De zaligsprekingen (II): verrijkt worden door het beleven van de armoede

Het tweede hoofdartikel over de zaligsprekingen, dat vooral gericht is tot jongeren, gaat in op de raad van de Heer: "Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.”

Het moet een indrukwekkend zicht vanuit de top van de berg zijn geweest: honderden mensen waren naar Galilea gekomen om deze nieuwe profeet te ontmoeten waarover zoveel gesproken werd en die, zo leek het, wonderlijke dingen predikte. De Heer zag hen geleidelijk de heuvel opklimmen en toen het eindelijk stil werd, sprak Hij met krachtige stem: "Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.”[1]

De armen? Onder zijn gehoor waren veel armen. Ze waren gekomen omdat ze armoe leden en zij beseften hoe weinig benijdenswaardig hun situatie was. Gods wens is het dat mensen voldoende te eten hebben, een veilige plek hebben om te wonen en beschikken over basisvoorzieningen. De Heer laat hier echter zien dat er een vorm van armoede bestaat die het waard is gezocht te worden.

De ‘armoede van de geest’ lijkt een noodzakelijke voorwaarde voor de verwerkelijking van de andere zaligheden. Het is dan ook geen toeval dat de Heer de armoede van geest aan het begin van zijn bergrede zet, zodat ze kan dienen als een stevige basis voor de opbouw van een groots en mooi leven. Maar wat betekent het precies om arm van geest te zijn?

God kan alleen maar schenken

Bij een andere gelegenheid liep Jezus door een stad, terwijl iedereen bij Hem wilde komen. De apostelen baanden voor Hem een weg door de menigte, die naar buiten was gekomen, om de beroemde rabbijn te ontmoeten. Onder die enthousiastelingen bevond zich een vrouw die met al haar kracht trachtte de Heer te bereiken. De menigte duwde haar alle kanten op. Zoals we weten, was ze zwak en ziek, doordat ze reeds jaren leed aan bloedvloeiingen en al haar geld had uitgegeven aan artsen die haar niet hadden kunnen genezen. Ziek en zonder geld ziet zij in Jezus haar laatste hoop.

Waarschijnlijk had die vrouw, voordat ze de Heer gezien had, haar ziekte in Gods handen gelegd. Het leek wel een gebedsverhoring dat de Messias die dag door haar stad liep. Ze was ervan overtuigd dat Hij de oplossing zou brengen, die ze zo graag wenste. Door op God te vertrouwen (een uitgebreide redevoering had zij niet nodig), slaagde zij erin om de genezende kracht aan de Meester te onttrekken en zij genas van haar kwalen.

De persoon die arm is van geest, vertrouwt volledig op God, omdat hij inziet dat God alleen maar kan schenken. En als wij denken dat God iets van ons wegneemt, dan is dat om ruimte te maken, zodat hij ons nog meer kan schenken.

Deze vrouw beleefde op voorbeeldige wijze de armoede van geest, omdat ze volledig in de Heer geloofde. Ze was arm en ze wist dat ze niets meer te geven had. Alles wat zij nodig had, moest haar geschonken worden. Wie arm is van geest is net als zij degene die God volledig vertrouwt, omdat hij inziet dat God alleen maar kan schenken. En als wij denken dat God iets van ons wegneemt, dan is dat om ruimte te maken, zodat Hij ons nóg meer kan schenken. Zou deze vrouw met evenveel kracht hebben gestreden om God aan te raken, als ze niet in al het andere het vertrouwen had verloren? Ik denk het niet. Het is daarom de moeite waard om, als de armoede zich aandient, of als wij het zelf nastreven, alles te willen verliezen om te winnen wat echt de moeite waard is, dat wil zeggen om arm te worden zodat God ons rijk maakt. Daarom is de volgende vraag: waar moet ik van afzien om arm te zijn?

Minder is meer

Er wordt gezegd dat keizer Heraclius in de 7de eeuw oorlog voerde tegen de Perzen, om het kruis van de Heer op te halen, dat zijn vijanden uit Jeruzalem hadden gestolen en in een paleis in de buurt van Bagdad bewaakten. In 630, na vijftien jaar strijd, slaagde het Byzantijnse leger erin het kruis te terug te winnen, waarna de keizer triomfantelijk naar de Heilige Stad terugkeerde, aan het hoofd van zijn troepen.

Heraclius wilde zelf het kruis dragen toen hij Jeruzalem binnenkwam, maar terwijl hij het relikwie oppakte, werd het erg zwaar. Tot de verrassing van zijn soldaten kreeg de keizer, die in duizend veldslagen had gevochten, het niet voor elkaar om, gezeten op zijn paard, een stuk hout te dragen. In verlegenheid gebracht, stapte hij af om het te voet te dragen, maar zelfs toen kwam hij niet vooruit. Om al zijn krachten op het kruis te concentreren, ontdeed hij zich beetje bij beetje van andere lasten: zijn kroon, zijn koninklijke mantel, zijn borstschild, zijn zwaard en zijn schild... Uiteindelijk, toen hij alleen nog zijn onderkleed droeg, lukte het hem het kruis op te tillen. Het was toen – ontbloot van alle keizerlijke decoraties - dat het beeld van de keizer de herinnering opriep aan Christus die, zes eeuwen eerder, het kruis door diezelfde straten had gedragen.

Sluipenderwijs scheppen we steeds nieuwe behoeften: We moeten de volgende aflevering van onze favoriete serie kijken, we zetten altijd muziek op als we alleen willen zijn, we moeten naar onze WhatsApp-berichten kijken …

Zoals het Heraclius overkwam, zal armoede ook ons in staat stellen om op Jezus te lijken en in zijn voetsporen te treden. Geld of bezittingen kunnen daarentegen een groot obstakel vormen, omdat ze Gods ruimte innemen en de ziel rusteloos maken. Niet het bezitten van goederen is slecht, maar het overdreven belang dat we eraan hechten en ons humeur dat er van afhangt.

We hoeven onszelf maar te onderzoeken, om te beseffen dat we sluipenderwijs steeds nieuwe behoeften scheppen: we moeten de volgende aflevering van onze favoriete serie kijken; we zetten altijd muziek op als we allen zijn; we moeten nieuwe kleding hebben, merkkleding uiteraard; we moeten de nieuwste smartphone hebben, we moeten om de haverklap de koelkast plunderen, we moeten social media bijhouden... En als dit niet lukt, worden we rusteloos, omdat we ons geluk ontlenen aan de vervulling van deze ‘essentiële’ behoeften.

Ook hebben we allemaal ervaren hoe bevredigend het is om nieuwe dingen te kopen. Een nieuw videospel, een nieuw liedje of een nieuw T-shirt kan een slechte dag goed maken. Soms lijkt het alsof het geld in onze zakken brandt. Uitgeven is geen slechte zaak, maar we moeten oppassen dat het niet het enige redmiddel wordt om gelukkig te kunnen blijven.

We moeten nog krachtiger in actie komen als we pepmiddelen (lichte drugs of alcohol) nodig hebben om positieve emoties te voelen. Of we ze nu voor de lol gebruiken of uit pure nieuwsgierigheid, het is duidelijk een zwaktebod van een geest, die middelen nodig heeft om zich prettig te voelen. Zo iemand ziet ervan af zijn persoonlijke talenten in te zetten om zich te ontwikkelen en plezier te maken.

Soms is het een goede oefening om afstand te nemen van een ogenschijnlijk essentiële behoefte, om de armoede te ervaren en niet overdreven afhankelijk te zijn van wat misschien te belangrijk is geworden in ons leven. Sommigen brengen dagelijks twee of drie offertjes om de wil fit (een vrije en snelle wil) te houden. Als we dat proberen en het lukt ons niet, dan is dat een teken dat we zo snel mogelijk onze vrijheid moeten herwinnen. Jozefmaria's advies zal altijd nuttig blijven: "Niet vergeten: hij die het minst nodig heeft, heeft het meest. - Schep je geen behoeften.”[2]

"Verkoop alles wat je hebt, geef het aan de armen, kom dan en volg mij,"[3] dat is de voorwaarde die de Heer heeft gesteld aan de rijke jongeling die had gevraagd hem te mogen volgen. Hij was een goed mens - ‘hij leefde volgens de geboden’, wat al veel is - maar hij was niet vrij. Alles wat hij bezat, hield hem als aan een ketting vastgebonden en verhinderde hem de beste kans te grijpen, die hij ooit in zijn leven had gehad. Hij was niet in staat om Jezus te zien en de grootsheid van het gedane voorstel op waarde te schatten. Als de evangeliën ons over deze episode vertellen, is dat omdat de Heer ons hetzelfde aanbod doet... en we lopen het risico hetzelfde antwoord te geven.

Struisvogels, egels en maskers

Er is nog een andere armoede, die misschien wel belangrijker is: de innerlijke armoede, de nederigheid van iemand die zichzelf goed kent en weet dat hij - zonder God - heel weinig waard is. De persoon die daarentegen zeer zeker is van zichzelf en van niemand hulp aanneemt, is vergelijkbaar met veel van de Schriftgeleerden en Farizeeërs die Jezus moest trotseren. Ze hadden overal een antwoord op, vroegen hem nooit om hulp, stelden geen vragen vanuit oprechte interesse, noch erkenden de eigen twijfels of zwaktes.

God kan alleen maar schenken, zeiden we al eerder, maar we moeten bereid zijn om te ontvangen. Soms klampen wij ons vast aan onze mening, zijn we koppig, willen we niet toegeven of nederig erkennen dat we het mis hebben. De Heer helpt wie er voor open staat door Hem verrast worden. Het is echter verstandig om advies te vragen, te luisteren en suggesties te aanvaarden van degenen die ons willen helpen. "Je moet er niet onder lijden wanneer men je fouten ziet (...) Voor de rest mogen ze gerust weten wie je bent en je verachten. - Je moet er niet over treuren dat je niets bent. Op die manier ziet Jezus zich genoodzaakt alles in je op te bouwen,"[4] adviseerde de heilige Jozefmaria. God Zelf zal ons helpen als we de sacramenten naderen of het Woord van God lezen, ook al denken we dat dit niet is wat we op dit moment in ons leven nodig hebben.

Het verhaal gaat dat struisvogels hun hoofd in de grond steken als ze gevaar zien (dit klopt niet). Zoiets kan ons overkomen als we voelen dat iets in ons leven niet lukt, bijvoorbeeld als we ons realiseren dat we moeite hebben om vrienden te maken of dat we onze passies niet de baas zijn of vreselijk bang zijn om te falen; uitgelachen of alleen gelaten te worden... Wie niet arm is van geest, ziet de waarheid liever niet onder ogen en probeert het probleem te verbergen of mooier te maken dan het is. Hij weigert te zien en sluit zich op in zichzelf (zoals een egel die zich bij gevaar oprolt met de stekels aan de buitenkant) door zich stil te houden of de ander aan te vallen (bijvoorbeeld door kritiek te leveren) zodat zijn gebrek niet wordt opgemerkt.

Wie niet nederig is, zal snel merken dat zijn leven een complex doolhof is geworden. En de beste manier om uit doolhoven te ontsnappen, is te vliegen.

Wie zijn fouten niet onder ogen ziet, moet een masker dragen om anderen te laten geloven dat hij een opgeruimd persoon is (zorgeloos, altijd gelukkig, zelfverzekerd...). Op de lange termijn wordt zijn leven een theater, een voorstelling. Vroeg of laat zal hij zich afvragen: wie ben ik werkelijk, wat geloof ik, houden mijn vrienden van mij of van het personage dat ze denken dat ik ben? "Heer", bad de heilige Jozefmaria, "geef dat ik besluit door boete, het trieste masker af te rukken, dat ik mij door mijn zonden heb opgezet..."[5]

Wie niet nederig is, zal al snel merken dat zijn leven een complex doolhof is geworden. En de beste en soms enige manier om uit doolhoven te ontsnappen is door te vliegen: laten we opstijgen tot God via ons gebed en Hij zal ons helpen om oprecht en nederig te zijn. Iemand die arm van geest is, voelt zich niet vernederd als hij zijn zwakheden erkent en om hulp vraagt in de sacramenten of aan een geestelijk leidsman. Zo kunnen we ongeveinsd door het leven gaan en ons ware gelaat tonen, met vreugde en optimisme.

"Wiens hart vrij en onthecht is van de wereldse dingen," zei de Paus, "wordt 'verwacht' in het Koninkrijk der Hemelen.[6] Materiële armoede en innerlijke armoede: alleen op deze manier zullen we in staat zijn om aandachtig te blijven luisteren naar onze Heer - zonder andere afleidingen of zorgen – samen met de apostelen op de berg van Galilea. Arm van geest, vrij van consumptiedrang en trots, zullen we ons onvoorwaardelijk kunnen openstellen voor het geluk dat de andere zaligheden ons beloven.


Vragen voor persoonlijk gebed

  • Kan ik sommige uitgaven stoppen? Blijft het geld voor korte tijd in mijn zak? Geef ik aalmoezen voor zover ik kan?
  • Waarin zoek ik mijn zekerheid? In materiële zaken (kleding, elektronica, dure plannen)? In het beeld dat anderen van mij hebben? Of in de omgang met God en in ware vriendschap? Maak ik mij veel zorgen om wat anderen van mij denken?
  • Verleng ik de levensduur van de dingen die ik gebruik (kleren, telefoon...) of moet ik ze om de paar jaar vervangen? Heb ik de dingen die mijn vrienden bezitten plotseling ook nodig?
  • Heb ik me voorgenomen om elke dag twee of drie kleine offers te brengen, die me helpen niet afhankelijk te worden van dingen die niet essentieel zijn (bijv. gebruik van mobiele telefoon, TV, lift...)?
  • Laat ik me kennen zoals ik ben? Raak ik ontstemd, als ik een opmerking krijg? Wanneer heb ik voor het laatst excuses aangeboden? Heb ik de goede gewoonte om advies te vragen?

J. Narbona / J. Bordonaba


[1] Mt 5, 3.

[2] Heilige Jozefmaría, De Weg, nr. 630.

[3] Mt 19, 20.

[4] Heilige Jozefmaría, De Weg, nr. 596.

[5] Heilige Jozefmaría, De Kruisweg, statie VI.

[6] Paus Franciscus, homilie, 1 november 2015.