Wat zegt de Kerk over ecologie?

Verontrusting over de aantasting van de natuur is een van de kenmerken van onze tijd. Dit artikel verzamelt enkele leerstellige bronnen met betrekking tot de visie van de Kerk op zorg voor de schepping

Inhoud

1. Wat zegt de Kerk over ecologie?
2. De ecologie in de Schrift en in de leer van de Kerk
3. De noodzaak van ecologische bekering
4. Laudato si' en integrale ecologie


“Wat voor soort wereld willen wij doorgeven aan hen die na ons zullen komen, aan de kinderen die aan het opgroeien zijn? (...) Wij moeten ons realiseren dat de waardigheid van onszelf op het spel staat. Wij zijn de eerste belanghebbenden om een planeet door te geven die bewoonbaar is voor de mensheid die na ons zal komen. Het is een drama voor onszelf, omdat dit verwijst naar de betekenis van onze doorgang op deze aarde” (Paus Franciscus, Laudato si', nr. 160).

1. Wat zegt de Kerk over ecologie?

Grote bezorgdheid over het in stand houden van de ons omringende natuur is een van de tekens van onze tijd en de inzichten van de Kerk over dit onderwerp zijn sinds het Tweede Vaticaans Concilie in de Katholieke sociale leer terug te vinden

De Katholieke visie, gebaseerd op de Bijbel, stelt de geschapen mens voor als een bestaan dat innerlijk superieur is aan de natuur. De zeggenschap ervan is aan de mens toevertrouwd om de volledige menselijke ontwikkeling te bevorderen. Maar de mens heeft dominantie in opdracht van God, als hoeder van de goddelijke schepping, en daarom is de heerschappij van de mens niet absoluut. God heeft de wereld aan de mens toevertrouwd om deze op verantwoorde wijze te beheren, om volledige en duurzame welvaart te garanderen. Keuzes en handelingen met betrekking tot ecologie (dat wil zeggen het gebruik van de door God geschapen wereld) zijn dus net zo onderworpen aan de morele wet als alle andere menselijke keuzes.

De relatie tussen persoon en wereld is een beslissend onderdeel van wie hij is. Deze relatie komt voort uit de nog diepere eenheid met God (vgl. Compendium van de Sociale Leer van de Kerk, nr. 452). Toen God de mens schiep, gaf Hij hem de verantwoordelijkheid om voor de natuur te zorgen en vertrouwde Hij hem de taak toe om door zijn handen en voeten bij te dragen aan de compleetheid van de schepping (vgl. Gen 1,26-29).

De Christelijke antropologie brengt ons tot het inzicht dat de ecologische achteruitgang een gevolg is van de erfzonde; onze verhouding met de natuur is beschadigd. De ondervinding leert dat de technische vooruitgang negatieve gevolgen kan hebben voor de ons omringende natuur. Daarom beschouwt de Kerk de ecologische crisis niet alleen als een uitdaging op technisch-wetenschappelijk niveau, maar ook als een moreel probleem: de mens vergeet de eerbied die verschuldigd is aan de schepping en aan de Schepper. Christenen zijn geroepen om te werken voor het Koninkrijk van de Hemel tegen de achtergrond van tijdelijke verhoudingen, in de overtuiging dat hoe meer onze mogelijkheden toenemen, hoe groter onze persoonlijke en gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt (vgl. Gaudium et Spes, 34).

Mediteren met de heilige Jozefmaria

De leringen van de heilige Jozefmaria drukt de Christelijke boodschap uit in de taal van de ecologie. Ze nodigen ons uit tot een hartstochtelijke liefde voor de schepping en voor de wereld en prediken een spiritualiteit die erop gericht is alle tijdelijke structuren van binnenuit te heiligen om ze tot hun volheid in Christus te brengen, een kernpunt dat het milieuprobleem inzichtelijk maakt.

God heeft nu niet minder macht dan in vroegere tijden, ook is zijn liefde voor de mensen niet minder geworden. Ons geloof leert ons dat de hele schepping, de beweging van de aarde en de hemellichamen, het goede dat de mensen doen, de vooruitgang in de geschiedenis, in één woord dat alles van God komt en op Hem is gericht. (Christus komt langs, nr. 130).

Hij brengt het heil en niet de vernietiging van de natuur. Laten wij van Hem leren dat het niet christelijk is ons slecht te gedragen tegenover de mens, schepsel van God, gemaakt naar zijn beeld en gelijkenis. (Vrienden van God, nr. 73).

De Heer wil dat wij, zijn kinderen, die de genade van het geloof hebben ontvangen, de oorspronkelijke optimistische visie op de schepping uitdragen; de 'liefde voor de wereld' die in het christendom besloten ligt. Daarom mag het jou nooit ontbreken aan enthousiasme bij je werk, of aan inzet bij de opbouw van de aardse stad. (De Smidse, nr. 703)

2. De ecologie in de Schrift en in de leer van de Kerk

Al in Genesis vinden we het centrale punt in de overwegingen van de Kerk over ecologie: de mens, geschapen naar het beeld van God, “heeft de opdracht gekregen om de wereld te besturen in rechtvaardigheid en heiligheid” (Gaudium et Spes, nr. 34). God heeft dus de zorg voor dieren, planten en andere natuurlijke elementen aan de mens toevertrouwd. Het is geoorloofd om ze te gebruiken voor legitieme doeleinden, zoals voedsel, kleding, werk of onderzoek, altijd binnen redelijke grenzen en met het oog op de zorg voor en het redden van mensenlevens (vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 2417). Het gebruik van de natuur moet altijd gepaard gaan met respect, omdat de wereld geschapen is door God, haar enige eigenaar, die alles wat geschapen is als goed beschouwde.

In het Nieuwe Testament komt Jezus naar de wereld om de orde en harmonie te herstellen die door de zonde waren vernietigd. Door de relatie van de mens met God te herstellen, verzoent Jezus Christus ook de mens met de wereld. Hoewel het uiteindelijke doel van de mens het Koninkrijk der Hemelen is, zijn de eerste vruchten van die nieuwe hemel en die nieuwe aarde op mysterieuze wijze al hier, zichtbaar in onze wereld. Christenen, die het verlossingswerk voortzetten, houden zich bezig met het vervolmaken van deze aarde, vooral voor zover dit kan bijdragen aan de vooruitgang van de menselijke samenleving.

Dit standpunt is ook verdedigd door de grote heiligen van de Kerk, waaronder de heilige Filippus Neri en de heilige Franciscus van Assisi (die door Johannes Paulus II is uitgeroepen tot beschermheilige van de ecologie) als voorbeelden van zachtmoedigheid jegens de natuur.

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie hebben alle Pausen Christenen aangespoord om zorg te dragen voor de schepping: De heilige Paulus VI verwelkomde het initiatief van de Verenigde Naties om een Wereldmilieudag uit te roepen en nodigde mensen uit om zich bewust te worden van deze kwestie. De heilige Johannes Paulus II waarschuwde zowel voor de verleiding om de natuur als een object van verovering te zien als voor het gevaar om “de hoogste verantwoordelijkheid van de mens” te elimineren door de waardigheid van alle levende wezens gelijk te stellen. Bovendien bevat de Catechismus van de Katholieke Kerk verschillende punten over respect voor de integriteit van de schepping (2415-2418).

Benedictus XVI werkte het thema ook uit in zijn encycliek Caritas in veritate (nr. 48-52), waarin hij eraan herinnert dat “De bescherming van het milieu, van hulpbronnen en van het klimaat vereist dat allen die op internationaal vlak verantwoordelijkheid dragen gezamenlijk handelen en bereid zijn te werken in goed vertrouwen, in overeenstemming met de wet en in solidariteit met de zwakste regio’s van onze planeet.”

Paus Franciscus heeft tijdens zijn pontificaat veel energie gestoken in het bevorderen van het ecologisch bewustzijn, zowel door zijn encycliek Laudato si', Over de zorg voor ons gemeenschappelijk huis, als door talrijke audiënties en toespraken.

Kortom, de Kerk is zeer geïnteresseerd in de relatie van mensen met hun natuurlijke leefomgeving, net zoals ze geïnteresseerd is in alle aspecten van het menselijk leven en haar verhouding tot God: “De natuur geeft uitdrukking aan een plan van liefde en waarheid. Ze is er eerder dan wij en wordt ons door God geschonken als levensruimte. Zij spreekt tot ons over de Schepper (vgl. Rom 1,20) en over Zijn liefde tot de mens. Ze is ertoe bestemd aan het einde der tijden met Christus “verenigd te worden” (vgl. Ef 1,9-10; Kol 1,19-20). Zo is ze ook een 'roeping'” (Caritas in veritate, 48). De natuur is niet belangrijker dan de mens, maar maakt zeker deel uit van Gods plan en moet als zodanig beschermd en gerespecteerd worden.

3. De noodzaak van ecologische bekering

Het gedrag van mensen ten opzichte van de natuur, zoals hierboven uiteengezet, moet worden geleid door de overtuiging dat de natuur een geschenk is dat God in hun handen heeft gelegd.

Daarom zegt de Kerk dat we ons moeten realiseren, dat het gebruik van de goederen van de aarde een aansporing is voor de hele mensheid.

Omdat het ecologische vraagstuk de hele wereld aangaat, moeten we ons allemaal verantwoordelijk voelen voor een bestendige ontwikkeling van onze planeet: het is een gemeenschappelijke opdracht om een gedeeld goed te respecteren (zie Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 466; Caritas in veritate, nrs. 49-50).

Deze verantwoordelijkheid strekt zich niet alleen uit tot de zorgen van het heden, maar ook tot die van de toekomst (vgl. Compendium van de sociale leer van de Kerk, nr. 467). Uiteindelijk kunnen we niet spreken van een houdbare ontwikkeling zonder solidariteit tussen generaties (vgl. Laudato si', nr. 159).

4. Laudato si’ en integrale ecologie

In Laudato si' gaat Paus Franciscus in op kwesties als klimaatverandering, het watervraagstuk, het verlies aan biodiversiteit, sociale achteruitgang, technologie, de gemeenschappelijke bestemming van goederen, globalisering, rechtvaardigheid tussen generaties en de dialoog tussen religie en wetenschap.

Bovendien stelt de paus voor om na te denken over de verschillende aspecten van een integrale ecologie, die duidelijk de menselijke en sociale dimensies omvat (vgl. Laudato si', nr. 137 - 162).

Bezorgd over het complexe verband tussen milieucrisis en armoede, aangezien de achteruitgang van het milieu vooral de meest achtergestelden treft, benadrukt de paus de noodzaak om zich te laten leiden door criteria van rechtvaardigheid en naastenliefde op ecologisch, sociaal, cultureel en economisch gebied.

Paus Franciscus moedigt ons ten slotte aan tot een ecologische bekering “die met zich meebrengt dat zij alle gevolgen van de ontmoeting met Jezus naar voren laten komen in de relatie met de hen omringende wereld. Het beleven van de roeping behoeders van Gods werk te zijn is een wezenlijk onderdeel van een deugdzaam bestaan, het is niet iets optioneels en evenmin een secundair aspect van de Christelijke ervaring."(Laudato si', nr. 217).