De zaligsprekingen (IV): de revolutie van de zachtmoedigen

Bij de derde zaligspreking nodigt de Heer ons uit een zachtmoedig hart te kweken, dat bereid is om met rust, nederigheid en standvastigheid met God samen te werken.

De mensen die op de berg naar de Heer luisterden, keken elkaar aan zonder een woord te zeggen: elke zaligspreking was een verrassing. De kracht van Zijn toespraak begon hen enthousiast te maken, want de Meester richtte zich tot de armen en de treurenden, mensen die tot dan toe een ondergeschikte rol hadden gespeeld in de geschiedenis van Israël.

Het waren er velen. Het was voldoende de zee van mensen te zien, die zich rond de heuvel verzamelde: ze hadden een leider nodig, een Messias om hen tot actie aan te zetten en te bevrijden van hun ellende. Met de derde zaligspreking opende Jezus voor hen opnieuw een onbekende en onverwachte horizon. Tot hun verbazing zei hij: Gezegend zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde erven.

Wie in de Nazarener een politieke leider of verzetsstrijder zocht, zou door deze woorden teleurgesteld worden. De Heer nodigde hen uit om woede met sereniteit te overwinnen, haat met vergeving, kwaadheid met zachtmoedigheid. Moesten ze dan blijven lijden? Wilde de Messias dat ze de strijd voor gerechtigheid afzwoeren?

Over welke zachtmoedigheid gaat het? Om Hem beter te begrijpen moeten we lezen wat Hij verderop in het Evangelie zegt: ‘Leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart’.[1] De zachtmoedigheid die Christus ons aanraadt, is blijkbaar een kenmerk van het hart. Het is de plaats waar onze hartstochten ontstaan en waar ze woeden. Het zijn de hartstochten die in ons leven ups en downs veroorzaken, waardoor wij tot het beste en het slechtste in staat zijn, in staat om de aarde te erven of door haar meegesleurd te worden.

De teugels van ons leven

Alexander de Grote ̶ de beroemde veldheer die in de 4de eeuw vóór Christus een heel imperium veroverde ̶ was pas 16 jaar, toen zijn vader Philippus, koning van Macedonië, hem tot hoofd van het leger aanwees. Omdat de soldaten weigerden zich te laten leiden door zo'n jonge knul, kreeg hij, om hem te vernederen, op de dag van zijn aanstelling een paard dat niemand ooit had kunnen berijden. De naam van het dier was Bucephalus. Het dier was één brok energie: wat zou hij in de strijd geweldig van pas komen! Helaas was het een oncontroleerbare kracht: zodra iemand hem probeerde te bestijgen, ging Bucephalus bokken en wierp de ruiter in de lucht.

Negatieve gevoelens kunnen onze goede verlangens bederven en het is niet makkelijk on ze onder de controle te krijgen.

Soms gebeurt het dat we vol energie en verlangens zijn om grote dingen te doen, maar we zijn niet altijd in staat ons eigen karakter te beheersen. Wanneer een verantwoordelijkheid op onze schouders valt, zoals bij Bucephalus, weten we soms niet hoe we het moeten aanpakken: we willen de klus klaren, maar worden overmand door tegenzin; we proberen aardig te zijn, maar reageren meteen boos; we hebben een middag vol gepland, maar al gauw verdampen onze voornemens door tegenzin of ontmoediging...

In deze gevallen bederven negatieve gevoelens onze goede wensen en het is niet makkelijk om ze onder controle te krijgen. “Ik begrijp mijn eigen daden niet,” schreef de heilige Paulus, een beetje moe van zichzelf, “ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw.”[2]

Zodra we iets ouder worden, beginnen we meer het leven in eigen hand te nemen. Dat doen we vol hartstocht, wat ook helpt bij het overwinnen van hindernissen in het leven. Hartstochten zijn dus zeker nodig, maar het is belangrijk onze passies te leren beheersen, zodat ze onze persoonlijkheid niet op een ongecontroleerde manier gaan overheersen.

Overmatige en ongerechtvaardigde woede, tegenzin bij elke inspanning, buitensporige bezorgdheid om bepaalde spullen aan te schaffen of ongebreidelde sensualiteit duiden erop dat we onze hartstochten nog niet onder controle hebben en, net als het bij het bokken van Bucephalus, zullen die hartstochten onze goede verlangens en beste bedoelingen vroeg of laat naar de grond slingeren.

Kinderen van de Grote Koning

Bij het voelen van de eerste gewelddadige krachten van het paard, besefte de jonge Alexander de Grote het probleem: Bucephalus vreesde de schaduw van de ruiter op de grond. Het nerveuze dier boog zich voorover om zich te ontdoen van die geest, schudde zijn lichaam en tilde zijn voorbenen briesend van woede op. De berijder liet zich echter, tot verbazing van al zijn mannen, niet afwerpen.

Hoe kunnen we onze hartstochten de goede kant op sturen? Door ons te laten leiden door een ruiter die, zoals Alexander, de rust bewaart op het moment van beproeving.

Hoe kunnen we onze hartstochten de goede kant op sturen? Door ons te laten leiden door een ruiter, die zoals Alexander, de rust bewaart op het moment van de beproeving. De zoon van Phillipus wist dat hij dat temperament nodig had om een groot keizer te worden. Ook wij hebben iets waardevols ontdekt, waar wij ons leven aan willen wijden, een helder doel dat richting geeft aan de verlangens van onze wil: discipel zijn van de Heer door de omgeving waarin we leven te verbeteren en daarna de Hemel te bereiken.

Zoals Alexander zijn ook wij kinderen van een koning, kinderen van God, en dat kunnen we laten zien als wij onze hartstochten goed weten te gebruiken. "Kinderen... Wat doen ze niet hun best om zich in het bijzijn van hun ouders goed te gedragen! En kinderen van koningen, in het bijzijn van hun vader, de koning, hoe doen ze niet hun best om de koninklijke waardigheid te bewaren! En jij... weet jij niet dat je altijd in tegenwoordigheid bent van de grote Koning, God, je Vader?”[3]

We zijn geroepen om Gods koninkrijk te erven, om deze wereld te veranderen en voor eeuwig te leven. Zijn dit niet voldoende redenen om alle energie die God ons heeft gegeven aan deze idealen te besteden, in plaats van onze hoogmoed ermee te voeden of ze te verspillen aan grillen van korte duur?

"Wees een rebel"

Ooit vroeg een jongeman aan de heilige Jozefmaria: "Vader, was u een rebel toen u jong was?” “Oh ja," antwoordde de heilige. “Toen ik jong was, was ik een rebel en nog steeds ben ik een rebel. Omdat ik geen zin heb om mee te doen met het oeverloze geprotesteer, zonder ook maar één oplossing aan te dragen. En ik heb geen zin in een chaotisch leven. Tegen dat alles kom ik in opstand! Ik wil een kind van God zijn, God eren, me gedragen als een mens die weet heeft van zijn eeuwige bestemming en die door het leven gaat door al het goede te doen wat hij kan: begrijpen, verontschuldigen, vergeven, samenleven... dat is mijn rebellie! In die zin ben ik opstandiger dan wie ook. Wees opstandig, daar is niks mis mee…”[4]

Zachtmoedig zijn betekent niet dat je je apathisch of passief opstelt en doet wat anderen je zeggen. Dat gedrag past meer bij angsthazen, zwakke instrumenten, waar de Heer nauwelijks op kan steunen.

Zachtmoedig zijn betekent niet dat je je apathisch of passief opstelt en doet wat anderen je zeggen; dat gedrag past meer bij angsthazen, zwakke instrumenten waar de Heer weinig op kan steunen. De zachtmoedige is eerder een rebel die zijn krachten weet te gebruiken en die in staat is tot het nemen van stevige beslissingen wanneer die nodig zijn voor verandering, zoals de Heer heeft laten zien toen hij de kooplieden uit de Tempel verdreef.

De zachtmoedigheid kan zich zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant uiten. Zachtmoedigheid in ons gedrag tempert ons karakter, we gaan de discussie aan waar nodig, met respect voor wie anders denkt. We doen het zonder stemverheffing of gebruik van kwetsende woorden, met respect voor het gezag van ouders en leerkrachten, ook al leggen ze ons beperkingen op, waarvan we het nut niet helemaal zien, en we houden ons aan de basiswetten en regels van onze maatschappij, uit respect voor onszelf en de anderen.

Ook innerlijk is de zachtmoedigheid noodzakelijk. Voorbeelden hiervan zijn: raad van dierbaren accepteren ̶ wat niet altijd betekent dat we het meteen begrijpen ̶ , anderen niet aanvallen in onze verbeelding, altijd vergeven, elke vorm van wraak verwerpen die de ziel aantast, geen bijbedoelingen zoeken in handelingen of woorden van de naaste, Gods wil accepteren als buiten ons om, onze plannen worden gedwarsboomd.

Paus Franciscus zegt dat "zachtmoedigheid de deugd is van de sterken"[5], want wie meester is van zichzelf heeft een groot hart, kan tegenslagen relativeren, de eigen gebreken accepteren en weet zich altijd ten dienste te stellen van anderen, "want wie niet wil leven om van nut te zijn, is niet nuttig voor het leven."[6] Daarom zullen de zachtmoedigen zonder onderbrekingen vechten tegen de trots: die leugenaar die zijn eigen tekortkomingen verbergt en het valse idee propageert dat je je niet ‘door anderen moet laten gebruiken’.

Kijkend naar de zon

Alexander de Grote slaagde er met grote moeite in om op het dier te blijven zitten en liet het, door het te laten draaien, richting de zon kijken, zodat Bucephalus zijn eigen schaduw niet meer zag. Een paar seconden van gespannen verwachting volgden, totdat de ruiter en zijn paard aan elkaar gewend waren, elkaar leuk vonden en elkaar in staat zagen tot grote avonturen. Vanaf dat moment spendeerde dat paard al zijn energie op de slagvelden en begeleidde het de veroveraar bij zijn herhaaldelijke overwinningen.

Jezus overwon met zachtmoedigheid: terwijl Hij door Jeruzalem liep en het kruis op zijn schouders droeg – zoals een lastdier dat aan zijn ploeg trekt –, liet Hij voren achter waar ontelbare zaadjes tot leven zouden gaan komen.

Als wij Hem navolgen, met onze blik gericht op de Zon, dan kunnen we de zin ontdekken van die wonderlijke energie die verborgen ligt in onze hartstochten. We kunnen op een duurzame en kalme manier voor het erfdeel dat God ons toevertrouwt zorgen. "Als je gehoor geeft aan de oproep van God, zal jouw leven – jouw onbeduidend leven! – in de geschiedenis van de mensheid een diepe en brede voor achterlaten; een schitterende en vruchtbare, eeuwige en goddelijke voor.[7]

Juan Narbona / Javier Bordonaba


Vragen bij het persoonlijk gebed

  • Ben ik driftig tegen anderen? Kwets ik met mijn luimen de mensen om me heen? Geef ik ze de schuld van alles wat er fout gaat? Neem ik met kalmte de verantwoording voor mijn aandeel?
  • Kan ik vergeven? Vermijd ik negatieve oordelen over anderen? Span ik me in het bijzonder in voor mensen die mij minder liggen?
  • Luister ik naar anderen? Als ze me op fouten wijzen, accepteer ik dat met eenvoud of blijf ik vanuit een gekwetste trots rond die terechtwijzing draaien?
  • Ben ik zachtaardig naar God toe of meen ik alles al te weten? Ben ik constant in mijn christelijke vorming?
  • Vlucht ik weg van de apathie? Vraag ik God om hulp ‘als alles me onverschillig laat’? Vraag ik Hem me te helpen mijn gebreken te zien en de behoeften van anderen te ontdekken?

[1] Mt 11, 29.

[2] Rom 7,15.

[3] Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 265.

[4] Heilige Jozefmaria, Ontmoeting met jongeren in Peru, 13 juli 1974.

[5] Paus Franciscus, Brief aan de journalist Alfredo Leuco, 15 april 2015.

[6] Paus Franciscus, Homilie in Havana, Cuba, 20 september 2015.

[7] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 59.