“Ik ben een kind van degene die de wereld gemaakt heeft”

Eens per jaar, op de zondag het dichtst bij 24 juni voert de eeuwenoude Larense Sint Jansprocessie van de basiliek naar het kerkhof. Honderden zijn bij de organisatie betrokken, duizenden lopen mee of staan langs de route. Een van hen is Daan. In het onlangs over de processie verschenen boek ‘Getuigenis op straat’ vertelt hij zijn verhaal.

Vroeger liep Daan (22) met zijn koor mee in de processie, daarna een aantal jaren niet. Maar sinds zijn twintigste is de student biologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam er weer bij. Een reis naar Rome in 2000 en kennismaking met mensen van het Opus Dei hebben ervoor gezorgd dat hij zijn geloof zeer bewust beleeft. Zo ook de Larense bedevaart. “De Sint Jansprocessie is een vorm van gebed. Ik vind het heel mooi. Met Jezus en een hele groep mensen over straat trekken. Dat is wat ik voel en duidelijk ervaren heb."

“Als ik er op terugkijk", zegt Daan halverwege het interview over zijn periode bij het koor, “had ik geen idee van wat er überhaupt in de kerk gebeurde. Ik had veel meer de insteek dat het leuk en aansprekend moest zijn. Niet omdat ik vroom of gelovig was". Het is alsof hij praat over een jeugdzonde. Iedere vrijdagavond repeteerde hij met het koor Mayeva om, eens in de zes weken, de jongerenmis in de Sint Jansbasiliek voor te bereiden. “In de pauze een kopje thee en heel erg veel drop", zegt hij lachend.

“Eigenlijk ben ik er bij gesleept door Liane, een actief parochielid. Ze was heel direct, en vroeg of ik mee wilde doen. Ik durfde geen nee te zeggen. Buiten de vrijdagavond spraken de koorleden elkaar niet veel, maar je kon na afloop gezellig met elkaar kleppen en we hadden er lol in. We zongen spirituele muziek op poëtische teksten van Huub Oosterhuis. Soms bereidde ik ook de jongerenviering voor samen met Eric Fennis, die in die tijd tot diaken zou worden gewijd. Eric kon goed delegeren en gaf ons veel ruimte voor eigen initiatief."

In die tijd - halverwege jaren negentig- liep hij met het koor mee in de processie. “Het was niet echt een succes, want sommigen hadden andere verplichtingen, waren misdienaar of zaten bij de MCC, het muziekcorps. Meestal was het een half koor en na een paar jaar, ook toen het merendeel uit het dorp vertrok en er te weinig aanwas was, zijn we er mee gestopt. Bovendien had ik daarvoor ook nooit meegelopen. Ik was wel katholiek opgevoed, maar deed er nooit zoveel mee, sloeg wel eens een keer over op zondag, was meer bezig met handbal. Met mijn ouders stond ik meestal wel langs de route te kijken."

Met liefde praat hij over ze. Zijn vader is walsmachinist in de wegenbouw en zijn moeder werkt als onderwijzeres op de basisschool Binckhorst Sint Jan. “Mijn vader kan erg goed omgaan met kinderen. Hij speelt graag didactische spelletjes met ze. Mijn zusje en ik zijn met veel liefde opgevoed. Ik was een erg leergierig kind en hield er van om op te treden en de show te stelen. Na de Goede Herderschool, een klein gebouwtje vlakbij ons huis op de Kostverloren, ging ik naar de internationale school op het Alberdingk Tijmcollege in Hilversum."

Hartje zomer 2000 werd een aantal jongeren van het koor uitgenodigd mee te gaan naar de Wereldjongerendagen in Rome. Een vakantie naar de eeuwige stad leek de aankomend student wel iets. “We vertrokken uit Baarn, maar we zaten nog maar nauwelijks in de bus of we werden al gezegend. Waar ben ik nu in terechtgekomen, dacht ik, gaat dat nog twee weken zo door? We protesteerden en zeiden dat we best mee wilde doen, maar er was een grens. We waren in de eerste plaats gekomen om vakantie te vieren. Er was bij die reis een aantal begeleiders, waaronder pastoor Vernooij, een wat oudere geestelijke uit Soest. Een fantastische man, die ons heel goed begreep. Hij gaf ons de ruimte en liet ons onze eigen dingen doen."

Ze bezochten op de heenreis een aantal bedevaartplaatsen zoals Echternach en Trier. “In La Verna, een geïsoleerde berg van ruim 1300 meter hoog middenin de Apennijnen in Toscane, waar de Heilige Franciscus begin dertiende eeuw de stigmata, de wondtekenen, ontving, werden we in een spiritueel centrum rondgeleid door een Nederlandse minderbroeder Bert. Dat maakte een enorme indruk op me." Zijn houding verandert. Ook de intonatie van zijn stem. Klonken zijn antwoorden eerst schijnbaar onbeduidend, nu komt er meer overtuigingskracht. Zijn ogen lachen.

“Op de reis was er een open sfeer. De groep jongeren tussen achttien en dertig jaar ging heel natuurlijk en vriendschappelijk met elkaar om. Er werd veel gepraat over hoe je je geloof beleefde. Ik had daar nooit, zoals ik al zei, bij stilgestaan of over nagedacht. Toch onbewust, want ik voelde mij ergens katholiek, had ik de behoefte er achter te komen wat dat inhield en voor mij kon betekenen. In Assisi, de geboorteplaats van Franciscus, hoorde ik over hoe radicaal hij zijn armoede beleefde. Dat doe je niet als je niet overtuigd bent van waarin je gelooft, dacht ik. Vaak kwam bij mij op 'die katholieken die zeggen wel heel mooie dingen, maar een beetje hypocriet is het altijd wel. Ze proberen het niet echt zelf te beleven. Jezus kan dan wel de armoede prediken, maar waarom is er dan zoveel rijkdom in de kerken?' In de kerk van Franciscus zag ik alleen een kruis en voor de rest helemaal niks. Hij was duidelijk niet hypocriet en ging er voor. Dat maakte een ontzettende indruk."

Ook de sfeer van vrienden, die er net zo over dachten en de Basiliek met de beroemde fresco's van Giotto, vond hij heel bijzonder. Het vertelde hem over een wereld, waarvan hij niet wist dat die bestond. Daarna kwamen ze in Rome, waar twee miljoen jongeren te gast waren. “Rome is al sfeervol en mooi, maar met zoveel leeftijdsgenoten.", verzucht Daan. “Aan het slot van de jongerendagen was er een avondwake op de Tor Vergata, een heel groot veld buiten Rome. We gingen er met de metro heen, liepen een stuk en overnachtten daar samen met een enorme massa jeugd. Er was een sterk wijgevoel waar veel mensen erg in opgingen, maar zelf had ik twijfels daarin mee te gaan. De Paus kwam aan in een helikopter. Hij werd aangemoedigd met een wave. Hij deed het leuk, er was muziek en hij zat gewoon mee te tikken, terwijl hij toch normaal in de media wordt gepresenteerd als een zwak figuur, die op sterven na dood is. Ik zag dat hij ondanks zijn ziekte energie had. Hij werd enthousiast begroet, ze scandeerden zijn naam." “Giovanni Paolo!", imiteert Daan en hij klapt ritmisch.

Voor Daan was de reis naar een Rome “een krik tussen de deur". Hij was niet echt gelovig, maar werd nieuwsgierig. “Als student biologie was ik inmiddels in aanraking gekomen met het darwinisme. Dat wordt vaak gebracht als een theorie die de schepping overbodig maakt. Dan heb je dus een probleem: hoe kun je als wetenschapper nog gelovig zijn?" Op aanraden van en van de begeleiders op de jongerenreis naar Rome ging hij samen met hem een aantal lezingen bijwonen in Amsterdam. In informele, huiselijke sfeer met een man of vijftien in het studentenhuis Leidenhoven, waar hij tegenwoordig woont. "Daar vertelde een hoogleraar over zwarte gaten en zo, erg interessant, maar ik bleef met mijn vraag zitten of je het darwinisme kon combineren met het geloof. 'Als je het echt wil weten', zeiden ze, 'dan geven we je een cursus over de grondbeginselen van het geloof, en als je weet hoe het geloof in elkaar zit en je weet hoe de wetenschap in elkaar zit dan kun je zelf beslissen of je die twee dingen met elkaar kunt combineren'".

Vragend naar wie 'ze' zijn, antwoordt Daan: “Mensen van het Opus Dei. ('Werk van God') Eens in de twee maanden ging ik er langs en dan kreeg ik les. Ook las ik boeken van de Amerikaan Peter Kreeft, zoals Fundamentals of the Faith . Hij schrijft erg goed, ik ben nog steeds een grote fan van hem. Ik kwam er achter dat wetenschap en geloof helemaal niet tegenover elkaar staan, maar juist aanvullend kunnen zijn." Hij vat samen wat hij in die anderhalf jaar geleerd heeft. “Eigenlijk staat het in de geloofsbelijdenis. Als je die goed doorgrond hebt, en je weet daarnaast wat de sacramenten inhouden, je kent de moraal van de tien geboden, dan kom je uiteindelijk voor de vraag te staan: bestaat God nou 'ja of nee?'. Dat is de sprong van het geloof. Dat is iets dat alleen maar kan komen met die andere belangrijke pilaar, het gebedsleven. Daar hebben ze me in geholpen. Dat moet je echt leren."

“Oefening baart kunst", stelt hij heel nuchter. “Naast het Onze Vader, dat Jezus ons zelf geleerd heeft, het Wees Gegroet en het Eer aan de Vader, moet je leren een gesprek met God te hebben. Dat kan in het begin vreemd zijn om te doen, totdat je merkt dat het effect heeft, dat het je inspireert. Eigenlijk probeer ik van de hele dag een gebed te maken door al mijn werk voor God te doen. Dan merge je alles", klinkt het heel hip. “In een recent interview met kardinaal Simonis in Elsevier staat het heel goed: voor een christen is bidden core business ."

Een discussie over het Opus Dei volgt. Het Opus Dei, gesticht in 1928 door Josemaría Escrivá. Paus Johannes Paulus II richtte het in 1982 op als personele prelatuur van de katholieke Kerk, een soort niet-geografisch bepaald bisdom. 27 jaar na zijn dood werd de Spaanse priester door Johannes Paulus II in een recordtempo heilig verklaard. Het doel van het Opus Dei is de mensen bewust te maken dat zij tot heiligheid geroepen zijn. Daan ontkent ten stelligste wat sommigen beweren, namelijk dat de organisatie reactionair is en dat er jonge academici worden geïndoctrineerd. Voelt hij zich niet gebrainwashed? “Ik vind zoiets altijd een gemene beschuldiging. Die vraag is door mij nooit te beantwoorden. Voor de vragensteller ben je dan al meestal gebrainwashed. Mij is altijd ontzettend veel vrijheid gelaten. Ik kon het nemen zoals het was."

Lid worden van Opus Dei is een christelijke roeping voor het leven. Daan heeft zelfs gekozen voor een celibatair bestaan. Je geeft je woord aan God. “Daardoor ben ik ook meer beschikbaar voor andere mensen", stelt hij praktisch. In de recente bestseller De da Vinci Code , komt een lid van het Opus Dei voor als een monnik die er zware boeterituelen op nahoudt. Het Opus Dei wordt gepresenteerd als 'sekte' binnen de katholieke kerk. Tegenstanders vinden dat de biecht en de lichamelijke versterving daar op wijzen. “Wij zijn lekengelovigen, gewone mensen middenin de maatschappij." zegt Daan. “Het klopt dat we ook boete doen, maar niet zoals dat gepresenteerd wordt. Een klein gedeelte van de leden van het Opus Dei gebruikt de boetegordel, maar zichzelf verwonden zal nooit gebeuren. Overigens is dit helemaal niet specifiek voor het Opus Dei, bekende heiligen als Franciscus van Assisi, Ignatius van Loyola, de pastoor van Ars en Theresia van Lisieux maakten daar allemaal gebruik van. Wij leggen veel meer nadruk op boetvaardigheid door dagelijkse dingen. Je aandacht bij je werk houden kan effectieve boete zijn. Een glimlach ook."

“Het is ook geen sekte," zegt Daan nogmaals met nadruk. “De kerk heeft het Opus Dei altijd goedgekeurd. Kijk eens, in ons studentenhuis wonen ook niet-katholieke studenten. Ze wonen er graag. Iedereen heeft de mogelijkheid aan de cursussen deel te nemen. Sommigen willen dat, anderen niet: even goede vrienden."

Over de biecht is Daan duidelijk: “Ik probeer wekelijks te biechten. Ik ben blij dat ik het mag doen. Het is een weg naar de heiligheid. Mijn doelstelling is om dicht bij God te komen. Dat is wat Jezus ons vraagt. Kijk, wat is nou belangrijk? In het geloof is dat wat de pastoor in zijn preek vanochtend in de Sint Jansbasiliek, hier in Laren, zei, dat 'wij kinderen van God zijn en in Jezus nog meer zijn geworden.' Dat is de soort van waarheid, waar je niet genoeg over kunt nadenken en mediteren. Dat God wil dat wij heilig worden. En Hij ons daarbij wil helpen."

Sinds zijn twintigste loopt Daan weer mee met de Sint Jansprocessie. “Nu doet het me veel meer dan vroeger. Ik vind het echt fantastisch. Het hele dorp werkt er aan mee en pastoor Vriend houdt goed voor ogen waar het om gaat. Dat we met Jezus in het sacrament door de straten trekken, Hem achterna. Als getuigenis naar de wereld. Kijk maar, God is er wel degelijk. Dat je dat als gemeenschap beleeft met zoveel mensen die zich daar voor inzetten. Ik denk dat het is zoals Bisschop Punt van het bisdom Haarlem het mooi heeft verwoord: 'het is iets kleins wat we doen voor God, terwijl Hij zoveel groots voor ons heeft gedaan.' Er zit een groot element van traditie in, het is altijd zo geweest. Net zoals wij toen met dat koor; we gaan er voor en we gaan er iets moois van maken, een gevoel van trots. Dit zijn wij en we laten ons zien. Er zit ook iets radicaals in. Als mensen langs de kant van de weg dat niet snappen; God snapt dat wel, so what..! Die wedstrijd is toch nooit te winnen. We doen het voor God en laat de rest maar praten."

“Johannes de Doper zegt: 'Bekeert u'. Ook in het dagelijkse leven en niet alleen op zondag. Naastenliefde beleven doe je door te bidden voor mensen maar ook door vriendelijk te zijn en interesse in hen te tonen. Ik had nooit gedacht, dat ik me zou bekeren, dat is meer Gods werk. Als mens kun je wel zeggen, ik geloof het wel, maar de zekerheid dat Hij bestaat kan alleen maar als Hij jou optilt en het aan jou laat zien. Het geloof is een genade van God die Hij jou kan geven. Dat moment heb ik sterk ervaren op oudejaarsavond. Ik stond met mijn ouders te kijken naar het vuurwerk. Vroeger was ik daar gek op. Ik vond het nu ook best mooi, maar vergeleken met mijn innerlijke leven, stelde het niks voor. Dat is zoveel intenser. Ik voelde die nacht, ik ben een kind van degene die de wereld gemaakt heeft, die als Vader zijn kind voor eeuwig gelukkig wil maken."

Klik voor meer informatie over het boek 'Getuigenis op straat' op "gerelateerde links".

Leo Janssen