Een deur naar het mysterie: de geloofsbelijdenis van Athanasius

De Geloofsbelijdenis van Athanasius - ook bekend onder de eerste woorden ‘Quicumque vult’ – is een samenvatting van geloofswaarheden over de Allerheiligste Drie-eenheid en de Menswording. De heilige Jozefmaria bad en mediteerde over deze tekst op de derde zondag van elke maand, om te groeien in zijn liefde voor de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Jezus weet dat zijn uur nadert om over te gaan van deze wereld naar de Vader. Met zijn naaste leerlingen om Hem heen in de bovenzaal hebben zijn woorden de bitterzoete smaak van een afscheid. Hij heeft niet veel tijd meer met hen en zijn hart wordt verscheurd door sterke emoties. Eerst de liefde tot het einde, die Hem ertoe brengt in de Heilige Eucharistie te blijven nadat Hij zijn Bloed tot de laatste druppel aan het Kruis heeft vergoten. En dan het immense verdriet door het verraad van Judas en het gewicht om alle zonden van de wereld op Zich te dragen.

Op zo'n bijzonder moment kijkt Hij aandachtig naar elk van zijn apostelen. Hij kent hun goede wil, maar ook hun broosheid. Over enkele uren zal Hij hun geloof zien wankelen en Hij weet heel goed dat zij nog veel moeten begrijpen van de schat van de openbaring. Nu, tijdens dit laatste avondmaal met hen spreekt Hij duidelijker over het mysterie van zijn innerlijk leven, en kondigt Hij de komst aan van de Parakleet, die hun begrip zal verlichten: Jezus gaf hem ten antwoord: Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. (…) Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. (Joh 14,23.25-26).

De heilige Johannes doorgrondde, net als de andere tien, hoogstwaarschijnlijk de woorden van de Meester over de Vader en de Heilige Geest niet. Maar hij besefte dat niemand eerder zo had gesproken. En jaren later verzamelde hij ze in zijn Evangelie, nadat hij er vaak over had gemediteerd en gepreekt. Hij zag ze als een deur naar het mysterie van de Drie-ene God.

Het ware Leven vinden

"Het mysterie van de allerheiligste Drie-eenheid is het centrale mysterie van het christelijk geloof en leven."[1] Jezus Christus – het vleesgeworden Woord – wilde het ons openbaren opdat wij, vereenzelvigd met zijn persoon, God Vader zouden leren noemen en aandacht zouden hebben voor de ingevingen van de Heilige Geest.

Door het sacramentele leven woont God in het centrum van onze ziel in genade. De hele geestelijke weg wordt samengevat in de geleidelijke ontdekking van zijn aanwezigheid, die ons ondersteunt en vervult. Iedere christen is geroepen deze weg te gaan gedurende zijn of haar hele bestaan, zoals we hebben gezien en geleerd van de ervaring van zoveel heilige vrouwen en mannen. Zoals paus Franciscus zei in een Angelustoespraak: "Er is de Vader tot wie ik bid met het Onze Vader; er is de Zoon, die mij verlossing, rechtvaardiging heeft geschonken; er is de Heilige Geest die in ons woont en leeft in de Kerk. En dit spreekt tot ons hart, want we vinden het vervat in die uitdrukking van de heilige Johannes die de hele Openbaring samenvat: 'God is liefde' (1 Joh 4,8-16) ... Het is niet gemakkelijk te begrijpen, maar ons leven moet gegrondvest zijn op dit mysterie."[2]

De heilige Jozefmaria koesterde een diepe devotie tot de drie goddelijke Personen, en door zijn voorbeeld en verkondiging probeerde hij die door te geven aan zijn kinderen. Bij een gelegenheid in 1968, raadde hij hen aan: "Heb de Allerheiligste Mensheid van Christus lief! En vanuit de Mensheid van Christus gaan we naar de Vader met zijn almacht en voorzienigheid, en naar de vrucht van het Kruis, de Heilige Geest. En we zullen de noodzaak voelen ons in deze liefde te verliezen om het ware Leven te vinden."[3]

De route van een devotie

De stichter van Opus Dei, die het christelijk geloof van zijn ouders ontving, groeide in de loop der jaren in vriendschap met elk van de goddelijke Personen. Als kind leerde hij God Vader te noemen in het Onze Vader, en dit kindschap wordt de basis van zijn geestelijk leven. Bovendien liet God hem op specifieke momenten in de jaren na de stichting van het Werk met bijzondere intensiteit de betekenis van zijn goddelijk kindschap voelen – zoals op 16 oktober 1931, op straat, in een tram. Ook probeerde hij vanaf de herfst van 1932 aandachtiger te luisteren naar de bewegingen van de Parakleet, dankzij de raad van zijn biechtvader: "Wees een vriend van de Heilige Geest. Spreek niet, luister naar Hem!" Al heel vroeg probeerde hij het Evangelie te lezen met zichzelf in persoon aanwezig, om te groeien in zijn kennis en liefde voor de Allerheiligste Mensheid van Christus. En in zijn leven stond de Eucharistie centraal.

Deze devotie, die in de loop van zijn leven steeds sterker werd, openbaarde zich in de meest gewone situaties. Zoals de zalige Alvaro del Portillo zich herinnerde: "Degenen onder ons die naast hem leefden weten heel goed hoe diep deze devotie in zijn leven geworteld was. Zo ontdekte ik hoe ik de verlotingen kon winnen die hij organiseerde. Het is een eenvoudige familieherinnering, uit de eerste jaren van mijn roeping. Van tijd tot tijd bracht hij iets mee naar de bijeenkomsten om ons te vermaken, bijvoorbeeld een pakje snoep. Bij die gelegenheden, als het om iets bijzonders ging, organiseerde de Vader soms een loterij, waarbij het door hem bedachte nummer geraden moest worden. Meteen besefte ik dat het altijd 3 of een veelvoud van 3 was, want ook in die momenten van rust was zijn liefde voor de Allerheiligste Drie-eenheid aanwezig."[4]

Het boek De Weg heeft 999 punten. Tijdens een audiëntie bij paus Paulus VI vroeg de paus hem naar de reden van dat getal. De heilige Jozefmaria antwoordde dat het uit liefde voor de Heilige Drie-eenheid was. Voor de eerste editie van dit werk liet hij een originele omslag ontwerpen die bestond uit een reeks silhouetten van het getal 9, die een kolom vormden.

Toen Villa Tevere, de centrale zetel van het Werk, werd gebouwd, wilde hij dat de kapel waar hij gewoonlijk de Mis opdroeg, aan de Drie-eenheid zou worden gewijd. Het altaarstuk is gesneden uit wit marmer met een voorstelling van de Heilige Drie-eenheid, omringd door aanbiddende engelen. God de Vader houdt de wereld in zijn handen met een kruis. Naast hem houdt de Heilige Geest, ook afgebeeld in een menselijke figuur, een vlam vast. In het midden staat een ivoren beeld van God de Zoon aan het kruis, tussen twee groepen cherubijnen. Het tafereel wordt bekroond door een banier met de woorden: Deo Patri creatori, Deo Filio redemptori, Deo Spiritui sanctificatori (aan God de Vader schepper, God de Zoon verlosser, God de Geest heiligmaker).

De heilige Jozefmaria zei vaak akten van geloof, hoop en liefde gericht tot de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zo dankte hij God dat Hij hem hielp om elke dag een beetje dieper de aanwezigheid en de werking van de Drie-eenheid in de Heilige Mis te begrijpen. En in zijn laatste jaren, in zijn prediking (zoals weergegeven in de homilie "Op weg naar heiligheid") en in zijn ontmoetingen met grote mensenmassa's, stelde hij voor de geestelijke weg te volgen waarlangs God hem had willen leiden, een weg van contemplatie in het gewone leven: "Het hart heeft dan behoefte aan het onderscheiden en aanbidden van ieder van de drie goddelijke Personen afzonderlijk. Het is op een bepaalde manier een ontdekking die de ziel doet in het bovennatuurlijk leven, zoals een pasgeboren kind dat de ogen opent voor het leven. En de ziel onderhoudt zich liefdevol met de Vader en met de Zoon en met de Heilige Geest."[5]

Zijn liefde was ook de vrucht van studie en verdieping in zijn kennis van de katholieke leer. Hij had gewoonte vaak de theologische verhandeling De Trinitate door te nemen. Tijdens een bijeenkomst met zijn dochters in Rome op 27 maart 1972 (de dag voor de verjaardag van zijn priesterwijding), zei hij tegen hen: "Ik lees voortdurend theologische boeken, omdat ik verliefd ben op de Heilige Drie-eenheid, ik hou ervan de eenheid van Gods drie-eenheid te overwegen. Soms heb ik een beetje licht, maar meestal zijn het schaduwen. En ik ben heel blij met de schaduwen, want God zou heel klein zijn als ik Hem kon begrijpen."[6] Hij bevestigde (zoals de Vader ons vaak herinnert) dat God zo groot is dat Hij niet in ons hoofd past, maar wel in ons hart: "En als mensen je zeggen dat ze de drie-eenheid en de eenheid niet begrijpen, antwoord je hen dat ik het ook niet begrijp, maar dat ik het liefheb en vereer. Als ik de grootheid van God zou begrijpen, als God in dit arme hoofd van mij zou passen, zou mijn God heel klein zijn. En toch past Hij – Hij wil passen – in mijn hart. Hij past in de immense diepte van mijn ziel, die onsterfelijk is."[7]

Een eeuwenoude traditie

Bewogen door het verlangen deze liefde in de leden van het Werk te bevorderen, stelde de heilige Jozefmaria een reeks gewoonten in om hen te helpen zich meer te verdiepen in de centrale mysteries van het geloof. Al deze gebruiken weerspiegelen een eeuwenlange traditie in de liturgie en in het geestelijk patrimonium van de Kerk.

Hij bepaalde onder meer dat de Preces die de gelovigen van het Werk dagelijks bidden, zouden beginnen met een akte van lofprijzing, aanbidding en dankzegging aan de Heilige Drie-eenheid: Dank aan U, God, dank aan U: ware en ene Drie-eenheid, ene en hoogste Godheid, heilige en ene Eenheid. Jaren later, in 1959, bedacht hij dat het nuttig zou zijn als men op de drie dagen voorafgaand aan het feest van de Allerheiligste Drie-eenheid in alle centra van het Werk het Trisagium Angelicum zou bidden of zingen. En dat op de derde zondag van elke maand Athanasius’ Geloofsbelijdenis zou worden gereciteerd, voor of na de gebedstijd in de ochtend, als uitdrukking van geloof en lofprijzing gericht tot God één en drie. En hij raadde iedereen aan die dag speciaal te mediteren over de woorden die erin staan. Met grote overtuiging zei hij in 1971 tegen een groep gelovigen van Opus Dei, verwijzend naar dit Credo: "Leer het, het is zo mooi!"[8]

De Geloofsbelijdenis van Athanasius

"In de loop van de eerste eeuwen heeft de Kerk getracht haar geloofsverstaan in de Drie-eenheid uitdrukkelijker te formuleren, niet alleen om haar eigen geloof te verdiepen, maar ook om het geloof te verdedigen tegen dwalingen die het misvormden. Dit was het werk van de vroege concilies, hierin geholpen door de theologische werkzaamheid van de Kerkvaders en ondersteund door de geloofszin van het christenvolk."[9]

De Geloofsbelijdenis van Athanasius (ook bekend onder de eerste woorden Quicumque vult) is een verzameling van centrale waarheden van het geloof. Ze is door de hele kerkgeschiedenis heen beschouwd als een van de belangrijkste dogmatische uiteenzettingen van het christelijk geloof en de belangrijkste met betrekking tot de twee centrale mysteries van de geopenbaarde waarheid: de Drie-eenheid en de Menswording.

De naam is te danken aan het feit dat het enkele eeuwen ten onrechte is toegeschreven aan de heilige Athanasius (295-373), bisschop van Alexandrië in Egypte en verdediger van het geloof tegen de Ariaanse ketterij. Anderen hebben het auteurschap toegeschreven aan paus Anastasius I (399-402).

Deze didactische samenvatting van de christelijke leer genoot groot gezag in de Latijnse Kerk, en het gebruik ervan verspreidde zich snel over alle riten in het Westen. In de Middeleeuwen werd ze beschouwd als even gezaghebbend als het Credo van het Concilie van Nicea (325). In de liturgie van de Westerse Kerk werd ze gereciteerd in het Brevier op zondag. In de Ambrosiaanse ritus daarentegen werd het gebruikt als een hymne voor de Lezingendienst, in plaats van het Te Deum, op de zondag van de Heilige Drie-eenheid. Het liturgische gebruik ervan werd voortgezet in de twintigste eeuw. In het canonieke Brevier werd de Quicumque tot de hervorming van Pius XII (1956) op zondag gebeden. In de huidige liturgie van de Getijden wordt het niet meer gebeden.

Nadat het auteurschap van de heilige Athanasius of paus Anastasius onmogelijk bleek, is het toegeschreven aan een aantal kerkvaders: Sint Hilarius, Sint Ambrosius, Sint Nicetas, Honoratus van Arles, Sint Vincentius van Lerins, Sint Fulgentius, Sint Caesarius van Arles en Sint Venantius Fortunatus – die allen leefden tussen de jaren 350 en 601. Tegenwoordig is men bijna unaniem van mening dat het tussen het jaar 430 en 500 werd opgesteld.

De meeste geleerden zijn van mening dat het eerst in het Latijn is geschreven en later in het Grieks is vertaald – dat wil zeggen, dat het in de Westerse Latijnse sfeer van de kerk is ontstaan, en niet in de Oosterse zoals eerder werd gedacht. De oorsprong lijkt te liggen in Gallië, in het zuiden van Frankrijk, in het district Arles.

Met uitzondering van de inleiding en de conclusie, die beide aandringen op de noodzaak om het in het Credouitgedrukte geloof te belijden om gered te worden, is het Quicumque verdeeld in twee duidelijk onderscheiden delen. In het eerste wordt het katholieke geloof met betrekking tot het mysterie van God één en drie uiteengezet. Het tweede deel geeft een duidelijke samenvatting van de twee naturen in de unieke goddelijke Persoon van Jezus Christus. Deze twee centrale mysteries van ons geloof worden in deze geloofsbelijdenis ruimschoots uitgewerkt.

De woorden die de noodzaak van geloof benadrukken om gered te worden, zijn een echo van de woorden in het derde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes: God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God (Joh. 3, 17-18). Ze zijn dus een oproep om de waarheden aan te nemen die expliciet zijn gemaakt in de verschillende geloofsbelijdenissen die door het leergezag van de Kerk zijn geformuleerd, terwijl men erkent dat de mens de verschrikkelijke mogelijkheid heeft om het eeuwige geluk dat God hem biedt, af te wijzen en zich ervoor af te sluiten.

De grootste hulp

“Leer de Vader en de Zoon en de Heilige Geest te loven. Leer een bijzondere devotie te hebben tot de Allerheiligste Drie-eenheid”.[10] Het doel van het bidden van Athanasius’ Geloofsbelijdenis is ons te helpen groeien in onze devotie tot de Allerheiligste Drie-eenheid. Hoewel we een waarheid die ons begrip ver te boven gaat nooit helemaal zullen begrijpen, is het een gelegenheid om ernaar te streven God steeds een beetje beter te leren kennen en lief te hebben. Zo vernieuwt en versterkt ze ook de theologale deugd van het geloof in ons, en brengt ze ons ertoe dieper in te gaan op het dogma van de Kerk. De heilige Teresa van Avila vertelt in haar autobiografie hoe zij, terwijl zij over deze geloofsbelijdenis mediteerde, bijzondere genaden ontving om dieper in dit mysterie door te dringen: "Toen ik eens het Quicumque vult reciteerde, werd mij zo duidelijk getoond hoe het mogelijk is dat er slechts één God en drie Personen zijn, dat het mij zowel verwondering als veel troost gaf. Het was voor mij van de grootste hulp te leren om de grootheid van God en van Zijn wonderen te kennen."[11]

Door onze geloofsbelijdenis in de Heilige Drie-eenheid te vernieuwen, erkennen en danken wij voor Gods oneindige Liefde, en staan wij opnieuw versteld van het wonder van een God die wilde dat wij zijn kinderen zijn. Wij bevestigen niet alleen de waarheid over de Drie-eenheid en over Christus – perfectus Deus, perfectus homo,[12] waarlijk God en waarlijk mens – maar ook onze eigen ware identiteit.

Bovendien leidt de belijdenis van ons gemeenschappelijk geloof ertoe dat wij ons nauwer verbonden weten met het hele volk van God, in de opdracht om de schat die we ontvangen hebben integraal te bewaren. Wij bidden niet alleen, maar verenigd met de christenen van vandaag, met hen die ons zijn voorgegaan en met hen die hierna door de eeuwen heen zullen komen. Door deze geloofsbelijdenis op te zeggen hernieuwen wij tenslotte onze zending als apostelen, geroepen om – zoals die eerste twaalf – aan de hele mensheid het heil bekend te maken waartoe Christus ons door zijn Menswording heeft uitgenodigd: Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest (Mt 28,19).


[1] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 261.

[2] Paus Franciscus, Angelus, 30 mei 2021.

[3] Heilige Jozefmaria, in: Articles of the Postulator, blz. 175.

[4] Entrevista sobre el fundador del Opus Dei, Alvaro del Portillo, Rialp, 1992, blz. 153-154.

[5] Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 306.

[6] Heilige Jozefmaria, woorden tijdens een familiebijeenkomst.

[7] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst, 2 februari 1975.

[8] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst.

[9] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 250.

[10] Heilige Jozefmaria. De Smidse, nr. 296

[11] Heilige Teresa van Jezus, Leven, hfdst. 39, 25.

[12] Geloofsbelijdenis van Athanasius, nr. 30.