De heilige Jozefmaria leerde ons dat de geest van het Opus Dei de prachtige waarheid bevat dat alle waardige en oprechte menselijke inspanningen kunnen worden omgezet tot goddelijke werken.
Veel mensen hebben een complete ommekeer in hun leven meegemaakt toen ze deze leer ontdekten, soms alleen al na het horen van de uitdrukking heiliging van het werk. Dit waren mannen en vrouwen die hun werk deden vanuit aardse perspectieven met slechts twee dimensies, maar die vervuld raakten van enthousiasme toen ze ontdekten dat hun professionele werk van eeuwige betekenis kan zijn. We kunnen hier denken aan de blijdschap van de persoon in het evangelie die, toen hij een schat vond dat verborgen in een akker lag, hem weer verborg en alles te gelde ging maken wat hij bezat om die akker te kunnen kopen![1]
De heilige Geest hielp de heilige Jozefmaria om deze leer in de evangeliën te ontdekken, vooral in de vele jaren die Jezus in Nazareth doorbracht: “Jaren in de schaduw, maar voor ons helder als het licht.”[2] “De verborgen jaren in het leven van de Heer zijn niet zonder betekenis, en ze zijn ook meer dan een voorbereiding op de jaren die daarna zouden komen, de jaren van zijn openbaar leven. In 1928 heb ik duidelijk gezien dat God wil dat de christenen een voorbeeld nemen aan het hele leven van onze Heer. Ik ben in het bijzonder bij zijn verborgen leven blijven stilstaan, zijn leven van gewoon werken onder de mensen.”[3]
"mannen en vrouwen die hun werk deden vanuit aardse perspectieven met slechts twee dimensies, maar die vervuld raakten van enthousiasme toen ze ontdekten dat hun professionele werk van eeuwige betekenis kan zijn."
Dankzij een goddelijk licht heeft de stichter van het Opus Dei altijd beweerd dat professioneel werk geheiligd kan worden en heiligend kan werken. Het Leergezag van de Kerk heeft, vooral sinds Vaticanum II, deze eenvoudige maar tegelijk diepe waarheid benadrukt.[4] De Catechismus van de Katholieke Kerk leert: “De arbeid kan een middel tot heiliging zijn en ertoe bijdragen de aardse werkelijkheid te bezielen in de Geest van Christus.”[5]
Werk is een kans om je eigen persoonlijkheid te ontwikkelen en verbondenheid met anderen.
“Met bovennatuurlijke intuïtie”, aldus Johannes Paulus II, “bepleitte de zalige Jozefmaria onvermoeibaar de universele oproep tot heiligheid en apostolaat. Christus roept iedereen op om heilig te worden in de werkzaamheden van het dagelijks leven. Daarom is ook arbeid een middel tot persoonlijke heiligheid en apostolaat wanneer het gedaan wordt in verbondenheid met Jezus Christus.”[6]
God koos de heilige Jozefmaria als instrument voor de verspreiding van dit inzicht, waardoor voor een groot aantal christenen bijzondere perspectieven worden geopend op persoonlijke heiligheid en de heiliging van de menselijke samenleving van binnenuit. Dat wil zeggen: vanuit het hart van de professionele activiteiten die de samenleving vormgeven.
Dit zaad zal alle vruchten voortbrengen die God verwacht, op voorwaarde dat we ernaar streven om erover te mediteren in Gods aanwezigheid en het met zijn hulp in praktijk te brengen. De heiliging van het dagelijkse werk is niet slechts een idee dat we ons eigen moeten maken, maar een ideaal dat gezocht en verworven moet worden vanuit de liefde voor God en onder de leiding van zijn genade.
Betekenis van arbeid
Vanaf het begin wordt in de Schrift, in het boek Genesis, de betekenis van de arbeid getoond. God, die alle dingen goed heeft gemaakt, “wilde uit vrije wil een wereld scheppen ‘in staat van op-weg zijn’ naar haar uiteindelijke volmaaktheid.”[7] En hij schiep de mens ut operaretur,[8] zodat hij door te werken “op een bepaalde manier het werk van de schepping zou verlengen en zijn eigen volmaaktheid zou bereiken.”[9]
Als gevolg van de zonde gaat arbeid gepaard met vermoeidheid en vaak ook met lijden.[10] Maar door onze natuur aan te nemen om ons te verlossen, heeft Christus, onze Heer, deze vermoeidheid en dit lijden veranderd in middelen om liefde voor en gehoorzaamheid aan Gods wil te tonen en de ongehoorzaamheid van de zonde goed te maken. “Dat was de manier waarop Jezus dertig jaar leefde, als zoon van de timmerman (Mt 13, 55) .... Hij was de timmerman, de zoon van Maria (Mc 6, 3). En Hij was God, die op het punt stond het menselijk geslacht te verlossen en alles naar zich toe te trekken (Joh 12, 32).”[11]
Voor een christen is werk een deelname aan Gods scheppingswerk.
Naast het inzicht dat Jezus' verborgen leven een openbaring is met de diepste betekenis van menselijke arbeid, moeten we niet vergeten dat we door de genade kinderen van God zijn geworden, en zo één realiteit vormen met Jezus Christus, één lichaam. Zijn bovennatuurlijke Leven is ons eigen leven en Hij maakt ons deelgenoot van zijn priesterschap zodat we samen met hem medeverlossers kunnen worden.
Deze diepe vereniging van de christen met Christus werpt licht op de betekenis van al onze activiteiten, en in het bijzonder op ons werk. In de leer van de heilige Jozefmaria is de basis van de heiliging van het werk het besef van onze goddelijke verwantschap, het bewustzijn dat “Christus mens wil worden in onze bezigheden.”[12]
Deze christelijke visie op de betekenis van arbeid wordt samengevat in de volgende woorden van de heilige Jozefmaria: “Werk hoort noodzakelijk bij het leven van de mens. Het brengt inspanning, vermoeidheid en uitputting met zich mee, vormen van lijden en strijden die horen bij het menselijk bestaan, en die een teken zijn van de realiteit van de zonde en van de noodzaak van de verlossing. Maar op zichzelf is werken geen vloek of straf. Wie zo redeneert heeft de heilige Schrift niet goed gelezen.”
Werk wordt geheiligd als het uit liefde voor God wordt gedaan.
“Werk, ieder werk, getuigt van de waardigheid van de mens en van zijn heerschappij over de schepping. Juist op dat terrein ontwikkelen we onze persoonlijkheid. Het werk schept een band met andere mensen, het is een inkomstenbron voor het gezin, het is een middel om bij te dragen aan de verbetering van de maatschappij waarin we leven en aan de vooruitgang van de hele mensheid.”
“Voor een christen worden deze perspectieven nog wijder en grootser, want voor hem betekent werken dat hij deelneemt aan het scheppingswerk van God...Omdat Christus gewerkt heeft is de arbeid voor ons bovendien een verloste en verlossende realiteit. Het werk is niet alleen de leefwereld van de mens, maar ook een middel, een weg naar de heiligheid, iets dat geheiligd kan worden en heilig maakt.”[13]
Het werk heiligen
Een bekend gezegde van de heilige Jozefmaria brengt ons tot de kern van het prachtige panorama van heiligheid en apostolaat in de uitoefening van ons beroep: “Heilig worden betekent voor veruit de meeste mensen hun eigen werk te heiligen, zichzelf en de anderen door het werk te heiligen.”[14]
Dit zijn drie onafscheidelijke aspecten van een en dezelfde werkelijkheid. Het eerste is het heiligen, het heilig maken van een specifieke taak, de activiteit van het werken.[15] Werk heiligen is die specifieke activiteit heiligen, de activiteit van degene die werkt heilig maken.
Hier hangen de andere twee aspecten van af, aangezien werk dat geheiligd wordt ook heiligend is: het heiligt degene die werkt en het is een middel om anderen te heiligen en om de samenleving te doordringen van een christelijke geest. Het is dus de moeite waard om even stil te staan bij dit eerste punt: wat betekent het om beroepsmatig werk te heiligen?
Elke handeling van ons is heilig wanneer het een handeling is van liefde voor God en voor anderen, omwille van Hem. Dat wil zeggen, als het een daad is van bovennatuurlijke liefde, van naastenliefde, die in deze wereld geloof en hoop vooronderstelt. Zo'n daad is heilig omdat naastenliefde een deelname is aan de oneindige Liefde, namelijk de heilige Geest,[16] de bestendige Liefde tussen de Vader en de Zoon. Daarom is een daad van naastenliefde een deelhebben aan het bovennatuurlijke Leven van de allerheiligste Drie-eenheid, een deelnemen in de heiligheid van God.
In het geval van beroepsmatig werk, of het nu gaat om het bewerken van een landbouwgebied, wetenschappelijk onderzoek, het verlenen van diensten, enzovoort, moet het, om menselijk goed en te heiligen zijn, een oefening zijn in de menselijke deugden. Maar dat is niet voldoende om het heilig te maken.
Werk is werkelijk geheiligd als het gedaan wordt uit liefde voor God, om Hem eer te geven (en dus zoals God het wil, zijn wil te vervullen, wat het beoefenen van de christelijke deugden, geïnspireerd door naastenliefde, met zich meebrengt) om het aan God aan te bieden in vereniging met Christus: “Door Hem, met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer, God Almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in de eeuwigheid.”[17]
“Leg een bovennatuurlijk motief in de uitoefening van je beroep en je zult je werk geheiligd hebben.”[18] Deze paar woorden van de heilige Jozefmaria bieden ons de sleutel tot de heiliging van ons werk. Het werken, deze menselijke activiteit, wordt geheiligd wanneer het wordt uitgevoerd met een bovennatuurlijk motief.
Liefde voor God maakt kleine dingen groot.
Het gaat er dus niet om dat het het ‘gewenste resultaat oplevert’, maar dat we werken uit liefde voor God. Want God kijkt naar het hart.[19] Wat doorslaggevend is, is dat men een bovennatuurlijk motief heeft, het uiteindelijke doel: de oprechtheid van intentie in iemands wil om te werken uit liefde voor God en om anderen te dienen voor God. “Zo wordt het werk verheven tot het bovennatuurlijke niveau van de genade, het wordt geheiligd en het verandert in het werk van God, in operatio Dei, in opus Dei.”[20]
Een bovennatuurlijk motief
Ons bovennatuurlijk motief is oprecht als het onze manier van werken effectief en radicaal beïnvloedt, waardoor we onze taak met perfectie voltooien, zoals God het wil: binnen onze persoonlijke beperkingen, waar Hij altijd rekening mee houdt.
Een bovennatuurlijk motief dat arbeid heilig maakt is niet zomaar iets dat aan professioneel werk wordt toegevoegd. Het is eerder de liefde tot God en de liefde tot anderen omwille van God, die de activiteit zelf radicaal beïnvloedt. Het leidt ons ertoe om ons werk goed te doen, met bekwaamheid en perfectie, want “Wij kunnen de Heer alleen maar iets aanbieden dat — binnen onze povere menselijke begrenzingen — volmaakt is, zonder smet, met zorg gerealiseerd tot in de kleinste details. God aanvaardt geen klungelwerk. Gij zult niets offeren met een gebrek, vermaant ons de Heilige Schrift, dan schept Jahwe geen behagen in u (Lev 22, 20). Daarom zal ieders werk, de arbeid die op onze dagen en energie beslag legt, een offergave moeten zijn die de Schepper waardig is, operatio Dei, werk van God en werk voor God: kortom, een taak die af is, smetteloos.”[21]
Waar het echt om gaat is niet dat het 'goed uitpakt', maar dat we uit liefde voor God werken. God kijkt naar het hart.
Een ‘goed voornemen’ dat er niet toe leidt dat iemand zijn best doet zou noch een goed voornemen noch een daad van liefde voor God zijn. Het zou een ineffectief en hol voornemen zijn, een zwak verlangen dat niet in staat is om het obstakel van luiheid of comfort te overwinnen. Ware liefde wordt getoond doorheen je werkzaamheden.
Werken met een bovennatuurlijk motief is geen kwestie van eenvoudig iets heiligs toevoegen aan de activiteit van het werken. Om werk te heiligen is het niet voldoende om te bidden terwijl men werkt, hoewel dit een teken is – wanneer de mogelijk zich voordoet – dat men uit liefde voor God werkt en het is een middel om in die liefde te groeien.
Om een bovennatuurlijk motief te hebben en je werk te heiligen is het essentieel om op de een of andere manier de aanwezigheid van God te zoeken, vaak geconcretiseerd in daden van liefde en schietgebeden. Soms houdt dit het benutten van pauzes en kleine onderbrekingen in, of andere soortgelijke omstandigheden die horen bij het werkritme, en het gebruik van ‘menselijke hulpmiddelen’.
Het is echter de moeite waard om te benadrukken dat dit op zichzelf niet genoeg is, omdat het heilig maken van werk niet een kwestie is van iets heiligs doen terwijl men werkt. Het gaat er veeleer om het werk zelf te heiligen door een bovennatuurlijk motief te hebben dat de activiteit vormgeeft en zo diepgaand beïnvloedt waardoor het verandert in een daad van geloof, hoop en liefde, en ons werk verandert in gebed.
Werk heiligen is niet een kwestie van iets heiligs doen terwijl men werkt. Het gaat er veeleer om het werk zelf te heiligen door een bovennatuurlijk motief te hebben.
Een ander belangrijk gevolg van het feit dat de kern van het heiligen van iemands werk in een bovennatuurlijk motief ligt, is dat al het beroepsmatige werk geheiligd kan worden. Of het nu uitzonderlijk is in menselijke ogen of heel bescheiden, omdat het heiligen van werk afhangt van de liefde voor God waarmee het gedaan wordt. Je hoeft alleen maar te denken aan het werk van Jezus, Maria en Jozef in Nazareth, die gewone dagelijkse taken uitvoerden zoals miljoenen andere mensen, maar dat deden met de grootst mogelijke liefde.
“De waardigheid van arbeid hangt niet zozeer af van wat er gedaan wordt, maar van degene die het doet, van de menselijke persoon, die een geestelijk, intelligent en vrij wezen is.”[22] De waarde van werk hangt af van zijn goedheid als een geestelijke en vrije handeling; ontsprongen uit een liefde die haar doel kan kiezen, wat de kenmerkende daad van vrijheid is.
“Maar we mogen niet vergeten dat de waardigheid van de arbeid gebaseerd is op de Liefde. Het grote voorrecht van de mens is dat hij kan liefhebben en boven het kortstondige en voorbijgaande kan uitstijgen. Hij kan andere schepselen beminnen en een “jij” en een “ik” uitspreken dat vol inhoud is. En hij kan God beminnen die de deur van de hemel voor ons opendoet, ons in zijn gezin opneemt en ons in staat stelt om ook met Hem vertrouwelijk te spreken, van aangezicht tot aangezicht. Daarom mag de mens zich niet beperken tot het maken van dingen, tot produceren. Het werk vloeit voort uit liefde, is een uiting van liefde en gericht op liefde.”[23]
Liefde voor God maakt kleine dingen groot: kleine details van orde, stiptheid, dienstbaarheid en hartelijkheid, die bijdragen aan de perfectie van het werk. “Doe alles uit liefde. – Dan zijn er geen kleine dingen: alles wordt groot. – De volharding in de kleine dingen, uit liefde, is heldhaftigheid.”[24]
Iemand die zich realiseert dat de heiligende waarde van werk in essentie afhangt van de liefde voor God waarmee het wordt gedaan en niet van het sociale en menselijke prestige ervan, zal veel oog hebben voor de kleine dingen, vooral die dingen die voor anderen onopgemerkt blijven en alleen door God worden gezien.
Werken uit egoïstische motieven, uit ijdelheid zoeken naar zelfbevestiging of aanzien, eigen plannen en sympathieën nastreven, of macht of geld tot hoogste doel verheffen, verhindert daarentegen radicaal dat iemands werk geheiligd wordt, omdat het betekent dat het wordt opgedragen aan de afgod van de eigenliefde.
Zelden openbaren zulke motieven zich zoals ze echt zijn; vaak zijn ze vermengd met nobele bedoelingen en zelfs bovennatuurlijke, terwijl ze verborgen blijven, zelfs voor een lange tijd, als klonten vuil in de diepte van schoon water. Het zou onverstandig zijn om ze te negeren, want op elk moment – mogelijk bij een vernedering of een professionele mislukking – kunnen ze worden aangewakkerd en iemands hele gedrag vertroebelen. Het is belangrijk om deze zelfzuchtige motieven op te sporen, ze oprecht te erkennen en ze te bestrijden door je intentie te zuiveren met gebed, opoffering, nederigheid, grootmoedige dienstbaarheid aan anderen en zorg voor kleine dingen.
Laten we vaak onze ogen richten op het werk van Jezus tijdens de jaren van zijn verborgen leven, om te leren ons dagelijks werk te heiligen. “Heer, verleen ons uw genade. Open voor ons de deur van de werkplaats in Nazareth zodat we kunnen leren van het kijken naar U, met uw Moeder, de heilige Maria, en met de heilige patriarch Jozef —die ik zozeer bemin en vereer— gedrieën toegewijd aan een leven van heilige arbeid. Onze arme harten zullen erdoor geraakt worden. We zullen U zoeken en U vinden in het dagelijks werk waarvan U wilt, dat we het omzetten in een werk van God, een werk van Liefde.”[25]
[1] Mt 13,44
[2] Christus komt langs, nr. 14.
[3] Christus komt langs, nr. 20
[4] Lumen Gentium, nrs. 31-36; Gaudium et Spes, nrs. 33-39; Apostolicam actuositatem, nrs. 1-3, 7
[5] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2427
[6] Johannes Paulus II, Homilie, 17 mei 1992. Vgl. Discours, 19 maart 1979; Discours, 12 januari 2002, 2
[7] Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 310
[8] Gn 2,15. Vgl. Gn 1,28
[9] Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2427. Vaticanum II, Past. Const. Gaudium et Spes, nrs. 34-35
[10] Vgl. Gn 3,18-19
[11] Christus komt langs, nr. 14
[12] Ibid., nr. 174
[13] Ibid., nr. 47
[14] Gesprekken, nr. 55. Vgl. Christus komt langs, nr. 45; Vrienden van God, nr. 120
[15] Vgl. Johannes Paulus II, Enc. Laborem exercens, 14 september 1981, 6
[16] Vgl. St. Thomas van Aquino, S. Th. II-II, q. 24, a.7 c
[17] Romeins Missaal, Canon van de Mis
[18] De Weg, nr. 359
[19] 1 Sam 16,7
[20] Gesprekken, nr. 10
[21] Vrienden van God, nr. 55
[22] Johannes Paulus II, toespraak, 3 juli 1986, 3
[23] Christus komt langs, nr. 48
[24] De Weg, nr. 813
[25] Vrienden van God, nr. 72