziekte, onbegrip, eenzaamheid, de dood van geliefden en ook door onze eigen beperkingen, er altijd zal zijn.
Voor deze noden vindt de christen maar één authentiek en definitief antwoord: Christus aan het kruis, God die lijdt en sterft, God die ons zijn Hart geeft dat uit liefde voor allen door een lans is doorstoken. Onze Heer verafschuwt het onrecht en veroordeelt degene die het bedrijft, maar omdat Hij de vrijheid van de mensen respecteert, laat Hij het toe. God veroorzaakt het leed van de schepselen niet maar tolereert het, want sinds de zondeval hoort het bij het leven van de mens. En toch heeft zijn Hart, dat vol liefde voor de mensen is, Hem ertoe gebracht om met het kruis ook al ons lijden, ons verdriet, onze zorgen, onze honger en dorst naar gerechtigheid op zijn schouders te nemen.
De christelijke leer over het lijden is geen goedkope troost. Het is in de eerste plaats de aanvaarding van het lijden als iets dat onafscheidelijk met het leven van de mens verbonden is. Maar waar het kruis is, daar is ook Christus, de liefde. Omdat ik geprobeerd heb daarnaar te leven, zeg ik jullie niet zonder vreugde dat het ook in mijn leven niet aan lijden ontbroken heeft, en meer dan eens kon ik wel huilen. Ook ik heb vaak een groeiende afkeer gevoeld bij het onrecht en het kwaad. En ik weet uit ervaring hoe erg het is als je niets kunt doen en ondanks alle inzet en alle goede wil machteloos staat.
Als ik over het lijden spreek, spreek ik niet alleen over de theorie. En ik vertel niet alleen de ervaring van anderen als ik je verzeker dat je naar Christus moet kijken, als je bij de confrontatie met de hardheid van het lijden gaat wankelen. Dat is het geneesmiddel, want de gebeurtenis van Calvarië verkondigt aan alle mensen dat het lijden geheiligd moet worden als wij verenigd willen leven met het kruis.
Want de beproevingen die wij in christelijke zin beleven worden omgezet in eerherstel, in genoegdoening, in deelname aan het lot en het leven van Jezus. Hij heeft vrijwillig, uit liefde voor de mensen, alle denkbare vormen van lijden, alle soorten kwellingen meegemaakt. Hij is arm geboren, heeft arm geleefd en is arm gestorven. Hij werd aangevallen, beledigd, versmaad, belasterd en onrechtvaardig veroordeeld. Hij heeft ervaren wat verraad is en wat het betekent door zijn leerlingen in de steek te worden gelaten. Hij heeft eenzaamheid ondervonden en de bitterheid van de marteling en de dood. Christus lijdt nu nog steeds in zijn ledematen, in de hele mensheid die de aarde bevolkt en waarvan Hij het Hoofd is, de eerstgeborene en de Verlosser.
Het lijden heeft een plaats in de plannen van God. Ook als we het maar moeilijk kunnen begrijpen, is dat de realiteit. Ook Jezus als mens had er moeite mee: Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede (Lc 22, 42). In deze spanning tussen folterende angst en aanvaarding van de wil van de Vader gaat Jezus de dood kalm tegemoet en Hij vergeeft degenen die Hem kruisigen.
Deze bovennatuurlijke aanvaarding van het lijden is juist de grootste overwinning. Jezus heeft de dood overwonnen door te sterven aan het kruis. God haalt leven uit de dood. De houding van een kind van God is niet die van iemand die in zijn tragische lot berust, maar de voldoening van iemand die zeker is van de overwinning. In de naam van deze zegevierende liefde van Christus moeten wij christenen op alle wegen van de aarde, door onze woorden en daden, zaaiers van vrede en vreugde te zijn. We moeten een strijd van vrede strijden tegen het kwaad, tegen het onrecht, tegen de zonde, en op die manier verkondigen wij dat de huidige toestand van de mens niet de definitieve is, dat de liefde van God die zich in het hart van Christus openbaart ook onder de mensen de glorierijke geestelijke triomf zal behalen.
169. We waren zojuist aanwezig bij de gebeurtenis in Naïn. We zouden ons ook veel andere gebeurtenissen voor de geest kunnen halen, want het evangelie staat er vol van. Deze verhalen hebben het hart van de mensen altijd geraakt en zullen dat blijven doen. Ze gaan niet alleen over het oprechte gebaar van een man die medelijden heeft met zijn medemensen, maar vooral over de openbaring van de onmetelijke liefde van God. Het hart van Jezus is het hart van de mensgeworden God, van de Emmanuël, God met ons.
De Kerk wordt, met Christus verenigd, geboren uit een doorstoken Hart (Hymne bij de vigilie van het feest van het heilig Hart). Uit dit hart dat wijd openstaat, ontvangen wij het leven. Moeten we hierbij niet vanzelf, al is het maar even, bij de sacramenten stilstaan waardoor God in ons werkt en ons laat delen in de verlossende kracht van Christus? Het is toch vanzelfsprekend dat wij met een bijzondere dankbaarheid aan het allerheiligst sacrament van de Eucharistie denken, aan het heilig offer van Calvarië en de voortdurende onbloedige hernieuwing ervan in de heilige Mis? Het is Jezus die zich als voedsel aan ons geeft. Omdat Jezus tot ons komt wordt alles anders, want er werkt een kracht in ons — de hulp van de heilige Geest — die onze ziel vult en die vorm geeft aan onze daden, onze gedachten en onze gevoelens. Het hart van Christus geeft vrede aan de christen.
Het fundament van de overgave die de Heer van ons vraagt zijn niet alleen onze eigen wensen of onze eigen krachten die zo vaak beperkt en hulpeloos zijn; de overgave steunt in de eerste plaats op de genade die het liefdevolle hart van de mensgeworden God voor ons heeft veroverd. Daarom kunnen en moeten wij volharden in ons geestelijk leven als kinderen van onze Vader die in de hemel is, zonder toe te geven aan ontmoediging of neerslachtigheid. Ik wijs er graag op dat de christen juist in het dagelijks leven, in de gewone dingen en in de normale omstandigheden, vanuit het geloof, de hoop en de liefde leeft. Hierin ligt namelijk de essentie van het doen en laten van de mens die vertrouwt op de hulp van God. In deze theologale deugden vindt hij vreugde, kracht en innerlijke vrede.
Dit zijn de vruchten van de vrede van Christus, van de vrede die zijn allerheiligst Hart ons brengt. Want, het is goed daar nog eens op terug te komen, de liefde van Jezus voor de mensen is een van die onpeilbare diepten van het goddelijk mysterie, van de liefde van de Zoon voor de Vader en voor de heilige Geest. De heilige Geest, de liefdesband tussen de Vader en de Zoon, ontmoet in het Woord een menselijk hart.
Het is niet mogelijk over deze centrale mysteries van ons geloof te spreken zonder ons bewust te zijn van de beperktheid van ons verstand en de rijkdom van de openbaring. Toch geloven wij nederig en vast in deze waarheden, ook al kunnen we ze met ons verstand niet bevatten. Gesteund door het getuigenis van Christus weten we dat het zo is; dat de liefde in de schoot van de Drie-eenheid over alle mensen wordt uitgegoten via de liefde van het hart van Jezus.
170. Leven in het hart van Jezus en ons nauw met Hem verenigen, betekent dus dat we onszelf tot een woning van God maken. Wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden, (Joh 14, 21) heeft de Heer gezegd. Christus en de Vader komen in de heilige Geest naar de ziel en nemen daar hun intrek (zie Joh 14, 23).
Als we dit begrijpen — al is het maar tot op zekere hoogte — dan verandert er iets wezenlijks is ons. Dan krijgen we honger naar God en maken we de woorden van de psalmist tot de onze: Mijn God, ijverig zoek ik U, mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam snakt naar U als dorre aarde zonder water [Zie Ps 62, 2 (opgenomen in de lauden van het feest van het heilig Hart)]. En Jezus, die dit verlangen in ons heeft gevoed, komt ons tegemoet en zegt: Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij, (Joh 7, 37) en Hij biedt ons zijn hart aan om daar rust en kracht te vinden. Als we zijn oproep aanvaarden zullen zijn woorden bevestigd worden en zullen onze honger en dorst naar Hem toenemen, we zullen graag willen dat God een rustplaats vindt in ons hart en dat Hij zijn warmte en licht niet meer van ons wegneemt.
Ignem veni mittere in terram, et quid volo nisi ut accendatur? Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait! [Lc 12, 49 (opgenomen bij de antifoon Ad Magnificat bij de eerste vespers)]. Wij zijn een stukje dichter bij het vuur van Gods liefde gekomen, dat nu de drijfveer van ons leven moet worden. Laten we dit goddelijk vuur vol enthousiasme van het ene tot het andere uiteinde van de wereld brengen en het aan de mensen om ons heen bekend maken, zodat ook zij de vrede van Christus leren kennen en daarin hun geluk kunnen vinden. Een christen die verenigd met het hart van Jezus leeft, kan geen ander doel hebben dan het volgende: vrede in de maatschappij, vrede in de Kerk, vrede in zijn eigen ziel; de vrede van God, die volledig zal worden wanneer zijn Rijk komt.
Maria, Regina pacis, Koningin van de vrede, u hebt geloofd dat de boodschap van de engel in vervulling zou gaan, help ons te groeien in het geloof, standvastig te zijn in de hoop en een grotere liefde te krijgen. Want dat verwacht uw Zoon vandaag van ons, nu Hij ons zijn allerheiligst Hart laat zien.