Het Opus Dei van dichtbij bekeken

juli 2000

Hoe kwam in de dagelijkse omgang met de zalige Josemaría zijn heiligheid naar voren?

Zijn vereniging met God, die als het ware een deel van zijn natuur was, bleek in het leven van de zalige Josemaría Escrivá uit wel duizend kleine dingen. Het kwam bijvoorbeeld naar voren in de eerbied waarmee hij knielde voor het tabernakel. En verder niet te vergeten zijn glimlach, de stiptheid in zijn werk, de voortdurende zorg voor de anderen, zijn liefdevolle blik; of hij nu moe was of niet.

Dag in dag uit verkeren met een heilige is een voorrecht, een leerschool en ook een voortdurende aansporing tot vreugde. Zijn ruimhartige inspanning immers om alle christelijke deugden te beoefenen schiep voor zijn omgeving een sfeer van blijdschap, gebed en rust.

Welke eigenschappen onderscheidden hem van andere mensen? Wat is zijn boodschap voor de samenleving van vandaag?

Heiligen hebben altijd dat «vleugje» echtheid, menselijkheid en tegelijkertijd bovennatuurlijkheid, wat juist zo aantrekkelijk is. Zij verdoen hun tijd niet met zich aan de omringende wereld aan te passen, maar zij proberen de wereld dichter bij God te brengen. Daarom is hun streven de vereenzelviging met Christus. In dat opzicht kan men zeggen, dat zij tot in de grond vrij, ondefinieerbaar zijn. Heiligen zijn ook vaak een «teken van tegenspraak» geweest voor hen die niet werkelijk tot het uiterste durven gaan.

Met de zalige Josemaría was iets dergelijks aan de hand. Hij was heel gewoon, hartelijk, sympathiek. Hij was wars van elke vorm van buitensporigheid. Verder had hij een buitengewone liefde voor de vrijheid. De bron daarvoor lag in zijn hartstochtelijke liefde tot God. Die vrijheidszin was zeer kenmerkend voor hem. Hij was ervan overtuigd, dat de liefde de mens echt vrij maakt.

De duizenden mensen die dankzij zijn priesterlijke activiteit dichter tot God gekomen zijn, beschouw ik als zijn belangrijkste nalatenschap; de mensen die de Heer hebben kunnen ontdekken in hun dagelijks werk en in het vervullen van de dagelijkse plichten van de christen. Ik denk graag aan de erfschat van de zalige Josemaría als aan een zaadje dat zich vermenigvuldigt om overal en door de tijden heen vrucht te dragen op de grote akker van de Kerk.

Het zaligverklaringsproces van Josemaría Escrivá heeft -door de korte duur ervan- een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de geschiedenis van de Congregatie voor de heiligverklaringen. Was dat te danken aan de macht en de invloed binnen de Kerk die aan het Opus Dei worden toegeschreven? Of lagen aan de verklaring van heldhaftige beoefening van de deugden en de zaligverklaring de volksverering en -devotie ten grondslag, zoals bij de heilige Antonius van Lissabon of Franciscus van Assisi?

Laat het duidelijk zijn, dat het in de geschiedenis van de Kerk -en dat is niet verwonderlijk- meer dan eens is gebeurd, dat er dienaren Gods niet lang na hun dood heilig verklaard zijn. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie hebben de concilievaders bij herhaling verklaard, dat het voor de christenen noodzakelijk was mensen van deze tijd naar voren te brengen als toonbeelden van de vereniging met God. Zo ben ik bijvoorbeeld blij met de verklaring van het heldhaftig beoefenen van de christelijke deugden van Moeder Maravillas of pater Allegra kort nadat zij geroepen waren naar hun hemelse Vader. Ik zou nog andere namen kunnen noemen. Bij het noemen van deze en andere namen ben ik mij ervan bewust, dat de procedures een groot geschenk van God aan de Kerk zijn.

Wat nu het zaligverklaringsproces van de stichter van het Opus Dei betreft, dat vindt zijn verklaring niet in de veronderstelde, maar niet bestaande, macht van het Opus Dei. En ook niet in de wel degelijk aanwezige volksdevotie, maar in de Kerk die hier zoals in alle gevallen behoedzaam tot een oordeel is gekomen. Zoals iedereen weet onderzoekt de heilige Stoel voordat zij iemand zalig of heilig verklaart, niet alleen tot op de bodem of de betreffende persoon in geur van heiligheid gestorven is, maar ook of deze mens tot in detail zich de christelijke deugden op heldhaftige wijze heeft eigen gemaakt. Gods instemming met dit alles moet blijken uit een wonder dat de heiligheid van leven van de betreffende persoon bevestigt.

Verder wijs ik op het gevoelen van Vaticanum II, dat eerst door paus Paulus VI en sinds 1983 door Johannes Paulus II in daden is omgezet en leidde tot de vereenvoudiging van de procesgang van de heiligverklaringen. De nieuwe wetgeving heeft het mogelijk gemaakt dat alle processen veel eerder dan tevoren in gang gezet kunnen worden.

De zalige Josemaría had, net als Johannes Paulus II, een warme tederheid voor Maria en een bijzondere devotie voor Fatima. Er wordt gesproken over een ontmoeting met zuster Lucia. Hij zou de eerste zalige geweest zijn die naar Fatima pelgrimeerde…

De zalige Josemaría heeft zuster Lucia in 1945 leren kennen, toen zij in Tuy woonde. De stichter van het Opus Dei was naar die stad gegaan om de bisschop, een vriend van hem, te bezoeken en deze stelde hem voor aan zuster Lucia. Van haar kant moedigde zij hem aan de grens over te steken en een pelgrimage naar Fatima te maken. Zij heeft zelfs voor de visa gezorgd. De zalige Josemaría had andere plannen, maar hij ging op het voorstel van zuster Lucia in. Kortom, men zou kunnen zeggen, dat zij de «rechtstreeks verantwoordelijke» was voor de eerste reis van de zalige Josemaría naar Portugal.

Al bij zijn eerste bezoek aan deze bevoorrechte plaats was mgr. Escrivá geroerd door de devotie van de Portugezen voor de heilige Maagd. Hij kwam nog een paar keer naar Portugal en elke keer nam hij de kans waar om te gaan bidden in het kapelletje van de verschijningen. Het kwam meer dan eens voor, dat hij lange tijd op de esplanade van het heiligdom naast de kapel bleef om zijn toevlucht te zoeken bij onze Moeder. Daarin wilde de zalige Josemaría heel erg Portugees zijn.

Zoals bekend, is het de eerste keer dat een paar kinderen als belijder, of geloofsgetuige, zalig verklaard zijn. Het is een noviteit dat een paar herdertjes die niet de marteldood gestorven zijn, op de leeftijd van Francesco en Jacinta zalig verklaard zijn. Intussen wordt het proces voortgezet. Deze gebeurtenis heeft twijfels doen rijzen, of terecht gesteld kan worden, dat deze kinderen op heldhaftige wijze de christelijke deugden beoefend hebben. Wat vindt u daarvan?

Mijn blijdschap om de zaligverklaring van de «herdertjes» was zeer groot. In sommige kringen wordt -ik weet niet waarom- het belang en de menselijke volwassenheid van kinderen ondergewaardeerd evenals de mate waarin zij de vereniging met God kunnen bereiken. Als we aan het evangelie denken, zullen we ons de vele lessen van de Heer over de kinderen herinneren: zij zijn de uitverkorenen van God, een toonbeeld van eenvoud. Daarnaast dragen de volwassenen de grote verantwoordelijkheid aan de kinderen geen aanstoot te geven, maar hen juist te helpen de weg van het goede in te slaan.

Bij de taak de kinderen te onderrichten om de deugden te beoefenen -die zij, zeg ik met nadruk, in hun jeugd kunnen praktiseren: hoe vaak heb ik dat niet meegemaakt- is het heel belangrijk hun voorbeelden van nabij te geven die qua omstandigheden en mentaliteit op henzelf lijken, zoals Francisco en Jacinta.

Maar ook voor volwassenen kunnen kinderen een voorbeeld zijn. Denk aan de oproep van het evangelie: wij moeten zien te worden als kinderen. Deze oproep omvat een rijpingsproces dat ons ertoe brengt terug te keren naar de eenvoud, de onschuld; en een afschuw te hebben van het kwaad, de zonde. Alleen met dat gelouterde hart slaagt men erin met God te spreken en naar Hem te luisteren, zoals in die betoverende gesprekken van de herdertjes met onze heilige Moeder Maria.

De prefect van de Congregatie voor de heiligverklaringen heeft de mening verdedigd, dat elke zaligverklaring zijn eigen oorspronkelijkheid bezit. Wat is, als we daarvan uitgaan de oorspronkelijkheid van de zalige Josemaría en welke die van de herdertjes?

Ik zou liever iets willen benadrukken wat ze gemeen hebben: hun onvoorwaardelijk verlangen de wil van God te vervullen. Bij de herdertjes bleek dit op buitengewone wijze door de verschijningen van de Maagd Maria. De zalige Josemaría begreep de wil van God door onverwachte lichten of heldere momenten tijdens perioden van gebed na lang smeken. God wijst iedereen zijn weg. Het is echter indrukwekkend vast te stellen hoe de heiligheid er altijd in bestaat het eigen leven geheel en al in dienst van de oproep van God, de ontvangen roeping te stellen. Verder hebben de zielen van alle heiligen uiteindelijk de transparantie van de ziel van een kind. Denk maar hoe de zalige Josemaría aan de vooravond van zijn gouden priesterfeest zei, dat hij tegenover God stond als een hakkelend kind.

Wat voor weerslag kan de zaligverklaring van de herdertjes en het gebeuren van Fatima in de Kerk van nu hebben? Wat voor effect zou dat kunnen hebben voor de gezinspastoraal en de catechese?

Om veel redenen beschouw ik deze zaligverklaring als een heel belangrijke stap. Ik denk, dat er een veel diepere betekenis in verscholen ligt, omdat deze rechtstreeks verbonden is met een ingrijpen van God in de geschiedenis van de mensen, middels de kleinen en nederigen.

Bovendien brengt de heiligheid van kinderen vaak de sfeer van het christelijk huisgezin waarin zij geboren zijn, aan het licht. Ik zie deze zaligverklaring daarom als een uiterst waardevolle aansporing voor zoveel vaders en moeders die zich inspannen om met natuurlijkheid het beste dat zij in hun ziel herbergen, het geloof, door te geven via de in het gezin levend gehouden godsvruchtige praktijken. Daarom dient de verklaring van de paus, dat Francisco en Jacinta gerekend mogen worden onder de zaligen in de hemel -onder andere- als herinnering aan het belang van het gezin voor de Kerk. De gezinnen bereiden de ziel van het kind voor op het ontvangen van Gods genade gedurende het hele leven.

Het lijkt me, alsof ik de echo van de woorden van de zalige Josemaría hoor die telkens opnieuw zei: ik zegen met mijn beide priesterhanden de menselijke, heilige liefde van de echtgenoten.

Sinds korte tijd wordt er gespeculeerd over de opportuniteit voor de Kerk om een nieuw Maria-dogma af te kondigen: het dogma van Maria als Medeverlosseres. Er waren en zijn theologen die het belang van dit dogma verdedigen, terwijl anderen stellen, dat een of andere formele verklaring van de Kerk niet nodig is. Aan welke kant staat u?

Dit is een kwestie die bezien moet worden met de diepgang van het geloof. Als het begrip «Medeverlosseres» juist wordt verstaan, is het stellig van toepassing op de allerheiligste Maagd. Maar het al dan niet tot dogma verklaren behoort alleen tot de competentie van de paus of van een oecumenisch concilie.

Als we het hebben over het pontificaat van Johannes Paulus II, wat zijn in algemene lijnen de wezenlijke trekken ervan. Welk spoor zal er binnen de Kerk van achterblijven? En in de oecumene? En in de verhouding tussen Kerk en maatschappij?

Vanaf het eerste moment heeft het programma van het pontificaat van Johannes Paulus II gedraaid rond het ideaal de poorten van de wereld te openen voor Christus. «Vreest niet», riep de paus al de eerste dagen van zijn ambtsvervulling. En in deze jaren heeft de Kerk onder zijn hand zonder dikdoenerij de veelbelovende open perspectieven van Vaticanum II verdiept, opdat Christus werkelijk aanwezig zou zijn in alle werkelijkheden van het leven der mensen.

Dat is een onderneming met een grote draagwijdte waarin alle gelovigen betrokken zijn. Niemand die zich kind van God weet, kan hier aan de kant blijven staan. Tijdens dit pontificaat hebben de katholieken zich, dankzij God, opgeroepen gevoeld en voelen zij dit nog door de constante oproep van de paus tot een nieuwe evangelisatie, tot het openen van de harten van de mensen en de maatschappelijke structuren voor Christus. Wij moeten bidden, opdat wij, in deze gemeenschappelijke hardnekkigheid om de wereld met het licht van Christus te verlichten, de weg naar de volledige eenheid van alle christenen afleggen. De laatste jaren zijn er zeer hartverwarmende tekenen geweest die de hoop doen opflakkeren.

Het document «Wij zijn de Kerk», ondertekend door duizenden katholieken uit Noord-Europese landen, is bekend. Een van de centrale onderwerpen is de rol van de vrouw in de Kerk. Wat is uw mening over deze rol? Welk perspectief ziet u in deze voor de toekomst?

Het is begrijpelijk, dat het voor een aantal mensen uiteindelijk moeilijk te begrijpen is, dat het katholiek priesterschap voorbehouden is aan mannen. In alle eerlijkheid denk ik echter, dat de kwestie van de rol van de vrouw in het leven van de Kerk veel rijker en veelomvattender is. Het lijkt me heel verarmend de discussie over de functie van de vrouw in de Kerk terug te brengen tot het thema van het ambtelijk priesterschap, dat anderzijds al door het Leergezag van de Kerk verhelderd is.

De bijdrage van de vrouw aan het kerkelijk leven is, mijns inziens, van het allergrootste belang. Het zal een van de aspecten zijn waarvan wij de krachtige ontwikkeling in de toekomst zullen zien; niet via uiterst kritische eisen, maar vooral middels de levenservaring van gelovige vrouwen.

De Kerk heeft met spoed vrouwen nodig die hun geloof coherent beleven in alle omstandigheden; die oorspronkelijke initiatieven tot evangelisatie bevorderen; die hun visie op veel kwesties geven; die dappere getuigen van Christus zijn. Het lijdt geen twijfel, dat wij in de komende jaren in de omstandigheden zullen verkeren om getuige te zijn van een werkelijke vreedzame mobilisatie van christelijke vrouwen, van een streven naar heiligheid en apostolaat, van studie en leerstellige voorbereiding die de Kerk in haar geheel rijkelijk zal bevruchten.

Luis Miguel, pr. // Revista Christus, Portugal