Het belangrijkste werk van de prelatuur is dat van de individuele leden, wat ieder van hen, met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid, binnen zijn of haar mogelijkheden doet. De Afrikaanse leden –God zij dank inmiddels enkele duizenden – spannen zich, net als de leden uit andere delen van de wereld, in de eerste plaats in om hun geloof consequent te beleven. Dit brengt hen ertoe samen met vrienden en collega’s projecten op te zetten om de geestelijke en materiële nood in hun land te lenigen. Zij lijden onder de problemen van AIDS, armoede, tribale rivaliteiten en trachten die op te lossen. Als christenen voelen zij zich midden in de wereld, juist in die wereld, met haar licht- en schaduwkanten, geroepen.
Naast de persoonlijke inzet van de leden, bevordert de prelatuur van het Opus Dei in Afrika talrijke initiatieven, in het bijzonder op educatief en medisch gebied: ziekenhuizen, universiteiten, scholen, opleidingscentra voor de vrouw.
Sinds 1957 zijn leden van het Opus Dei afkomstig uit vele landen naar Afrika gekomen om daar hun beroepswerk uit te oefenen en hun medeburgers te dienen als arts, verpleegster, lerares, ingenieur. Zij hebben de geest van het Opus Dei, de heiliging van de arbeid, verspreid. Vandaag de dag zijn er veel Afrikanen die God op dezelfde manier dienen. Naar mijn mening geeft het beroeps- en apostolisch werk van de Afrikanen zelf, en niet zozeer van de mensen die van buiten komen, de maat van de hoop aan. De perspectieven in Afrika zijn zeker veelbelovend, als wij grondig werken.
Ik zou willen toevoegen dat Afrika veel te bieden heeft aan Europa als het gaat om het overstijgen van de materiële werkelijkheid, de vreugde die de Afrikanen in het dagelijks leven – ook in moeilijke omstandigheden – ten toon spreiden, het communicatievermogen, de gehechtheid aan positieve waarden in gezin en vriendschap, de betekenis van de tijd.
Federico Mandillo, MISNA (Missionary Service News Agency), 3 oktober 2002