De anderen zijn de onzen (II)

“Om iemand geven is niet alleen het helen van een wondje, maar het kijken naar de hele persoon, met het oog op zijn of haar welzijn, zowel in deze wereld als in de volgende”. Dit is het tweede artikel over de broederlijke vermaning.

Zo kwam Hij bij de Samaritaanse stad Sichar, die in de buurt ligt van het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven. (Joh 4:5). Die reis en die ontmoeting in het bijzonder waren door Jezus zorgvuldig gepland. Hij wilde dat zijn eigen dorst en die van de Samaritaanse vrouw bij de bron bij elkaar kwamen. Het is een tafereel dat geschikt is voor een geschenk: alles verwijst naar iets dat aangeboden wordt: de natuur, de waterput, het water. Maar Jezus is op zoek naar de grootste gift: Hij wil de vreugde en de vrede van een uit de eeuwigheid uitverkoren ziel, hoewel deze zich de laatste tijd misschien wat van Gods hart heeft verwijderd.

Nabijheid is de manier waarop God handelt

De Heilige Jozefmaria zei gewoonlijk dat de liefde “meer dan uit het ‘geven’, bestaat uit het “begrijpen”[1]; uit het op je nemen van de problemen en moeilijkheden van anderen. Als we dat nastreven, zijn mensen en hun moeilijkheden niet vreemd voor ons, maar worden ze deel van onszelf. Christus besteedde geen aandacht aan de moeite die het Hem kostte om de Samaritaanse vrouw te ontmoeten. Iedereen die verantwoordelijkheid voor een andere persoon op zich neemt, herkent het geschenk dat iedereen is, die daarin het beeld van God ziet en de oneindige liefde van onze Heer voor iedere ziel. Iedere persoon is een geschenk voor degenen die hem nabij zijn – een ontdekking die de eerste stap is om in staat te zijn elkaar te helpen. Jezus herkent het geschenk van het leven van de Samaritaanse vrouw. Dat is waarom Hij haar vraagt Hem te drinken te geven. Hij is dorstig naar haar liefde.

Christus gaat op weg om anderen te ontmoeten met de bedoeling ze van nabij te vergezellen. Om dit punt te benadrukken, wijst de paus op het begin van Jezus’ openbare leven, toen Hij ervoor koos om gedoopt te worden als een van de anderen, hoewel Hij dit niet nodig had. “Jezus daalt af in de rivier om zich onder te dompelen in onze manier van zijn. Inderdaad, doopsel betekent eigenlijk ‘onderdompeling’. Op de eerste dag van zijn openbare leven biedt Jezus ons dus zijn ‘programmatisch manifest’ aan. Hij vertelt ons dat Hij ons niet redt van bovenaf, met een soeverein besluit of een krachtige daad, een decreet, nee: Hij redt ons door ons te ontmoeten en onze zonden op zich te nemen. Dit is hoe God het wereldse kwaad overwint: door zichzelf te vernederen, door het voor zijn rekening te nemen. Het is ook de manier waarmee wij anderen kunnen optillen: niet door te oordelen, niet door te suggereren wat ze moeten doen, maar door dichtbij te komen, mee te voelen, Gods liefde te delen. Nabijheid is Gods manier van handelen met ons.”[2]

De stichter van het Opus Dei zei dat de “broederlijke vermaning een deel is van Gods manier om naar ons te kijken, van zijn liefhebbende Voorzienigheid.”[3] Degene die verantwoordelijkheid neemt voor zijn broeder of zuster oordeelt niet over anderen: wij proberen naar ze te kijken zoals God doet, en daarom zien we ze allemaal als een schat. We proberen ze te bewaren als iets kostbaars. “De broederlijke vermaning ontstaat uit liefde; het toont dat we de anderen steeds gelukkiger willen zien.”[4] Dit verlangen naar hun geluk leidt ons ertoe bij hun leven betrokken te raken met het grootste respect voor hun vrijheid, want alleen dan is liefde waarachtig. Het helpen van onze broeder of zuster op het pad naar heiligheid betekent over hen waken, wachtend tot God in hun ziel gaat werken, eerder dan een koele manier van ‘toezicht houden’. “’Toezicht houden’ verwijst meer naar de zorg voor de leer en gewoonten, terwijl ‘waken over’ inhoudt ‘ervoor zorgen dat het hart van de andere persoon beschikt over zout en licht’. Bewaken betekent oplettend zijn om te waarschuwen voor een dreigend gevaar, terwijl waakzaam zijn spreekt van helpen, met geduld, bij de processen waarmee de Heer de redding van zijn volk bewerkstelligt.”[5]

De harten van mensen doen ertoe

Wanneer je iemand broederlijk vermaant, moet je de gebreken van je broeders beminnen,”[6] zei de heilige Jozefmaria. Om iemand geven is niet alleen het helen van een wondje, maar het kijken naar de hele persoon, met het oog op hun welzijn zowel in deze wereld als in de volgende. Want het is in het hart van een mens waar goede of slechte daden worden gesmeed (vgl. Mt 15:19). Onze belangrijkste zorg zou moeten uitgaan naar het hart van een mens, eerder dan naar kleine details die vaak een deel zijn van een ieders manier van leven. Wie ook maar anderen wil helpen, blijft niet steken in uiterlijkheden, die geïsoleerd van de hele persoon worden bekeken. We moeten gebeurtenissen dus eerder beoordelen tegen het licht van het verlangen naar heiligheid van de andere persoon, “en daarbij de sandalen van onze voeten nemen” want wij “staan op heilige grond” (vgl. Ex 3:5). Een broederlijke vermaning drukt op een bepaalde manier de houding uit van iemand die anderen wil helpen ontdekken wat de gaven zijn die God ons wil geven bij de duizend en een dagelijkse gevechten in ieders leven: Als u de gave van God kende (Joh 4:10). Alle broederlijke hulp zou op deze manier aangeboden moeten worden, als een lens om de gave te ontdekken die in iedere strijd verborgen zit. Bij het geven van een broederlijke vermaning zouden we iemand moeten zijn die zachtmoedig waakt over de heiligheid van anderen; niet iemand die bewaakt dat anderen “bepaalde doelstellingen halen die we onszelf hebben opgelegd.”[7]

Jezus, bijvoorbeeld, blijft niet steken in bijzaken van het leven van de Samaritaanse vrouw. Hij gaat recht naar de kern van de pijn van deze geliefde ziel. Door zijn gesprek brengt Hij haar naar een waarheid waarover zij zich niet langer schaamt. En zij keert terug naar het dorp en vertelt iedereen hoe zij zich bevrijd voelde: Kom eens kijken, daar is iemand die mij wist te vertellen wat ik allemaal gedaan heb. Zou Hij soms de Messias zijn? (Joh 4:29)

Jezus leert ons dat Gods blik geheel inclusief is, dat Hij zowel degenen omarmt die klaarblijkelijk onbetekenend zijn als ook zij die spiritueel groot en belangrijk zijn. Hij is geduldig, en ziet alles als een deel van het totale leven van een persoon. “In een wereld die is vervuld van individualisme, is het essentieel om het belang van de broederlijke vermaning te herontdekken, zodat we allen samen de weg naar heiligheid kunnen gaan … Het is dan een grote verdienste om anderen te helpen en anderen ons te laten helpen, zodat we open kunnen staan voor de hele waarheid over onszelf, onze levens kunnen verbeteren en juister de wegen van de Heer kunnen bewandelen. Er zal altijd behoefte zijn aan een blik die liefheeft en berispt, die weet en begrijpt, die onderscheidt en vergeeft (cf. Lk 22:61), zoals God heeft gedaan en zal blijven doen met ieder van ons.”[8] Deze blik richt zich niet op kleine punten van weinig belang; wij maken deze niet groter dan ze zijn. Eerder is het een blik vervuld van hoop, gericht op grote vergezichten. En aangezien we een uitgesproken wens van Jezus vervullen, proberen wij te handelen zoals Hij zou doen: Als je broeder je iets misdaan heeft, moet je hem dat onder vier ogen zeggen. Als hij naar je luistert, heb je je broeder gewonnen. (Mt 18:15)

Door de broederlijke vermaning helpen wij een broer of zus bij hun oprechte dagelijkse strijd om heiligheid. Het is geen poging om alles te verbeteren, aangezien God aan het werk is in de ziel van iedere persoon, maar juist het tegenovergestelde: een bevestiging dat heiligheid aansluit bij de zwakheden van iedereen. De woorden van de heilige Johannes Chrysostomus kunnen hierbij behulpzaam zijn: “Onze Heer zegt niet: beschuldig, verwijt, wees wraakzuchtig, maar verbeter.”[9] Wij laten anderen onze waardering voor hun strijd zien; wij respecteren hun gevoelens en ondersteunen hun pogingen. Met onze hulp herinneren we hen eraan dat wij ook rekenen op hun hulp aan ons. Elke broederlijke vermaning houdt een bescheiden bewondering voor een broeder of zuster in, en voor het werk van genade in hun ziel.

Vrucht van vriendschap

Het vraagt nabijheid om een omgeving te creëren waarin zulke ondersteuning mogelijk is, oprechte belangstelling, het werkelijk begaan zijn met het leven van de andere persoon. Wie broederlijke gunsten bewijst aan anderen en probeert om hen goed te leren kennen, kan een wederzijdse relatie en ware vriendschap met hen opbouwen. De broederlijke vermaning is een natuurlijke vrucht van deze aarde die met geduld is bewerkt. Bovendien, het vraagt empathie om in staat te zijn in de harten van anderen binnen te komen. Deze hulp kan niet worden gegeven van buitenaf, of van verre. Tegenwoordig worden zeer precieze chirurgische operaties uitgevoerd met instrumenten die in patiënten kunnen werken zonder de noodzaak van invasieve operaties. Op dezelfde manier probeert een broer of zus die verantwoordelijkheid neemt voor anderen de heilige plaats van hun hart te betreden, op een delicate manier, zonder hun intimiteit te verstoren.

Ook moeten we de persoon die we gaan corrigeren heel goed kennen. We hebben allemaal ons eigen temperament dat ons erg van elkaar laat verschillen. De heilige Jozefmaria zag dit als een centraal punt van de “heel verschillende eigenschappen”[10] van leden van het Opus Dei en in de Kerk. Maar we zouden niet moeten denken dat deze diversiteit aan reacties alleen is gerelateerd aan de nederigheid van degene die een broederlijke vermaning ontvangt of aan hun gevoeligheid. Voor sommigen kunnen zelfs de meest zorgvuldige woorden gemakkelijk klinken als een verwijt. Als Jezus met dergelijke mensen praat, houdt Hij ze de waarheid voor met zachtmoedigheid en zelfs prijzend. Hij doet dat bijvoorbeeld met de vrouw die zijn voeten zalft in het huis van Simon de Farizeeër (cf. Lk 7:36-50). Andere mensen daarentegen ervaren een gebrek aan belangstelling en ware genegenheid als de woorden niet volledig helder zijn. Martha had het nodig dat haar naam twee keer werd uitgesproken om te ontdekken dat ook zij “het beste deel” in haar werk zou kunnen kiezen (cf. Lk 10:38-42). Thomas had de fysieke nabijheid van onze Heer nodig om weer de trouwe apostel te zijn die zijn leven voor zijn Meester zou geven (cf. Joh 20:26-29). De goede moordenaar ontving nadat hij was gecorrigeerd een onverwacht geschenk: diezelfde namiddag zou hij met Jezus in het paradijs zijn (cf. Lk 23:39-43). De Samaritaanse vrouw zelf had tijd nodig, een langzaam en rustig gesprek, op een afgelegen plek alleen met Jezus. Geen twee personen zijn gelijk in het evangelie, en geen twee reacties zijn hetzelfde, zelfs niet in degenen die ons omringen.

“Als er iets in ons niet goed is, helpen de anderen ons met die geweldige praktijk van broederlijke vermaning, die een diepe bovennatuurlijke genegenheid en grote kracht vraagt, aangezien het soms erg moeilijk is om een broederlijke vermaning te geven. Zij wijzen ons getrouw op wat er niet goed gaat en zeggen ons waarom. Maar achter je rug om zeggen ze wat voor een grote heilige je bent, wat voor een prachtige persoon. Is dat niet schitterend, mijn kinderen? We spraken over getrouw zijn, en dit is menselijke trouw. Wij liegen niet: wij zeggen niet dat de anderen grote menselijke kwaliteiten hebben die ze niet hebben. Maar we laten nooit kritiek toe achter hun rug om. En we zeggen onaangename dingen op zo’n manier, liefdevol, dat ze deze kunnen verbeteren.”[11]

***

De heilige Jozefmaria stelde krachtig, als iemand die het zelf had ervaren, zowel passief als actief: “Wees ervan overtuigd dat als je een broederlijke vermaning geeft, je je broeder helpt om met Christus het Kruis te dragen. Het is een volledig bovennatuurlijke hulp, aangezien de broederlijke vermaning wordt voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door je gebed.”[12]

In Kana in Galilea, ziet Maria dat de wijn op is, en dat de vreugde van de pasgetrouwden daardoor kan worden geschaad. Als een goede observator, onderneemt ze een “moederlijke vermaning”. Maria zoekt naar een oplossing; ze praat met Jezus en met de bedienden. Een broeder of zuster op deze manier helpen betekent dat ze van Christus voor hen de beste wijn verkrijgen. En dit wordt bereikt door slechts zielen naast Hem te plaatsen, met Jezus over hen te praten, aangezien degene die het meest van ze houdt degene is die de actie heeft ondernomen om ze te redden.


[1] H. Jozefmaria, De Weg, 463.

[2] Paus Franciscus, Angelus, 10 januari 2021.

[3] Bisschop Javier Echevarria, Memoria del Beato Josemaria Escrivá, Rialp, Madrid 2000, p. 127.

[4] Mgr. Fernando Ocáriz, Pastoral Letter, 1 november 2019, no. 16.

[5] Paus Franciscus-Kardinaal Bergoglio, 10th Ordinary General Assembly of the Synod of Bishops, 2 October 2001.

[6] H. Jozefmaria, Notes from a family get-together, 18 October 1972.

[7] Mgr. Fernando Ocariz, Pastoral Letter, 28 October 2020, no. 6.

[8] Benedict XVI, Message for Lent 2012, no. 1.

[9] St. John Chrysostom, Homiliae in Matthaeum, no. 60, 1.

[10] De H. Jozefmaria zei dat de leden van het Opus Dei een heel brede variëteit aan manieren van zijn kunnen hebben. Hoewel het “algemene wezenskenmerk” het streven naar heiligheid is, zijn er “heel verschillende (autonome) eigenschappen die overeenkomen met de variëteit van hun karakters en temperamenten, en zelfs met de verschillende paden waarop Jezus hun zielen zal leiden” (Intimate Notes, no. 511).

[11] H. Jozefmaria, Notes from a family get-together, 21 May 1970.

[12] Bisschop Javier Echevarria, Memoria del Beato Josemaria Escrivá, Rialp, Madrid 2000, p. 128.

Diego Zalbidea