Strijd, nabijheid, missie (17): "Zie daar uw moeder": Maria op onze weg naar heiligheid

Zoals moeders vaak doen, gaat Maria ons voor op de weg. Zij voelt aan wat wij nodig hebben en bereidt het voor ons voor, vaak zo discreet dat we het nauwelijks beseffen.

“Zie daar uw moeder” (Joh. 19,27). Toen Jezus deze woorden, stervend aan het kruis, tot Johannes en Maria sprak, onthulde Hij hun iets diep en werkelijk: “wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld” (Mt. 13,35). Hij reikte hun geen symbolische eretitel aan: Maria is werkelijk onze Moeder en wij zijn haar kinderen.

“Maria’s moederschap maakte door het mysterie van het kruis een onvoorstelbare sprong: de moeder van Jezus werd de nieuwe Eva, de bron van nieuw en eeuwig leven voor ieder mens die ter wereld komt, omdat haar Zoon haar verbond met zijn verlossende dood.”[1] Op dat plechtige en pijnlijke moment laat Jezus zien hoe groot het onmetelijke geschenk is dat Hij ons heeft gegeven door mens te worden. God doet geen half werk: waar Hij binnenkomt, gaat Hij tot het uiterste. Hij is onze menselijkheid binnengegaan en heeft die vervuld met Zijn genaden; en een van de grootste is dat wij, samen met Hem, kinderen zijn van haar die gezegend is onder alle vrouwen (vgl. Lc. 1,42).

Zoals het een misvatting is om in de Hemelvaart een Jezus te zien die zich van ons verwijdert, en de sacramenten te begrijpen als slechts een troost voor die ‘afstand’, zo is het eveneens onjuist te denken dat de tenhemelopneming van Maria haar moederlijke nabijheid tot haar kinderen zou verminderen.
“Maria werd met lichaam en ziel opgenomen in de glorie van de hemel en is met God koningin van hemel en aarde. Betekent dit dat zij ver van ons verwijderd is? Integendeel. Juist doordat zij bij God is en in God, staat zij heel dicht bij ieder van ons. Toen zij op aarde leefde, kon zij maar bij enkele mensen in de buurt zijn. Maar nu zij in God is, die ons nabij is — ja, die zelfs ‘in’ ieder van ons woont — deelt Maria in deze nabijheid van God. Doordat zij in God en met God leeft, is zij dicht bij ieder van ons, kent zij ons hart, hoort zij onze gebeden en kan zij ons bijstaan met haar moederlijke goedheid.”[2]

Het Evangelie vertelt ons slechts weinig over het leven van onze Moeder, maar elke gebeurtenis die wordt vermeld, is voor haar kinderen rijk aan betekenis: elk ervan is een venster waardoor we iets van haar leven en persoon mogen zien, zodat onze liefde voor haar groeit en ons kind-zijn verdiept. Wanneer we deze passages overwegen, ontdekken we bij haar drie fundamentele houdingen: Maria ontvangt Christus, zij beschouwt Hem, en zij geeft Hem door. En vanuit haar nabijheid tot God oefent zij nu haar moederschap uit door ons langs dezelfde weg te leiden. Door Maria gaan wij altijd naar Jezus, en door haar keren wij steeds weer tot Hem terug.[3] En met haar brengen wij Hem ook naar alle mensen.

Ja, zo is het - en zo zij het

Op die dag in Nazareth, die zo gewoon leek als alle andere, kon de heilige Maria niet vermoeden hoezeer haar fiat de grootste daad van geloof en gehoorzaamheid uit de geschiedenis zou worden. Het werkwoord waarmee zij de engel antwoordde — vertaald als fiat, “moge het gebeuren” — staat in het Griekse origineel van Lucas (génoito) in een vorm die het verlangen van het hart uitdrukt om iets te laten gebeuren (vgl. Lc. 1,38). Toch zei onze Moeder eigenlijk geen fiat of génoito. Het woord dat het nauwst aansluit bij wat Maria werkelijk uitsprak, is het Joodse “amen”. Zo sprak een Jood wanneer hij tegen God ‘ja, zo zij het’ wilde zeggen. De wortel van dit Hebreeuwse woord drukt stevigheid en innerlijke overtuiging uit; het bevestigt het gezegde als een vaststaand, stabiel, bindend woord. De juiste vertaling luidt dus: “Zo is het, en zo zij het.”[4]

Maria’s jawoord was echter geen eenmalige gebeurtenis, maar een levenshouding. Vanaf de aankondiging door de engel tot aan het kruis bleef haar hart open voor de wil van God. “Heel haar leven was een pelgrimstocht van hoop, samen met haar Zoon, de Zoon van God; een pelgrimstocht die haar, door kruis en verrijzenis heen, naar het vaderland bracht: naar de omhelzing van God.”[5] Hoe vaak vraagt de Heer ook van ons een persoonlijk “Amen, laat uw woord in mij geschieden.” Hoe vaak wacht Hij ons op met open armen, zoals een vader die zich buigt en zijn kind tot zich roept. Laten we Hem zonder voorbehoud binnen in onze gedachten, onze keuzes, onze daden? Laten wij ons door Hem omhelzen?

Het is dan ook geen toeval dat wij bij het ontvangen van het eucharistische Lichaam van Christus “Amen” zeggen. Zoals Maria het Woord ontving opdat het vlees zou worden in haar schoot, zo ontvangen wij het opdat het in ons zou groeien en leven. “Er is daarom een diepe overeenkomst tussen Maria’s jawoord bij de aankondiging van de engel en het ‘amen’ dat iedere gelovige uitspreekt bij het ontvangen van het Lichaam van de Heer.”[6] Laten we Hem met dezelfde “zuiverheid, nederigheid en toewijding” ontvangen waarmee onze Moeder Hem voor het eerst ontving — en altijd ontvangt.

Alles in het hart verenigen

Contemplatie is een tweede fundamentele houding in Maria’s leven, en ook daarin wil onze Moeder ons ook voorgaan. “Contemplatief zijn hangt niet af van de ogen, maar van het hart. En hier komt het gebed in het spel, als een daad van geloof en liefde, als de ‘ademhaling’ van onze relatie met God.”[7] In de evangelies spreekt Maria weinig, zeker in verhouding tot haar rol in de verschillende gebeurtenissen. Vanaf het bezoek van de herders in Bethlehem tot aan het kruis bewaart zij de mysteries van haar Zoon in haar hart en overweegt ze (vgl. Lc. 2,19).

In de stilte van Nazareth, in het gebed van Kana, tijdens het openbaar leven van Jezus: overal zien we een Moeder die mediteert, die observeert, die zich laat vormen door de aanwezigheid van haar Zoon. Op de weg naar Golgotha stellen we ons gemakkelijk die ontmoeting voor tussen Moeder en Zoon, wanneer “Maria naar Jezus kijkt met onmetelijke liefde, en Jezus naar zijn Moeder kijkt; hun ogen ontmoeten elkaar, en beiden storten hun smart in elkaars hart uit.”[8] En op de stralende ochtend van Pasen, vervuld van de glorie van de Verrezene, weerspiegelt zij reeds de luister van de Kerk,[9] die leeft “in haar kwetsbare leden (…). Velen van hen zijn vrouwen, zoals de oude Elisabeth en de jonge Maria; vrouwen van Pasen, apostelen van de verrijzenis.”[10]

De contemplatieve blik — die ademhaling van de ziel — helpt ons stap voor stap te begrijpen wat zich in ons leven afspeelt en wat God van ons vraagt. “Dat is wat het evangelie tot uitdrukking brengt in de blik van Maria, die keek met haar hart. In het evangelie vormen de beste uitdrukking van wat een hart denkt, de twee passages bij de heilige Lucas die ons zeggen dat Maria "al deze woorden in haar hart bewaarde (syneterei) en ze overwoog (symballousa)" (cfr. Lc 2,19.51). “En wat Maria bewaarde, was niet alleen "de scène" die zij zag, maar ook wat zij nog niet begreep en toch aanwezig en levend bleef, erop wachtend dat alles in het hart samengevoegd zou worden.”[11]

Zoals kleine kinderen die een moeilijke taak nog niet aankunnen, kunnen wij altijd rekenen op onze Moeder om ons op deze weg van contemplatie te begeleiden. “Maria spreekt met ons, zij spreekt tot ons; zij nodigt ons uit om het Woord van God te kennen, het Woord van God lief te hebben, met het Woord van God te leven en met het Woord van God te denken.”[12] Als wij haar onze hand geven, schenkt zij ons geduld met wat wij niet begrijpen en helpt zij ons de schijnbaar losse draden te verbinden — zoals in die tekeningen waarin pas na veel geduld het geheel zichtbaar wordt.

Altijd Jezus blijven geven

Vanaf het begin van haar moederlijke roeping begrijpt Maria dat Jezus een schat is die ze met iedereen moet delen. De Heer heeft aan haar grote dingen gedaan (vgl. Lc 1,49), niet voor haar eigen eer, maar voor het welzijn van de hele mensheid. De vreugde van het Magnificat weerspiegelt haar diepe ervaring van goddelijk kindschap: Maria voelt de overvloedige liefde van de Vader die haar vervult en haar het meest kostbare toevertrouwt dat Hij heeft, zijn geliefde Zoon. Meer dan enig ander mens vóór of na haar weet zij wat het betekent om door God bemind te worden — en die overvloed drijft haar ertoe iedereen naar Jezus te brengen.

Maria blijft haar Zoon altijd geven: als kind toont zij Hem aan de herders en de wijzen (vgl. Lc 2,16-20; Mt 2,10-11); zij legt Hem in de armen van Simeon en Anna (vgl. Lc 2,25-38); zij laat Hem zo vrij dat Hij zelfs in Jeruzalem achterblijft; zij ‘veroorzaakt’ het wonder te Kana en nodigt iedereen uit naar Hem te luisteren (vgl. Joh 2,3-5). Zij laat Jezus zijn zending vervullen, ook wanneer zijn verwanten Hem willen tegenhouden (vgl. Mt 12,46-50); en aan de voet van het kruis aanvaardt zij de wil van de Vader, zich samen met Jezus gevend voor de hele mensheid (vgl. Joh 19,25). Men kan zich makkelijk voorstellen hoe zij na de Hemelvaart, in gesprekken vol van Jezus, de leerlingen heeft bemoedigd… zoals zij dat ook met ons wil doen, en met allen die — zoals de geliefde leerling — haar in hun huis en in hun leven opnemen (vgl. Joh 19,27).

Ieder is op zijn manier een kind

De heilige Jozefmaria vertelde eens over een bezoek aan Sevilla tijdens de Goede Week: “De broederschappen trokken al door de straten… Toen ik al die mensen zag, die vrome mannen die in processie meeliepen om de Maagd te begeleiden, dacht ik: dít is boetedoening, dít is liefde. Het was prachtig. Ik weet niet meer welk beeld van de Maagd het was… De juwelen en de lichten deden er niet toe; het ging om de liefde, om de saetas, de lofzangen — om alles! Ik stond daar, verzonken in gebed, alsof ik in de hemel was. Toen tikte iemand mij op de schouder. Ik draaide mij om en zag een man uit het dorp die zei: ‘Vader, deze is niets waard; die van ons is de enige die telt!’ Eerst schrok ik, het leek bijna godslasterlijk. Maar toen dacht ik: hij heeft gelijk. Als ik foto’s van mijn moeder laat zien, zeg ik ook — al vind ik ze allemaal mooi —: dít is de beste.”[13]

Ook wij hebben elk ons eigen, ‘beste’ beeld van onze hemelse Moeder. Dat hoeft geen afbeelding te zijn: het kan een persoonlijke manier van tot haar spreken zijn, een vertrouwde manier om haar onze vreugden en zorgen toe te vertrouwen. “Elke christen kan, terugkijkend, de geschiedenis van zijn relatie met de Moeder in de hemel reconstrueren: met concrete momenten, plaatsen, mensen; met gunsten waarvan we weten dat ze door Onze-Lieve-Vrouw zijn verkregen; met ontmoetingen die een bijzondere betekenis hebben. Zo ontdekken we dat de liefde die God ons door Maria schenkt de diepte van het goddelijke heeft, en tegelijk de tederheid en warmte van iets heel menselijks.”[14]

Zoals moeders dat vaak doen — maar dan nog subtieler — gaat Maria ons voor op de weg. Zij voelt aan wat we nodig hebben en bereidt het voor, vaak zo discreet dat we het nauwelijks merken. En hoewel het haar vreugde doet wanneer we haar danken voor haar moederlijke zorg, blijft zij voor ons zorgen, ook als we dat vergeten. Heilige Maria, wij weten dat u het zult doen, maar het doet ons zo goed u erom te vragen: iter para tutum — bereid ons een veilige weg voor.


[1] Paus Leo XIV, Homilie, 9-06-2025.

[2] Paus Benedictus XVI, Homilie, 15-08-2005.

[3] Vgl. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 495.

[4] Vgl. R. Cantalamessa, L’anima di ogni sacerdozio, Ancora, Milaan 2014, p. 53 (El alma de todo sacerdocio, Monte Carmelo, Burgos, 2010).

[5] Paus Leo XIV, Angelus, 15-08-2025.

[6] Heilige Johannes Paulus II, encycliek Ecclesia de Eucharistia, nr. 55.

[7] Paus Franciscus, Audiëntie, 5-05-2021.

[8] Heilige Jozefmaria, De Kruisweg, vierde statie.

[9] Vgl. Sedulio, Carmen paschale, 5, nrs. 358-364.

[10] Paus Leo XIV, Homilie, 15-08-2025.

[11] Paus Franciscus, encycliek Dilexit nos, nr. 19.

[12] Paus Benedictus XVI, Homilie, 15-08-2005.

[13] Woorden van de heilige Jozefmaria, opgenomen in A. Sastre, Tiempo de Caminar, Madrid, Rialp 1989, p. 312.

[14] Heilige Jozefmaria, “Recuerdos del Pilar”, in Escritos Varios: Edición crítico-histórica, Rialp, Madrid 2018, p. 275.

Giovanni Vassallo – Carlos Ayxelà