De paus kondigde ook het thema van de negentiende Wereldjongerendag in 2004 aan: “Wij willen Jezus zien”, en van de twintigste in 2005 in Keulen: “Wij zijn gekomen om hem te huldigen.”
“Voor zijn dood”, aldus de paus, “biedt Jezus de apostel Johannes zijn meest waardevolle gave aan: zijn moeder Maria. Het zijn de laatste woorden van de Verlosser, die daardoor op plechtige wijze zijn geestelijk testament vormen. (…) Maria, de Moeder van God vanaf het eerste moment van de Vleeswording, wordt aan het laatste einde van het leven van haar zoon Jezus de moeder van alle mensen.”
Johannes Paulus II herinnert de jongeren eraan dat zij nooit alleen zijn. Zij kunnen zich altijd tot Maria richten “in eenzaamheid, mislukking, ontgoocheling in het persoonlijke leven, bij de moeilijkheden in de wereld van de volwassenen of in het beroepsleven, bij scheiding of overlijden in de familie, maar ook bij de oorlogen of de dood van onschuldige mensen.” De paus herinnert de jongeren aan zijn spreuk “Totus Tuus” en zegt: “In mijn leven heb ik steeds de liefdevolle en doeltreffende aanwezigheid ervaren van de moeder van de Heer.”
Johannes Paulus II vraagt de jongeren om altijd en overal een christen te zijn, want “het christendom is niet een of andere mening. (…) Het is Christus, een Persoon die leeft!” De paus nodigt hen uit om Christus door Maria te leren kennen en beminnen en door de rozenkrans te bidden. “Schaam je niet om de rozenkrans alleen te bidden, op weg naar school, naar de universiteit of naar het werk, op straat of in het openbare vervoer. Bidt hem samen in groepen, bewegingen en verenigingen. Aarzel niet voor te stellen om hem thuis te bidden.”
“Alleen Jezus kent jullie hart en jullie diepste verlangens”, sluit de paus af. “De mensheid heeft dringend het getuigenis nodig van vrije en moedige jongeren die tegen de stroom in durven gaan en die met kracht en enthousiasme hun eigen geloof in God, de Heer en Verlosser, durven verkondigen.”
