‘Kinderen helpen en geven wat ze niet hebben’

Zoetermeer - Ellen Smits en Petra en Bernadette Lexmond gaan naar Polen om hun zomervakantie te besteden aan hulp in een tehuis voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte jongens en mannen. Ze geven hen eten, helpen bij bewegingsoefeningen en spelen met hen. Aandacht die de bewoners van het arme tehuis gewoonlijk niet krijgen. Het vrijwilligerswerk gaat uit van jeugdclub De Borcht uit Amsterdam, een initiatief van het Opus Dei.

“Het is niet alleen werk. We maken ook uitstapjes. Na het werk praten we dagelijks met onze leidsters over onze ervaringen”, zegt Bernadette. Bernadette weet wat haar te wachten staat. Zij was verleden jaar ook al in Krakau. “Ik heb zo veel blije gezichten gezien en tranen bij het afscheid. Buiten het tehuis hebben we bejaarden bezocht en liedjes met hen gezongen. In het tehuis zat ik op de kinderafdeling. Het bleken hele eenzame jongetjes. Voor het eerst zag ik een spastisch kind dat in zijn rolstoel zat te knoeien met zijn eten. Het maakte me een beetje bang, maar ik dacht: ik moet iets doen, ik ben er voor hen. Zo ben ik er gewoon overheen gestapt en na een half uurtje gezellig spelen voelde het allemaal al heel normaal.”

Onervarenheid en een beetje angst in het begin schrikt Ellen, Bernadettes vriendin van zangschool, niet af om mee te gaan. In tegendeel. “Bernadette had zulke enthousiaste verhalen en het lijkt me een interessante ervaring. Vooral omdat ik later in de zorg wil werken. Ik zie het als een goede gelegenheid om te kijken of het inderdaad wat voor me is: die kinderen helpen en geven wat ze niet hebben.”

Ervaring

Onderwijzeres in spé, Petra, ziet het werken met gehandicapte kinderen eveneens als een extra ervaring. Verleden jaar met De Borcht in Nicaragua werd ze al bevestigd dat lesgeven echt iets voor haar is. “We hebben de kinderen in een les over hygiëne een lied aangeleerd hoe ze hun tanden moeten poetsen. Die kinderen was ik eerder al tegengekomen in hun huizen. Ik kende hun leefomstandigheden en ik ben er van overtuigd dat wat ze geleerd hebben blijft hangen.” Onder leiding van een pastoor en tevens burgemeester, die de schrijnendste gevallen aanwees, knapten de vrijwilligers krotwoningen op door een schilderbeurt en het aanleggen van een cementvloer. “Het was voor mij een confrontatie met armoede. Ik ontdekte bij de kledinguitgifte de gehaaidheid en daarom werkten we, heel kinderachtig, met kaartjes. De moeders moesten hun kinderen wel meebrengen, zodat we konden zien dat de kleding paste en de kinderen echt bestonden.”

Er waren meer confrontaties. Petra: “De mannen keken meestal alleen toe als wij zo’n cementvloer aanlegden of hun onderkomens schilderden. Maar een enkeling kwam wel helpen hoor. Alleen kleding hebben zij niet veel gekregen, want zij wilden niet komen passen.”

De drie jonge vrouwen zijn gemotiveerd om hun vakantie voor minderbedeelden in te zetten. “Je geeft je tijd en je bent er voor hen. Dat vind ik wel een mooie gedachte”, zegt Petra, en daarin kunnen Bernadette en Ellen zich goed vinden.

Lydia Gille // Z-Journaal